GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Frankrijk. Benoeming van bisschoppen voor Elsasz en Lotharingen.

De beide Roomsche bisschoppen van Elsasz-Lotharingen die hun residentie te Straatsburg en Metz hadden, moesten pp bevel van de Fransche regeering het land verlaten.

Nu is het haast niet te gelooven, dat de Fransche regeering voor deze kerkvorsten twee nieuwe bisschoppen benoemd heeft, en dit in overleg of in samenwerking met den paus. Wie had dit van de anti-clericale regeering van Frankrijk ooit kunnen denken? De radicale mannen die in Frankrijk aan het roer zijn, hebben zich op het standpunt geplaatst, dat de kerkelijke belangen van de heroverde provinciëa behoorden behartigd te worden op de manier van vóór 1870, toen men ia Frankrijk van geen scheiding van kerk en staat wist. De vraag is: zal men Elsasz en Lotharingen uit een kerkelijk oogpunt blijven besturen als ware het concordaat met .den paus nog van kracht? Is er wellicht uitzicht dat er in Frankrijk opnieuw een band zal gelegd worden tusschen Kerk en Staat? De oorlog die gevoerd werd heeft uitgewerkt dat de leus »het clericalisme is de vijand", niet meer werd aangeheven, al zal zij in het hart van menigeen wel zijn blijven leven. Zij die de kerk .van Rome getrouw bleven, ook de geestelijken die bij duizenden in het leger werden ingelijfd, hebben zich in Frankrijk's worsteling als te goede Franschen geopenbaa, rd, dan dat men hen als de voornaamste vijanden van de republiek kon blijven beschouwen. Wij beluisterden althans menige uiting in dien geest.

Voor Frankrijk zou het echter, volgens ons, geen weldaad zijn, indien de staat de Roomsche geestelijken en Geref. predikanten weer ging bezoldigen. Wel behooren de Kerken de haar ontroofde goederen terug te krijgen, evenals de bevoegdheid om erfenissen te»aanvaarden.

Rusland. De ervaring van een predikant bij de Bolsjewiki. (IV.)

Mijne vrouw zond mij haar Bijbel en een langen, langen brief, door welken ik van haar krankheid en haar wedervaren vernam. Weder was er reden tot dankbaarheid: zij had van ons huis meer dan eenmaal bericht ontvangen: het ging met ons zoontje Gottiriedel goed; in onze woning huisden en plunderden de rooden, onze eigene dienstmaagden commandeerden en j gedroegen zich als heerscheressen van het huis; mijne schoonmoeder moest zich tot hare kamer bepalen. Ik dankte Ciod er voor, dat mijne vrouw nu goed verpleegd werd; bloedverwanten mochten haar verzorgen; zij was niet te huis in den chaos, die zooveel gevaar met zich bracht.'

Weder vielen er twee offers. Op een avond haalden soldaten den houtvester B. en een Let — zij keerden nooit weder. De oude ouders van den houtvester, die ook gevangen zaten verloren hun laatste, achtste kind. Vier zonen had de griep te voren weggerukt! Diep verslagen zocht ik naar een troostwoord voor de oude moeder; ik schreef voor haar de liefelijkste teksten uit Gods Woord op. Zij dankte mij onder tranen en sprak: »Ik heb goede hoop, dat zij mijn Emil naar het paradijs hebben geholpen. Hij moet in een afscheidsbrief aan vrouw en kind, dien hij in het voorgevoel van hetgeen hen wachtte, geschreven had, uitgesproken hebben, dat hij bereid was om te sterven.«

Den anderen dag moesten gevangenen hem en zijn lotgenoot begraven; de lijken waren ontkleed; in het graf bleef nog ruimte over voor vijf tot zeven personen. Wonderlijk zijn de wegen Gods, sommigen vallen, anderen blijven gespaard. De predikant Heinrichsen aangeklaagd wegens het verraden van het arbeidende volk in 190S, kwam levend van het gerecht terug; wij badden alle hoop, dat hij gespaard zou blijven, opgegeven. Er waren geen getuigen tegen hem verschenen, daarom was de behandeling van de zaak uitgesteld. Maar ik werd in 'het geheel niet voor deze rechtbank geroepen; de rechters, die het voorloopig onderzoek moesten instellen, kwamen onmiddellijk, na het verhoor van mijne vrouw in het ziekenhuis, tot mij en zeiden, dat mijn zaak nog nauwkeuriger moest onderzocht worden. Ik meen, dat de houding mijner vrouw op de rechters, die het voorloopig onderzoek instelden, zulk een indruk gemaakt had, dat zij besloten ons te sparen. »Ik bid voor u«, had zij aan het slot van een lang onderhoud uitgesproken. »Dat is alles blik*, antwoordde een hunner. Maar een ander zeide diep ernstig: »Wij kunnen daarvoor slechts danken, wanneer u het werkeUjk dcet.”

Zoo waren wij predikanten tot op dien dag in het leven gespaard, terwijl toch vijf offers vielen. Vóór hun dood zijn zij nog op dierlijke wijze gekweld en gemarteld, de later opge-' graven lijken leverden daarvoor het bewijs.

Kort daarna werden onze verwanten uit de stad met vier adellijke dames gevangen genomen, ten deele werden zij op de straat gearresteerd. Mijn tante werd bij een huiszoeking, die 16 uur duurde, van al haar linnengoed en bont en levensmiddelen beroofd; men had haar aangeklaagd, dat zij ons levensmiddelen in de gevangenis gezonden had. Nu moesten allen om Christus wille lijden, en zij leden gaarne, met stille waardigheid. Opmerkelijk is het, dat ik nooit van een gevangene een klacht gehoord heb. In mijne herinnering is de tijd, dien wij doorleefd hebben, eene schoone, stille, vredevolle geweest, [trots alle verschrikking en niettegenstaande de vreeselijkste dingen, die wij doorleefden. Wij waren allen een in dè bede: »de wil des Heeren geschiede.» Eiken avond zongen de dames een koraal en »Harre meine Seele*, lazen stukjes uit Conrads »Kraft und Trost*. Wij leefden geheel in hoogere sferen, en God bracht ons genadig op onze hoogten; ieder afzonderlijk, maar ook allen te samen.

Zoo konden wij dan ook doorstaan wat nu volgde: een vreeselijke tweemaal 24 uren zweven tusschen leven en dood, redding en ondergang.

De Duitschers kwamen! De rooden ruimden het veld. Onze, bestiale chef was tot ons geluk de eerste, die op den loop ging. Op 13 Maart des avonds zonderde de cipier alle Duitsche dames, 15 in getal, af met de twee predikanten Wij werden afzonderlijk opgesloten. Weder liepen wij gevaar om met handgranaten gedood te worden, wanneer de Duitsche bevrijders in aantocht waren. Dien nacht sliepen wij niet. Des morgens te vier ure werden wij allen geboden uit de gevangenis te gaan; de dames, de predikanten, de houtvester K. en vier Joden. Zeventig gevangenen liet men aan hun lot over, evenals de zieken in het ziekenfiuis, en een Duitsch soldaat, die in den Windaustrijd gevangen genomen was. Wij candidaten voor den dood, 22 in getal, werden op wagens gepakt en begonnen onzen doodenrit. Nauwelijks had , onze stoet de stad verlaten of een vluchtende soldatentroep omsingelde ons. «Aanstonds doodschieten, niet verder brengen> , klonk het van alle zijden. Maar toch reden wij verder. Aan den rand van den weg was de plaats, waar de door de rechtbank ter dood veroordeelden werden terecht gesteld. Ook daar gingen wij voorbij. Nu werd het ons duidelijk: het ging naar Riga! De dames zonder pelsen, de Joden half naakt, beroofd van kleederen. In mijn hart riep ik: «God! kunt gij dit toelaten! Onderweg bevriezen? > Maar God kan wonderen doen. Want niemand bevroor, al vroor het hard. Oude, ziekelijke dames hielden het uit, hielden het vol op ladderwagens; dwars over de ladders was slechts één plank gelegd om er op te zitten. Zoo moesten wij twaalf uur rijden Niets kregen wij te eten. Toen op een landgoed halt gehouden werd, kwamen wij in een koude waschkeuken, waar men vuur aanmaakte. Goede vrouwen hadden medelijden met de gevangenen en brachten heimelijk brood en eieren. Zij troostten ons met de mededeeling, dat wij niet ver meer gebracht zouden worden, de witten waren in de nabijheid. Doch dit was voor ons uist het grootste gevaar. De rechtbank zou ^ zitting houden en wij doodgeschoten worden. Maar dit gebeurde weer niet. Het gicg verder naar Tuckum. Des avonds werden wij aldaar in de gevangenis gesloten I Wij kregen noch eten noch drinken. Na een onrustigen nacht klonk het des morgens vroeg: „Uit de gevangenis, in rij en gelid, voorwaarts marsch!" Uit de' stad gingen te voet 130 gevangenen, voornamelijk Duitsche Tuckumers, vrouwen, meisjes, kinderen, ieder sleepte zijne zaken mede, hetzij ten doode, hetzij verder. Vrouwen en kranken kunnen toch niet te Voet naar Riga ? Voorwaarts, altijd maar voorwaarts, die niet verder kan, wordt aanstonds doodgeschoten.

Palestina. De paus over de toekomst V an Palestina. *

Paus Benedictus XV heeft zich in het Consistorium te Rome over de toekomst van het Heilige Land aldus uitgesproken:

»En nu deze heilige plaatsen tot aller onuitsprekelijke vreugde aan de macht der Christenen teruggegeven zijn, kan het ons niet onverschillig zijn, welk lot de vredesconferentie voor Palestina heeft weggelegd. Want ongetwijfeld zou onze eigene en aller christensmart groot zijn, wanneer in Palestina de ongeloovigen een bevoorrechte positie zouden krijgen. Dit leedgevoel zou nog sterker zijn, wanneer die verheven plaatsen aan volken zouden toevertrouwd worden die geen christenen zijn. Wij weten bovendien, dat niet-katholjeke vreemdelingen, die over middelen van allerlei aard beschikken, en de ellende en het leed, dat de oorlog over deze streken gebracht heeft, gebruiken om voor hunne leer propaganda te maken.”

Kennelijk is dus Benedictus XV zeer verheugd dat Jerusalem in christelijke handen gekomen is, maar te gelijk ook bezorgd, dat de Engelschen aan de in Palestina wonende Syriërs en Arabieren een bevoorrechte positie zullen geven, gelijk zij het in Indlë en elders ten opzichte van de Mahomedaansche bevolking doen. De paus schijnt het niet onmogehjk toe, dat Jerusalem 6f aan de Joden öf aan de Ajrabieren

overgeleverd wordt. Wanneer hij van niet-Katholieke buitenlanders spreekt, die over middelen van allerlei aard beschikken dan bedoelt hij daarmede Methodistische Amerikanen enz., die in Palestina werken.

Als men in aanmerking neemt dat de Zionisten vurig begeeren op Palestina beslag te leggen, terwijl aan de andere zijde de Christenen zich hebben verheugd dat eindelijk deze gewijde grond in handen van een christen-natie is gevallen, dan is te verstaan dat hoe er ook over het Joodsche land definitief wordt beschikt, dit aan de eene of aan de andere zijde teleurstelling moet wekken. Het is te verstaan, nu in het Oosten van Europa telkens Pogroms tegen de Jqden uitbarsten, dat de Zionisten verlangen dat voor de met moord bedreigden niet alleen een «.toevluchtsoord ia Palestina ontsloten wordt — dat is het immers reeds — maar dat daar een autonome Joodsche staat worde gesticht.

Maar daar staat tegenover dat de Christenen niet gaarne zouden zien, dat wanneer het Heilige Land eindelijk aan de Turken ontrukt is, het den Joden tot een erfdeel zou worden.

In Amerika besloot het grootste deel van de in New-York wonende Joodsche arbeiders en handwerkers, tot het stichten van een »Republiek Palestina" naar het model van de Vereenige Staten van N. Amerika, waarmede natuurlijk gepaard gaat het in groote menigte verlaten van de nieuwe wereld, om in het Joodsche land het vaderland te vinden. Men gevoelt zich in die kringen zeer gesterkt door de verklaring die Japan aan de Zionistische organisaties te Loaden en te New-York gegeven had, dat het 't Zionisiisch-streven welwillend gezind is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 augustus 1919

De Heraut | 2 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 augustus 1919

De Heraut | 2 Pagina's