GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De sociale strijd, die

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De sociale strijd, die

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 18 April 1920.

De sociale strijd, die in onze dagen een zoo albeheerschende positie inneemt in het leven der volkeren en tot zoo geweldige crisissen op economisch en politiek gebied geleid heeft, gaat niet langs het leven der Kerk, maar stelt ook haar voor zeer ernstige vraagstukken, wraarop een antwoord moet worden gezocht.

Voor tweeërlei uiterste heeft men zich evenzeer te wachten. Eenerzijds voor de voorstelling, dat de Kerk alleen geroepen is voor de geestelijke belangen te zorgen; dat haar taak uitsluitend ligt op het terrein van het religieuse leven; dat zij de blijde boodschap van het Evangelie der genade Gods heeft te verkondigen voor zondaren en met deze sociale quaesties zich daarom niet heeft in te laten. Wie dat beweert, vat de taak der Kerk zeker veel te bekrompen en te eenzijdig op. De profeten onder Israel hebben er anÜers over gedacht; ze hebben geen oogenblik geaarzeld ook de sociale misstanden in hun dagen aan te grijpen en daartegen te toornen. En niet alleen de profeten van Israel hebben dit gedaan, maar ook Christus zelf en de Apostelen. Het Woord Gods is een licht niet alleen voor het geestelijke leven, maar ook voor de aardsche verhoudingen. En een Kerk, die dat licht niet deed schijnen ook in onze dagen, zou ontrouw aan hare e roeping 't wezen. Het Evangelie van het Koninkrijk Gods is een zuurdeeg, dat de drie maten meels doorzuren moet. Maar even beslist moet aan de andere zijde de voorstelling gewraakt worden, vooral van Roomsche zijde gegeven, alsof de Kerk als ambtelijk instituut geroepen ware heel het sociale vraagstuk in al zijn breedte en diepte op te lossen en op elk vraagstuk, dat daarbij aan de orde kwam, het juiste antwoord te geven. De groote zedelijke beginselen, die ook het sociale leven beheerschen moeten, kan de Kerk verkondigen en ze moet dit doen, maar vragen als van den achturigen werkdag, van het minimumloon, van de socialisatie der bedrijven enz. behooren niet tot haar terrein. Het is de taak niet van de Kerk als ambtelijk instituut, maar van de vrije organisatiën der Christenen om naar de ordinantiën Gods en hetgeen daaruit volgt voor de regeling van den arbeid te zoeken. En we zijn dankbaar, dat we Christelijke sociale congressen hebben en Christelijke patroons en arbeidersvereenigingen, die op die vragen bij het licht van Gods Woord het antwoord zoeken te geven.

Is het reeds hierbij niet altoos even gemakkelijk de juiste grenslijn aan te geven tusschen hetgeen tot de taak der Kerk als instituut behoort en tusschen hetgeen de vrije Christelijke organisatie heeft te doen, nog moeilijker is de vraag, in hoeverre de Kerk geroepen is niet alleen door de prediking des Woords en door persoonlijk vermaan, maar ook door het middel van de kerkelijke tucht tegen te gaan, wat naar haar oordeel in deze sociale actie verkeerd is of een bedenkelijk karakter draagt.

Al is het volkomen te begrijpen, dat menige Kerkeraad zich afvraagt met het oog op de zeer bedenkelijke en revolutionaire woelingen, die met dezen socialen strijd gepaard gaan in onze dagen, of het niet noodzakelijk is met het middel van de kerkelijke tucht op te treden, toch kan, evenals ook Dr. de Moor dit deed in zijn voortreffelijk referaat op de Wetenschappelijke bijeenkomst 1 Juli 1914 gehouden, niet ernstig genoeg gewaarschuwd worden, dat de Kerk hier met de uiterste voorzichtigheid en behoedzaamheid heeft op te treden, omdat ïkei-kelijke censuur zeker niet het meest geschikte middel is om iemand van dwalingen op oeconomisch gebied te overtuigen, en men vooral moet oppassen geen martelaren te kweeken" (blz. 13). Waarbij ook niet vergeten mag worden, dat een der felste aanklachten van het Socialisme tegen de Kerk is, dat de Kerk alle eeuwen de hechtste steunpilaar is geweest van het > kapitalisme"; dat zij wel voor de rechten der rijken, maar niet voor de rechten der arbeiders is opgekomen; dat zij wel gehoorzaamheid en onderwerping aan het gezag heeft gepredikt, maar nooit het pleit heeft gevoerd voor betere levensvoorwaarden en een menschwaardiger bestaan voor de »slaven van den arbeid." Dat er in die klacht eeh zeker element van waarheid schuilt, kan helaas niet ontkend worden. En die klacht zou nog meer voedsel ontvangen, wanneer de Kerk thans, om nu slechts dit eene voorbeeld te noemen, de leden der Kerk, die door prijsopdrijving en allerlei slinksche handelspraktijken gedurende deze oorlogsjaren zich verrijkt hebben ten koste van het volk, ongemoeid liet, maar daarentegen met^ kerkelijke censuur optrad tegen de arbeiders, die door werkstaking een hooger loon wilden bedingen. Een onrechtvaardige weegschaal is in de oogen des Heeren een gruwel, en dit geldt ook hier.

Hierbij komt in de tweede plaats, dat men bij de oefening van de tucht geen algemeene regelen moet stellen, maar dat die oefening strikt individueel moet zijn en elk geval op zichzelf moet beoordeeld worden. Het gaat daarom niet aan te bepalen, dat ieder die > christen-socialist" zich noemt, of bij de Christen-socialisten zich heeft aangesloten, daarom van de gemeenschap der Kerk buiten te sluiten. Reeds vroeger toen dit vraagstuk in onze Kerken aan de orde kwam, hebben we er daarom op gewezen, dat er onderscheid moet gemaakt worden tusschen ambtsdragers en gewone gemeenteleden, tusschen propagandisten, die met fanatieken ijver hun beginselen verbreiden en degenen, die zich van propaganda onthouden, en er op aangedrongen, dat men liever dan met censuur op te treden, in de publieke bediening des Woords en in de catechisatie en bij het huisbezoek op grond van Gods Woord zou aanwijzen, waarom Christen en socialist nooit saam kan gaan. Natuurlijk zijn er ook hier grenzen. Ons Avondmaalsformulier sluit van het Avondmaal buiten > degenen, die tweedracht, secten en muiterijen in kerk en wereldlijke regeeringen begeeren aan te richten." Wanneer de sociale actie een politieke actie wordt en ten doel heeft het wettig gezag onderstboven te werpen en de dictatuur van het proletariaat uit te roepen, dat kan en mag de Kerk niet dulden, dat hare leden daaraan mede doen. Dan is er rechtstreeksch verzet tegen het gebod Gods, dat allen aan de Overheid, die God over ons gesteld heeft, onderdanig moeten wezen. En de Kerk, die het deelnemen aan zulk een revolutionair verzet bij haar leden duldde en daartegen niet met alle kracht, ook met de kerkelijke censuur, optreedt, zou haar roeping verzaken. Wie de ordinantie Gods wederstaat, kan niet als > geloovige" tot het Avondmaal worden toegelaten.

Zoo is het, om ook op dit voorbeeld te wijzen, zeker uitnemend, dat de Kerk er bij haar leden met ernstig vermaan op aandringt, dat zij zich niet aansluiten bij zoogenaamd neutrale vakorganisaties, maar bij Christelijke arbeidersbonden. Niet alsof op zich zelf het lidmaat zijn van een neutrale vakorganisatie zonde zou wezen. Alleen Gods Woord heeft uit te maken wat zonde is, en noch rechtstreeks noch zijdelings wordt in Gods Woord het lidzijn van een neutrale vakorganisatie verboden. Het vak of beroep, dat men beoefent, ligt zelf op neutraal terrein ; men is geen christelijke bakker, geen christelijke slager, geen christelijke boer, geen christelijke grondwerker, maar bakker, slager, boer, grondwerker, omdat deze vakken geen christelijk karakter dragen. Voorzoover degenen, die zulk een beroep of vak uitoefenen, gemeenschappelijke belangen hebben en deze belangen willen verdedigen, zou er dus op zich zelf geen bezwaar tegen bestaan, dat zij zich in één gemeenschappelijke vakorganisatie vereenigden. Zelfs zou hiervoor pleiten, dat alleen door zulk een organisatie, die allen, welke eenzelfde vak beoefenen, omvatte, de belangen te beter'behartigd konden worden.

Niet in de neutrale vakorganisatie zelf schuilt daarom het verkeerde of zondige element, maar wel daarin, dat deze zoogenaamd neutrale vakorganisaties maar al te vaak met een socialistischen geest zijn doortrokken en het neutrale etiket allien dient om ook onze Christelijke arbeiders te lokken in de socialistische fuik. Dat men daarom van Christelijke zijde met alle kracht er voor ijvert om tegenover deze neutrale organisaties Christel-jke organisaties op te richten en daarin onze arbeiders te vereenigen, heeft onze hartelijke instemming en sympathie. Niet alleen zullen onze arbeiders in deze Christelijke organisaties veel beter bewaard blijven voor verkeerde invloeden, maar het is ook telkens gebleken bij revolutionaire woelingen, hoe alleen van deze christelijke, organisaties kracht tot verweer is te wachten.

Maar hoezeer we daarom begrijpen, dat ook onze Kerkeraden er op aandriügen, dat de leden onzer Kerken zich bij deze christelijke organisaties aansluiten, toch zou het o.i. niet geoorloofd wezen en zelfs zeer beslist afkeuring verdienen, wanneer men door middel van de kerkelijke censuur hierop dwang zou willen uitoefenen. Een dergelijke censuur zou niet alleen onwettig wezen, omdat daarvoor in Gods Woord geen grond te vinden is, maar men zou ook tot verzet uitlokken, en veel meer kwaad dan goed doen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's

De sociale strijd, die

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 april 1920

De Heraut | 4 Pagina's