GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Tot de Gemeente die zalig werd”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Tot de Gemeente die zalig werd”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En prezen God, en hadden genade bij het gansche volk. Èn de Heere deed dagelijks toe tot de gemeente, die zalig werd. Hand. 11:47.

Dat op den Pinksterdag, en op de beide dagen die er op volgden, zich een grooie schare uit de Joden en Grieken te Jerusalem bij de Apostelen aausloot, is naar wat Lukas ons bericht, geen oogenbhk aan twyfel onderhevig. Wat alleen met kon verzekerd worden was, dat de bckeering voor allen die toetraden aanstonds het echte stempel droeg. Daartoe was de geheele actie die te Jerusalem op fle beide Pmkslerdagen volgde, nog te zwevend en te zeer gemengd. Juist daarom echter spreekt het ons zoo toe, dat het bezielende Pmkster-Kapittcl besloten wordt door deze pertinente betuiging: »En de Heere deed dagelijks toe tot de Gemeente die zalig werd."

De stellige verzekering die nier gegeven wordt, sluit uiteraard de mogelijkheid niet uit, dat er schijn-bekeeringen ondcrüoor hepen, geJijfc dit reeas uit den jammer die Auanias ea tJdffira overviel, op zoo onwederlegbare wijze blijkt. Van meet af bleef de twijfel eu de onzekerfteid over meer dan één der eerste bekeeringen hangen. De Kerk van Christus zette van meet af in, gelijk ze sinds alle eeuwen door gebleven is. Ze droeg aanstonds een gemengd karakter, en met weinigen hepen mede, zouder dat ze innerlijk en van God verkoren loi het eeuwige leven waieo toegebracht. Doch wat met mocht ondersteld, en wat geen oogenblik mocht worden aangenomen, was, dat er niet ook in echte bekeering te roemen viel. Toch vereischte du opzettelijke verzekering. De twijfel, üie nimmer geheel was af te wenden, mocht geen oogenbhk alle geloof smoren. Het moest lu den aanvang vast staan, dat de bekeering een reëel karakter droeg, - en dat er metterdaad, na den uitstortiüg van den Heiligen Geest, een wezenlijk in God geheiligde Kerk was opgetreden. Alleen over de grenzen dier Kerk kon onderscheid blij ven heerschen.

Die onzekerheid lag in den aard der zaak. Niet een ieder die in de tempelzaal toetrad, was daarom een uitverkorene. Toch mocht deswege over de sticnting der Kerk geen on-, zekerheid blijven heerschen. En het is om die onzekerheid weg te nemen, dat 't slot van het Pinksierkapittel èr zoo heerlijk vertroostend bij voegt: > Ea de Heere deed dagelijks toe tot. de Gemeente die zalig werdc. Twijfel mocht vaak gerezen zijn, en dat niet allen die zich aanstonds doopen heten, daarom den Doop des Geestes ontvangen hadden, mocht reeds door wat we later van Ananias hooren vast slaan, maar ook zoo toch mocht van algcheele mislukking geen sprake zijn. Dat er van schijn-aansluiting sprake kon wezen, viel niet te verbergen, maar even vast stond, dat de ten eeuwigen leven verkorenen den Geest ontviLgen, en hierdoor het zegel op het Pinksterwonder drukten, dauk zij het genadewerk waarin de Almachtige den roem zijner genade verheerlijkte. Breed was de schare van wie God prezen, en om hun vroom optreden genade bij het gansche volk hadden, maar het geheimnis der zaligmakmg bleef achter het genadebesluit van den Dricëenige schuilen. Eu hierom is 't dat het er zoo uitdrukkelijk bij wordt betuigd: tDe Heere deed dagelijks toe tot de gemeeate die zalig werd.» Nog grooter was het getal van wie toetraden, doch hieronder kon schijn en zelfmisleiding optreden. Hiervan afgezien echter bleef onveranderlijk het wondere werk Gods stand houden en zich doorzetten. Wat ook bij enkele toegebrachten op zelfmisleiding mocht neerkomen, het Genadewerk dat de Heere wrocht en doorzette, zou blijken een eeuwig bestand te hebben. Die de Heere zelf nep en toebratht, zouden straks blijken, voor eeuwig verkoren te zijn.

Nu kan daarom intusschen wat ons hier uit de Pinksterdagen gemeld wordt, nog geenszins geacht worden voor alle Kerken en lijden door te gaan. Reeds het verschil tusschen grootere plaatsen als Jerusalem en kleine dorpen als Nazareth, sprak zich 1 hier zoo sterk uit. Gedurig ontwaren we dit nóg. Er zijn tal van kleinere dorpen, waar men in drie, vier jaren soms van niet ééiiC bekeering het gerucht opvangt. Niet weinige zelfs zijn vaak de bijeen gelegen dorpen, die eer steeds verder van den Chnsius afdolen, en ten slotte alleen door een vreemdeling, die op 't dorp kwam wonen, opnieuw van den levenden Christus hoorden. Meer dan één dorp is zelfs reeds te noemen, waar m 't verloop van een kwarteeuw van hartgrondige bekeering gansch geen sprake meer viel. Van zulke ontaarde toestanden wordt hier echter niet gesproken. Hier toch gaat er vau 's Heeren wcge een stellige verzekering uit, die op tweeërlei wijze een wonderbaar zaligen toestand leekent. Vooreerst toch wordt betuigd dat hier de doorwerkende bekeering dagelijks zou plaats grijpen, en dat alzoo eiken morgen of eiken avond zoekende Joden of Grieken ten eeuwigen leven zouden worden toegebracht. En dan ten andere wordt aanstonds en zulks met alle beslistheid uitgesproken, 'dat de aldus bekeerden en toegebrachten met voorts op eigen paden zouden afdolen, gelijk dit spoedig in de pas gestichte Kerk intrad, maar dat de Heere hen die Hij zahgde, tevens tot de Gemeente zou toebrengen, en wel tot de Gemeente die zalig werd. Het is alzoo niet de latere, als gewoon intredende toestand, die zich nog steeds voortzet, waarvan hier sprake is, maar er treedt een aangrijpende uitzondering in, die rechtstreeks met Pinksteren saamhing. Pinksteren omvatte een zevental dagen tegelijk, en in geheel deze Pmksterweek moest de steUige en onbetwistbare toebrenging tot de Kerken öods doorgaan. Het was een machtig Goddelijk werk der toebrenging, waarvan hier sprake is. Nimmer zou het Pinksteren, gelijk dit nu de verheelijking der genade bracht, terugkeerea. Slechts eenmaal kon de Heilige Geest ter vorming, stichting en heiliging van de Gemeente worden uitgestort. Doch hierbij moest dan ook volstrekte zekerheid heerschen. EQ daarom is het dat de Heere eiken dag opnieuw zijn uitverkorenen ten leven opriep, en, na ze ten leven geroepen te hebben, zelf door zijn almachtige genade, in het eeuwige leven overzette. Het gold hier een werk Gods, dat de Heere van dag tot dag in den kring der Tempeljoden voortzette. De Apostelen kouden ten leven roepen, de reeds bekeerde Christenen konden hun broeders gewinnen, maar 't heilige en onontbeerlijke werk, dat de Heere zelf in die Pinksterdagen wrocht, was de toebrenging eiken morgen en eiken avond tot de schare der uitverkorenen van nieuwe verkorenen, die in de eeuwige zaligheid zouden ingaan.

Hier is alzoo geen sprake van wat, alle eeuwen door, in eiken Kerkdijken kring op nieuw zich herhalen moet. Wat hier zich voordeed, was een ingrijpende gebeurtenis, die nimmer had plaats gegrepen, en zich nimmer herhalen zou. Het was iets eenigs, iets dat nu intrad, en nu het groote wonder wrocht, maar daardoor dan ook een duurzame uitkomst in het leven kon roepen, die een nieuwe heilige, geestelijke kracht in ons menschelijk leven zou doen intreden, en die kracht dan ook, van eeuw tot eeuw, tot aan het einde der dagen bestendigen zou. De alles te bovengaande beteekenis van het Pinksterfeest wordt dan ook door niets zoo scherp aangeduid als door wat ons hier bericht wordt. Met het eenige Pinksterfeest, dat zich nimmer kan noch zal herhalen, is het nieuwe geestelijke Koninkrijk in ons menschelijk leven ingetreden en bevestigd, ja, zoo overwegend in ons geestelijk leven ingezet, dat het van de ure van Petrus' toespraak af van eeuw tot eeuw doorwerkte, en eerst met het einde der huidige bedeeling de Voleinding bereiken zal. We kunnen deswege wat in de eeuwen die tusschen het toenmalig Pinksteren en het nu zich telkens herhalend Pinksteren inliggen, als vrucht en uitwerking eeren van wat toentertijd voor twintig eeuwen plaats greep, mits we nimmer hiervan 't zij aan Petrus, 't zij aan welken Apostel ook de eere geven. Hetgeen hier geschied is, was eeniglijk wat de Heere deed, . > die dagelijks tot de Gemeente toebracht die zalig werd".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 mei 1920

De Heraut | 4 Pagina's

„Tot de Gemeente die zalig werd”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 mei 1920

De Heraut | 4 Pagina's