GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Oom Wouten Co.

De Leestalel was in de vooTlaaitste „Heraut" weer onbetaalbaar. Prof. Greesiixk bespreekt hierin het — men zou in de tegenwoordige overdrijvingstaai zeggen — „iüofe" boekje van 7. A. F. Mörser Bruyns „De verloreïi Stammen Israels, teruggevonden in de volkeren van Europa." Dit product der „nuttige" lettenen brengt hij met de hem eigen „Combinations'gabe" in verband met een zijner vroiegele kennissen: Oom Wout. Maar laat ik hemzielf het woord geven:

Vóór iaren heb ik eens 'n emeritus scbioenenwdnkelier ontmoet; zijn familie noemde hem Oom Woiut.

Nu hij niet meer in sclioenen deed, behoorde het ondel meer, tot zijn liefhebberij in etymologie te doen. Toen ik hem ontmoette was bet juist in de dagen dat ia ons land een Taialen Letterkundig Congres zou worden gehoudea. Oom Wout toonde mij vier cahiers vol van zijn gloed-nieuwe vondsten op het aJgebied der woordafleidingen, ïvcee daarvaini zijn miiji bijgebleven en wel Utrecht = „U bent terecht'' en Zeist - = „Ze is hef'.

Hoe of ik het vond?

Nu, ik vond dit afleiden wel wat zoiidorling, maar overigens 'n onschuldig vermaak, wilde Oom Wout geen verdriet aandoen en zei toen maar: „Verrassend!''

De vier cahiers werden netjes gepiakt in' een mooie schoenen-doos en „aangeteekead"' naar de regelings-commissie verzonden.

Maanden daarna sprak ik Oom Wout weer en eenigszins gepikeerd zei 'hij me, „dat ze er niks geen notitie van hadden genomen; in de kranten had 'hij de „Verslagen"' van het Congres steeds gevolgd, rniaar over zijn , , vondsten" er geen woord van gelezen, en de doos hadden ze hem-niet eens teruggestuurd 1"

OP het gebied der etymologischle methode zie ik 'n sterke overeenfcomist tujsschea den lieer Mörser Bruyns en Oom Wout.

Men moet n.l. weten, dat de heer Mörser Bruyns tot de ontdekking is gekomien, dat de Friezen van Issaschar, de Bataven vaït Zebulon, 'de Denen van Daa stammen. Hiji „bewijist" dit psychologisch en etymologisch, zielkuaiidig en door woondafleiidalng]. Op zijln zielkuffldige sprongen zal ik hem niaaï ' niet volgen. Maar van het etymologische geefL prof. G. de volgende voorbeelden. Issaischar is hetzelfde als , , Fara", vandaaj" Fariiesaka, Fryske, Friezen. In Zebulon lag de Thabor. Men kan dezien stam noemen zoon van den Thabor of Barthabor. En Barthabor staat niet zoo mijlenver van Bataven.

Hier komt mij' ook iets te binnen. De geleerde Becanus was op den inval gekomen, dat het Nederlandsch het meest zuivere overblijfsel van de paradijstaai was. Adam beteekende volgens hem: aaxdman, Eva: ega. Maar met zijn eigen naam was hij' verlegen. Daar kon hij' geen afleiding voor vinden. Dat kwelde hem; zóó, dat zelfs zijh oude dienstbode achter het geheim van zijn hartzeer kwam. Zij redde haar meester uit den brand met de volgende ingenii& use oplossing: Becanus = bek aan neus, een oplossing des te treffender, omdat de neus van den geleerde een sterk gebogen lijn beschreef.

Maar hoe dit zij, onider het lezen van prof. ÖJ's recensie dacht ik bij' mijz'elf: zou dit den heer Bruyns wel ernst zijn ? Indien ©en of ander obscuur uitgevertje het boek het licht had doen zien, was het tot daaraan toe, miaar zou een ujtgeversmaaltschappij als die vaia Sijthoff, die een naam heeft op te houden, er zich toe leenen ? En aan het eind bemerkte ik, dat ook prof. G. denzelfden twijfel koestert. Hij' schrijft: „Ik heb een sterk vermoeden, dat het niet ernstig bedoeld is."

Wat de heer Bruyns in dat geval heeft willen persifleeren weet ik niet. Maar wel heb ik dikwijls dergelijke psychologische en etymologische kunststukjes zien uithalen door de „godsdiensthistoriir sche" school, vooral waar het de verwatïtsohap tusschen Israels en "Babels godsdienst gold. Inderdaad zouden vele geleerden van deze richting wel een N. V. kunnen oprichten onder den naam van: Oom Wout len Co-..

Achteraankomen.

Van den eenen professor aan de Vrije naar den anderen, il n'y a qu' un pas (is' pilaar een stapi).| Gelijk men wieet heeft. prof. Grosheide de redaoteurszetel van Dr. de Moor in „Noor'd-Hollandisch Kerkblad" ingenomen. In een aantal artikelen lichtte hij' zijn lezers, mede op gronid van eigen ervaring, over de Generale Synode in. In het laatste nummer maakt hij de zeer juiste opmerking:

Zulk een Synode is geen bestuurscollege, dat oplegt, ze is een vergadering van kerken, die beraadslaagt eu besluiten neemit over de dingen, die de keiksii samen betreffen. Diaarom moet een Generale Synode — ik zog het opl gevaar at misverstaan to worden •— altijd achteraan komen. Ze kan niet eii ze mag niet opleggen aan al de kerken, wat slechts door een deel der kerken woidt begeerd. Ze mag de kerken den weg wijzen, maar ze heeft te zorgen, dat haar besluiten zóó zij'n, dat ze door de lerken gewillig kunnen worden uitgevoerd. Anders zou de Synode haar karakter verliezen niet alleen, maax zou ze zelf oorzla^k wolden, dat ze het vertrouwen verloor. Het is dan ook volkomen juist gezien, dat ap de Synode in het algemeen gesproken niet gehandeld wordt over voorstellen door de leden der Synode gedaan, maai over ^aken door de Kerken ter Synode gebracht. •

Deze weg is de Geielormeerde weg, ze is ook piioefonderviiidelijk de juiste gebleken. Wat door onze Generale Synode .is besloten heeft op' de instemming der kerken kunnen rekenen en we twijfelen niet of dit zal ook liet geval zjjn met de besluiten der Synode van 1920.

Het is wel mogelijk, dat sommigen dit verkeerd zullen begrij'pen. Maar dan ligt dat heusch aan bmi:

Uitbouw van de Belijdenis.

De grootste verdienste der 'Leeuwarder Synode zal wel hoe langer hoe meer blijken te liggen in haar besluit inza: ke uitbouw der Belijdenis. Ook onder de Gereformeerden in de Hervormde Klerk wordt id.e noodzakelijkheid daarvan ingezien. „De Waarheidsvriend" meent zelfs, dat het prof. 'Visscher van Utrecht in zijn veel besproken reotorale rede daarom alleen te idoen wais. Hij' verdedigt hem:

Prof. Visscher beeft p|as in zijn rectorale rede perspectieven geopend (een vergezicht gegeven) iazake verschillende dingen, waarbij — wij verklalren ons onbevoegd daarover naar behooren te kunnen oordeelen — de vrees opkwam bij sommigen, dat prof. V'issclier niet meer gereformeerd, maar ethisch is". De beoordeeling van prof. Obbink in „Bergopwaarts" 'heeft daair aanleiding toe gegeven en de critiek van dr. Van der Vaart Smit, geref. predikant te 's-Graveland, daarna.

Nu gelooven wij daar niets van „dat prof. Visscher niet meer gereformeerd, maar ethisch is". D'aarvoor hebben we veel te veel vertrouwen in prof. Visscher. Doch wat we wel aanvoelen is dit: dat prof Visscher sommige dingen hléél anders heelt leeren zien, dan misschien tot nu toe de gangbare meening is geweest onder onze gereformeerde menschen. En als dat zoo is, is hiet onverantwooraelijk om dan dadelijk te gaan schreeuwen („als een uil in het galmgat van den kerktoren'' heeft prof. Visscher ondeugdend gezegd): dat prof. V. niet meer gereformeerd is, maar ethischi is geworden.

Dat is om' iemand geestelijk te vermoorden en voor het oog van Jan Publiek iemand o^) te hangen.

Doch hu mag ihet óók niet weggemoffeld WiOrden, dat gerelorm'eerde, wetenschappelijke m> nschlen soms een anderen kijk op de dingen hebben dan b.v. Auguslinus of Bogerman. '

Nieuwbouw" is soms nooidig; is zeer zéker noodig; juist omdat we te doen hebben met de waarheid, welke de Heere g6o|penbaa, rd .heeft eni komt openbaren voor alle eeuwen en voor alle natiën.

Zou een niet-polemiBche, maar eenvoudige tihe. tische verklaring van prof. Visscher hier niet veel en gewensoht licht kunnen schaffen?

Wat nu de zaak van den uitbouw zelf betreÉl vervolgt het blaid: i

Maar zoo'n belijdenis-Kerk ('t zij da belijdenia dan dun of dik gemengd is) moeten we niet hebben I

We moeteu hebben een belijdende Kerk.

Een belijdende Kerk, die de gave des H. Geestas heett ontvangen en daarnaiar begeerig zijnde in de waarheid wordt ingeleid, door den Heere Zelf, dn den weg Zijns Woords, waarvan Jezus Chriatus 'het heerlijke middelpunt is.

En hier komen we, waar we voorloopüg eens even moeten blijven, nu we bet hebben over gereformeerd of etbiscbi: De Geref. Kerk moet ten allea .tijde oppassen, dat zij niet versteent bij mlenscbelijk gedoe, om' rustig te gaan zitten op hetgeem menscnen hebben daar gesteld, zeggende dan: w^j hebben „de" vpaarheid, vervat in „die" formules.

Dat is niet gerefo'rmeerd.

Maar waar de Geref. Kerk zich in onze dagen bizonder voor te wachten. Ihieeft, is dit: dat b^j den ..nieuwbouw'' het wezen des ChiristendoraB niet prijs gegeven wordt en Gods Woord niet wordt gemaakt tot minder dan des menschen wijsheid.

En zoo willen We nuaar aainstonds zeggen, dat het niet gereformeerd is om te zweeren bij meiL scbelijke formules, maar dat biet óók niet gereformeerd is, om te meenen, dat samenw'erldng te verkrijgen is tusschen verschillende groepen op grond van onderlinge waardeering of izoo iets. Want als er niet méér aanwezig is, loopt het toch onis, 't Is al , zoo dikwijls tevergeefs beproefd.

Samenwerkinig; kan en mag alleen op grond van éénheid in beginsel.

Beginselen en eenheid.

Het laatste is volgens Reflector in „Bergopwaarts" een onmogelijk iets. Dr. de Moor vroeg in dait blad gastvrijheid en schreef, dat hij, zooveel hem mogelijk was de samenwerking van verschillende kerkelijke richting heeft bevorderd, waar dit zonder schade voor het beginsel, dat hem lief is, kon. Reflector antwoordt daarop:

Het streven naar eenheid — èn dat naar vaststelling van beginselen — zijn twee elkaar tegenwerkende krachten; naarmate de beginselen in grooter aantal en met meer nauwkeurigheid worden vastgelegd, in die mate wo'rdt de eenheid moeilijker te handhaven of te verkrijgen. Naar welke der twee zijden Dr. De Moor het z-waiarste accent legt, behoeft geen betoog.

Zoo'n antwoord munt wel uit door verbijsterende openhartigheid. Het ko^mlt hierop neer: wilt gij met ons samenwerken, verloochen dan uw beginsel. Men belschuldigt de Gereformeerden weleens, dat zij' hen., die het niet in alles met hen eens zijh, zoo afstooten. Maar hoe noemt men deze uitlating' van Reflector?

Vrouwen-verdienste.

Meer ben ik het eens met| het oordeel van „Bergr opwaarts" over de verdiens'te — in den materieelen zin van het woord — van He vrouw.

M.i. is de toestand aoqï De mian werkt buitenshuis en brengt daardoor geld in, de vrouw geeft baar werkkracht in huis en bespaart veel, , wat de man anders had moeten uitgeven. Beiden brengen dus practisch beschouwd evenveel in. Dat nu wordt door de hedendaagische, mjaterialistische 'vrouw niet begrepen. De man heeft .zooveel schoenen gelapt, ver, zekeriiiigen afgesloten, patiënten behandeld, brengt dus idem izoovoel in. Dat is reëel. De vrouw heeft izooveel bespaard en uitgewonnen door haar zuinig, overleggend beheer, dat is niet te bewijizen, loan niet in cijfers worden omgeizet en, aldus luidt de conclusie: moet de vrouw het hare 'aan reëel geld inbrengen anders wordt , ze „onderhouden". Dat diezelfde niian, hetzij arbeider of kapitalist, wanneer hij voor zijn geizin iemjand noodig heeft, die hetzelfde werk verricht als zijn vrouw, die hulp zal moeten betalen, malar dat er in bet huwelijk van betalen geen spnake is, omdat bier nu eens , zelfs in dazen materialistischen, practischen tijd nog een hooger beginsel geldt, dat schijnt men tegenwoordig niet te willen inzien. En dit Hjkt me een bedenkelijk verschijnsel.

Kentering bij' Intellectueelen?

Het zijn vooral de zgn-„intellectueelen", die deze nieuwe huwelijkspaadjes betreden. Ook op sociaal gebied voelden velen zich toti nieuwe banen aangetrokken. Hoe radicaler hoi© liever dikwijl^. Door een deskundige werd mij' verzekerd, dat een niet zoo geriaig percentage der leeraren aan de openbare gymnasia en H. B. S. en hun sympathieën naar het bolsjewisme idedrai uitgaan. En dan te denken, dat zulk een voornaam deel der rij'pere jeugd aan hen is toevertrouwd! In fle „Ster" vraagt H. D(i'emer) of er echter niet reeds kentering is ingetreden.

Maar van meer belang is., wat een der meest op den voorgrond tredende jonge intellectueelen uit den socialistischen krinig te onzen lande, de injgeinieur Goudriaan, , secretaris van de S.D.A.P.-scbe Bocialisatie-commissie, in bet populair-wetenschappelijk orgaan izijner partij durft schrijven: „De ervaring is tot nog toe geweest, dat daar, waar de

arbeidersbeweging kreeiff zij mede een factor vaa andengang is ge-• - ' weest in plaats Van een 'klacht tot opbouw en wat de intellectueelen in 't bijzonder heeft getroffen en ' wat izij diep .in zich hebben opgenomen, is de onder-• 'öang vtan het intellect en de onverholen vijandschap daartegenover betoond door de arbeiders, , zoodra zij de macht in banden hadden".

Deze woorden zijn zeer m.erkwaardig, vooral waax de schrijver niet aaiizelt erbiji te voegen, dat d« arbeiders-psyche in ons land precies, in dezelfde . .richting heenwijist. Bij slot van rekening, en dit is het verhenjgende, wijst dit erop, dait bij de intellectueelen in doorsnede het verstand toch vroeger ...het verwoestende van een revolutie opmerkt, dan ... , bi| de revolutionair opgevoede arbeiders. Het spreekt '""-. vanzelf, dat de exü-emiisten onder de intellectueelen niet terugdeinzen voor den zoogenaamden gianig najar de hel, om daardoor den oommunistiischen staat te bereiken en dat ook in den engeren kring van onze eigen studeerende Christelijke ]ongieënigschap .zooiets als een schuifelende slang aast o-p buit, om de woorden aan te halen van oudjniniister Idenburg op den Antirevolutionairen-dag te . 'utrecht, maar toch izijn er dan symptomen op te merken, welke erop wijizen, dat de wal bezig is het schip te keeren.

Waar ook door ons izioo vaak de aandacht is gevestigd op het gevaiar uit den intellectueelen hoek, verheugt het ons .zooveel te meer, ook op deze teekenen te mog, en wijzen. W^lke van de krachten bet op den duur aal winnen is nog niet te zeggen^ miajar de reactie, ditmaiaJ de goede reactie, is aian het werk.

Het wane te hopen, dat den iatellectueelen uit Idietn kring tenminste deze blinidid, oek van de oogen viel.

Ook al het cellulair systeem?

Mevrouw Rolatiid Holst wil echter vala haar kant idoeti wat z© wil iOtó die papjiiörem vaa het bolsjewisme oio'k in oms laad op boers be houldien. Zij' biepleitte Ide noQidzalkelijkheid van cellenvorming. Zulk© cellen iwilde zij zelfs jn de christelijke vakoirganjsatieis inbliengen. Hieraan weird ik herinnerd, toen ik las wat „Geïreformeende zijlde", het enfant terrible dei Jota!g-& ereformeer!dien, naar aanleidiiig van de v^ergaldeïing dier groiep in Utriecht, schreef.

Er bleek eenig verschil van inzioW te zijn over do Icwestie of m'en in of buiten de Geref. kerk moest werken. Enkelen legden er den nadnik op, dat in de kerk moest worden gewerkt. Het is een standpunt waarvoor wij kunnen voelen — edoch de praktijk! Hel zullen er maar enkelen zijn, die een actie' zullen durven voeren tegen de huidige lOïde en de meeste gemeenteleden, die met hen sympathiseeren, zullen verre blijven staian. Wij kennen de mannen broeders en wij durven nu al wel prof etteren dat, als er een vereeniging wordt lOpgericht, bestaande uit leden der Geref. kerken, die zich ', ten doel stelt propagianda te maken voor de denkbeelden der Jong-Gerefoimeerden, de kerkeraden het er niet bij zullen laten zitten. Ben toestand als in de Hervormde kerk bestaat, waar verschillende richitingen ptropagainda voeren voior hun opvattingen, is in de Geref. kerk ondenkbaar. Men zal het eenvoudig niet toelaten. De enkelen, •die izich laan het hoofd der bewe; ging stellen, zullen „kerkelijk behiandeld worden" en buiten de kerk '. worden gezet.

Georganiseerd opteeden binnen de muren der Geref. kerk lijkt ons dus onmogelijk. Wat dan? Moiet m^en en bloc de kerk verlaten en zelf op eigen houtje kerkje gaap spelen? Hiervan moet ffl..i. in het geheel geen sprake zijin, evenmin als van aansluiting bij de Ned. Herv. kerk. Liaat men, vooiKOO'ver dat althans nog mogelijk blijft, lid blijven der Gei'ef. kerk. Zijn kracht moet men echter zoeken in actie buiten de kerk. Men lalte de kerk vpor •wat zij is, want die weigert toch haar tijd te begrijpen. Het is wel jammer, dat het zoo is', ïnaar de zaken staan nu eenmaal zóó, dat men het Müten de kerk moet zoeken. Een organisatie moet er echter zijn, waarin men .? ich kan vereenigen. Te Ulxecht heeft mien aan een commissie opgedragen omi tf onderzoeken Of men zich zon kunnen aainsluilen bij de Ethische Vereeniging. Wij vo.or onsl zouden het toejuichen allen in één vereeniging samen te brengen. Een vereeniging, die voor het algemeen zou willen zijn walt de N. C S. V. is voor de studenen, lijktt ons heel gpied mogelijk. Ben voordeel - van een dergelijke oirganisatio, die zich dan niel met interne kerkelijke ajangolegenü'ïïlen Jïioet inlaten, zou zijn, dat zij den gereformeerden ouderling niet zoo veel vat geeft als een vereeniging van Jong-Gereformeerden, die speciaal werkt in de kerk. Hierin , ligt echter opgesloten, wat wij boven ook reeds betoogd hebben, dat de actie buitenkerkelijk moet zijn. Zij moet er niet toe leidcH de Jong-Gereformeerden geleidelijk aan over te brengen naar de Ned. Herv. kerk.

Zij moet vrij blijven van bemoeienis met eeniger-; lei fcerk. Er is 'arbeidsterrein genoeg voor haar buiten het kerkelijk erf en zij moet zich ' iuist tot taak stellen diegenen, die woinig of niets meer voelen voor de kerk, tot zich te trokken.

Koppelt zij zich vast aan een bepaalde kerk, dan z, il zij die elementen niet in die mate tot zich weten te trekken als wanneer zij dit vermijdt. De ledtn der verschillende kerkelijke groepen, die tot de vereeniging behooren, moeten dau in eigsn ifcriinig miaar bepalen welke houding zij zullen aannemen tegenover hun kerk. W^S&

Dit lijkt .sptekenid op het : cie(llulaar systeem van toevt. Rolanjd Holst. De slangenvoorzicfatigheid woBdt hier in voldoende mate betracht. Maar waar blijft ide Iduivenoprechtheid ?

Vergroot portret.

Natuurlijk wordt idoor menig moderne bet geval-NetelenboB uitgeibuit. Men laat van Neitelenbos en zijn meidestanders leen vergroot portret maken, terwijl de anderen hun gewone afmeting behoudeai. Zoo ziet mten in dezei kwestie reeds het begin van een gevroldige beweging.. De vrijzinnige „Westfriesche Kierkbödei" venheelt haar blijdschap niet.

Bij de discuisisie bleek wel, dat de meeniogien over liet al of niet miogelijke van hét blijven in de kerk verschilden, somimigen wilden zelfs lerugkeeren tot de Hervormde kerk, maap ook dat men alganeen overtuigd was^ dat de Geref. kerk het ware geestelijke leven dikwijls in den weg staat, j dat de kerk haar roeping niet meer verstaat, en • dat men stelling moet nemen tegen het Farizeïsme der kerk. Sommiger ideaal bleek te zijn een vrij'gerefermeerde gemeente, overtuigd als zij waren, dat éictie in de kerk tot niets zou leiden, daar de groote massa toch aan de van God gegevene DoTdtbche leer zou blijven vastthlouden.

Na zeer uitvoerige besprekingen, waarbij over de kerk nlenig kras oordeel werd uitgesproken, , werd met algemeene stemmen besloten tot het oplichten van een vereeniging, zooals de voorzitter die wensdhte, welke propaganda z, al voeren voor de denkbeelden der Jong-Gereformeerden door het houden van lezingen e.d. en, zoo-mlogelijk, door een eigen orgaap.

De geest der waariieid breekt dus ook in de Gei. kerk door, ook daa|r werden de geesten beïnvloed door het moderne denken.

Natuurlijk verheugen wij ons er over, dat zelfs de Ger. kerk geen dam' kan opwerpen tegen den geest der vrijzinnigheid, die zichi tegen het gezag der letter verzet. En met groote belangstelling zien wij tegemoei welke het gevolg zijh zal èn van deze beweging, èn van de vernieuwing des geestes, welke zidi in mannen a|ls ds. Netelenbos voltrekt.

En zij' vat haar oordeel aldus saam:

Het is ons al genoeg, dait opnieuw blijkt hoe dr. A. Kuyper'is pogingen om de Dordtsche leer van voor vier eeuwen aan te piassen aan den geest des tijds één gpoote mislukking zijn geweest. Het leven, dat in S.& kringen is ontwaakt bevait in zich de belofte van een nieUwe lente voor de vrijizinnige denkbeelden.

Zou hierop niet van toepassing zijn: wat m& a wenselit, gelooft m|en graag?

Geen huichelaar.

Hetzelfde numineir van de „AVestfriesche Keï'kbode" werd mij' toegezonden door Dr. de Hartog. Ik ontving naar aanleiding van wat in vroegerie Pers-schouwen uit bladen en geschriften door mij' wierd overgeno^rnjen, enkele bri-even. Ik ve'rwachtte ook niet anders. Het is niet de eerste maal dat ik Dr. de Haj-tog in ide peïs beir^ sprake breng. En telkens wend dit doior de onveririijidelijfce correspondentie gevolgd. Dl", idb Hartog, die dikwijls! 'O'ver miskenning klaagde, heeft niet te klagen, dat zijn volgelingen het niet met warmile en hartstocht voor hem opnemien. Ik mag: dat wel. Andere mannen, eminent als hij'j, liet mien niet zelden alleen staani of onthield men de hartelijkhieild, waarop zij aanspraak" haJdden. Maar het is mij' 'niet mogelijk pm aan het verlangen van een paar dier correspondenten te voldoen en hun schrijlven, waaronder er één Vrij' uitvoerig: , in de kolom|men van ons blad een plaats in te ruimen. iWiaar ikzelf voor ^en opme!rking isoms maar ©en paar regels durf te nemen, : gaat het nïet aan daarvoor aan anderen een ïespectahele ruimte af te sitaan. Zoo zou het peirspectief in ons blajd geheel verloren gaan. Ik heb wat Dr. de 'Hartog aan mij' schreef medegedeeld en wil nü w, at hij' uit de „"Westfriesche Eerkbode" onder, mijln aandacht wenschte te brengen, oiok onzen lezietrs niet onthouden. Daarin antwooridide DB. Bakels hemj op een ingeaoridea stuk o, .m.:

Nog iets: ik behoef u niet te zeggen, dat ik u geen huichelaar noem in „Wij ketters". Ikbehoef niet te zeggen, dat ik u daarvoor niet houd, ik behoef niet te zeggen, dat ik u in geschrifte of in woorden nooit zoo noemen .kan.

Wat op bl. 90 van „Wij ketters" over u gezegd wordt, zeg niet i k' m'aar Calvijn.

De spatieeiring isi van Dr. ide Hartog, die dezfe woonden onderstreepte. De redeneering van Ds'. Bakels doet ietwat zonderling aan en kan oorzaak worden van misverstand. Indien Ds. Bakels mij verlol wilde 'geven te publiceeren het gevoelen, dat hij' mïji in particulier schrij'ven over De Hartog kenbaar maakte (wat m.i. daar zeer wel voor geschikt isi, wijl het geen vertrouwelijk karak'tar draagt), zou Idit misschien meer verhelderend werken. Maar zonder D3. Bakels' toestemming doe ik dit vanzelf niet.

Intusschen m, ag ik nu wel de discussie over |dit punt sluiten. Anders zou onze Reformatie zoo zachtjes aan den sohijln op 'zich laden of ze zich vooral tegen Dr. de Hartog wil richten. En jdat ligt w< etrkelijk niet in haar, allerminst in mijn bedoeling. Ik heb reeds 8 a 10 jaar geleden openlijk uitgesproken, dat ik wel ia De Hartog waardeer: zijn bezield optreden, inzonderheid zijn kloek apologetisch verwieer; ik heb edhter ook mijn bezwaren tegen zijn standpunt niet verzwegen en vooral de overdrijiving yerooiideeld, waardoor hij zichzelf schaadt. Dat is op 'toogenblik mijh houding nog. Aan waardeering en critiek wU ik ook ten opzichte van Dr. da Hartog gaarne het woord' geven. In den strijd tegen het ongeloof begroet ik hem jals een welkom bondgenoot, hoewel zijiu strijdwijase Üè mijhe niet is. Ik heb' aan zijin opreohtheid nieit getwijfeld en Öaaromi maakte ik er dadelijk een kantteekening bij', toen Bakels Calvijn sprekend© invoerde om De Hartog een huichelaar te noemeii. En nu voorioopig over De Hartog genoeg!

Ik had het daareven over Bakels. Ook over mijki recensie van zijta laatste boek werden mij' eenigie brieven gezonden. Eén ervan ontroerde mij. Die schrijver was een jonge man, die van den kansel tegen Bakels' schandelijk boek haid hoo'ren waarschuwen. Hij! verdacht echter den preldikant van conservatisme en enghartigheid. Hij kocht het boek .nog, aangelokt door wat er op het titelblad staat: opgedragen aan alle Gereformeerde jongelui. Maar toen hij het Ihalvéïwege gelezen had, kon hij niet verder. Wat hiji verider deed, beschouw ik als een confidentie, waarop ik hier zelfs niet zinspeel. IK ben echter bliji, dat hij' mïj een kijkje gegund heeft in zijn hart. Alleen vermeld ik noig zijn bekentenis; had ik uw recensie onder de oogien gehad, ik zou het nooit hebben gekocht. De aard van onzen tijldi brengt mee, dat wijl niet alleen waarschuwen, maafl; ook rekenschap van onze waarsohuwiag geven. Van den kansel kan dat in den regel niet geschieden. Maar de pers kan hier aanvulling bieden. Daarom zag het tweetal lezers, die mleeriden, dat ik bebèr de citaten uit Bakels' boek had kunnen weglaten, ook mis. Met een velroordeeling zonder aanvoering van gronden neemt men tegenwoordig geen genoegen. Trouwens, de Schrift deelt ons zelfs dé woorden van iden Iduivel melde, ook de scheldnamen, die onzen Heilanid do'Oir 'de Farizeeën werden .gegeven. De woWden onzer da, gen moeten niet bedekt, maar opengelegd.

Laat mij ecihter nog mogen antwoorden op een vraag van een der scribenten, die zijh brief aldus eindigt: "Wiajt bedoelt ü met de laatste zinsneden van Uw artikel, waarin U naar Saulus verwijlsit en Uwen lezieirs vraagt te doen, wat zij' voor Saulus zouden hebhen gedaan? Bidden? iMaar U zegt zelf, dat in B, akels fel en bitter die geest van den Antichrist spree-kt. M'oelen wij' bidden voor de dienaïen van den Antichrist, voor hen, die zich aan den duivel hebben overgegeven en opzettelijk den Naam des Heeren op ide gruwelijkste wijze lasteren? Zoo ja, hoe moeten wij' dan Ps. 139:19—22 verstaan?

Natuurlijk moeten wij hen, die schandelijk van God en zijln Christus spreken, als onze vijanden beschouwen. Maar onze correspondent kan toch niet meienen, dat wij' voor pnze vijanden niet moe^ ten bidden? Christus zelf heeft voor de overtreiders gebeden. Johannes leert, dat er een zonde }S. tot den doold en hij zegt niet, dat men daarvoor zal bidden (1 Joh. 5:16). Maar zou onze briefschrijver durven bewenen, dat er voor Bakels' zonde geen vergiffenis meer mogelijk is? Dat hij ^sm, leze: En zoo wie eenig woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mens oh en, heit zal hem vergeven worden; maar zoo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken hebben, het zal hem: iet vergeven wonden, noch in deze eeuw, noch! in de toe: , omendtei." (Matth. 12:32).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1920

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1920

De Reformatie | 8 Pagina's