GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE CRITIEK DER OUDEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE CRITIEK DER OUDEREN.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Wanneer ik naar ide stemmen deü ouderen goed geluisterd heb', is een van hun voornaamste en ernstigste hiez^, aren tegen deze periode van reactie, dat de prin'cipiëele helijndhead en beginselvastheid, die hun tijd van bergopwaartsch streven kenmerHe, op meer dan een punt js verzwakt. iAan verschillenJd© zijden bespeuren zij verflauwing der grenzien. Naar hun oordeel worden de scherpje kanten veel te veel afgöslepjen. Zij' klagen over allerlei oonoessie's aan i^e p'raiktijk, en te innige verbroedering met hen, tegenover wie zij' ©emmaal hun kerkelijken strijid voenden. Zij' zien teltens', en ik denk hier b'.v. aan het vrouwönkiesrecht en aan d© binJden'de bepalingea in de njeuw'e OndieïwiJBwet, dat de oiude lijn verlaten , ten het „heüig beginsel"-van vroeger prijsgegeven wordt, ea het doet hun in het bijizonder leed, dat m'eaig jongi hart voor de stoere', onvervalschte Calvinistisch^ levensbeschouwing .weinig mfeer gevoelt, ein mwr tot ©en vager en zl.g.n. milder standpunt ovemeigH^ dan dat het de gefeformeeïide bielijjdenis en richting liefheeft.

Is die klacht nu gegrond?

Is er gebrek , aan principieele belij'ning?

Is het waar dat de jongerei generatie de oudei p'aden verlaat, en tal van lang-beleden denkbeelden!, terwille van gewijzigjde toestanden, vaarwel zegt? Opi die vragen kan alleen (zuiver geantwooKd worden, wanneer we ons e©rst rekenschapj gegeven hebben van wat eigenlijk een beginse'l is, want o|p| dit terrein is eï niet weinig m: aakwte'rkj en wij' zij'n met de termen „principe en principiööl" wel eens wat al te kwistig en mild geweest. Dej prak'tijk dier laatste 'jairen en d'é evolutie in iieel het leven, die dikwerf zieer ciorrigeeriendi werken, zöoals die natuur meermalen als d© conscientid van 'de leer optreedt, hebb'en onS; doen zien, dat in den rijken schat van béginlselen, dien wij' bezitten, er ook' zijh, 'die den strengen toets niet kunnen doorstaan, en ten onrechte ©en plaats! onder de lijb-aangevende waarheden verkregen hebben. Nu moeten die „insluipjsels" ons niet al te zeer verwonderen. In een tijd van feilen strijd en scherp-geteeikend isolement, van dogmatischen opbouw en herleving , der oud© waarheid, ijvondien de demarcatie'lijiiên wel eens geitrokk'eSi op' punten, waarop ? ; ulk ©en begrenzing niet no'odig was, en verwerpt men zoo licht als fundamenteel-verkeerd, wat .bij' nader en kalmer bezien met de hoofdwaarheid toch niet in strijd is. En van die „schijnb©ginseleto; "i komt men hoe langer hoe mjeier terug". Tegen dia „principiënmaC'herei" wordt steeds sterker ver5; et aangeteekend, ten zulk een reaotie kan toch bij' de ouideren geenerlei bezwaar ontmo'eten. Zij' zullen imtaers gaarne erkennen, dat hun inzicht en formuleeren niet volmaakt toch ten deele was, eto. daarom zich er over verblij'den, wanneer hun arbeid gelouterd wordt van allerlei onzuivere bestanddeelen. Noo'it mogen wij' blijven vasthouden aan leuzen, die wel de schare opWihiden, maar desniettemin leeg , ©n ijdel zijn, en tot geen prijs mag een begins-el giehandhaafd, dat hoe schijnsohoon en „principieel" ook, blijkt niet van het echte' karaat, te zijh. En hoe meer wij van die waardelooze namaak kwijtraken, hoe liever het ons nioet zïjln, en wij zullen onzen Gold danken, dat iffij telkens stormten zen'dt, 'die d© atmosfeer zuiv^rem en 'é'& doiode ïa^& a afrukkien.

Hebben de ouderen 'dan in 't geheel geen reden tot klacht?

Is wat zij' „verflauwing der grenzen" noemen niets anders dan de daadwerkelijke afk^eer van-alle holle phraseologie, en^het offer dter surrO'gaat-principes op het altaar der waarheid en oprechtheid? Helaas neen, want wie den geestelijken toestandj eerlijk biekijkt, moet erfcenn-en, dat met , den te waardeeren strij'd tegen het schijn-beginsel gepaard gaat een verontrustend© onvastheid ten opzichte van de „o-nverandeiiijke jvaarhedein". Menigeen gevoelt zich onzeker en geschokt. Men weet nielt meer positief en verz'ekerid. M-en durft zich nieit meer belijbd uit te spreken. Voo-il idogmatische formnleering huivert men. Vragen ©n zoeken acht men meerder b'ewijte van ömst, dan precies'ö belij'denis. Aan 'de prak'tijk en de eischen van het leven en 'de nieuw'ö vormien der maatschappij' wor^ den allerlei oonceissiies gedaan, en men helt meer over tot het algemeene, dat ons aan anderen ve^r!binidt, dan dat men oog, heeft voor het specifiekktenmerkende van eigen standpunt.

Hierover is natuurhjilc: nog veel mlee!? te zeggen.

Allerlei quaesties doen zich hier voor. '

Vooral het punt van de samenbinding m'et andersdenkenden, of wil men. van de' syöthese naast en tegenover d'e antithss© ió'-'H-on 'Onderweïp', waarover alleenl tal van artikelen te ischrij'ven zijn, ' doch ik bepaal mij' hier tot het constateeren van feiten. En dan is m.i. niet te ontkeninen, flat, al is het spoor der vaderen niet verlaten, en al is evenmin d© gereformeerd© btelijdenis losgelaten, toch veel van de stoere, onwrikbare begins'elvastheidl der ouderen is verloren geraakt, en meer dan ©en grens, die zi| tot het uitersifce Ito© zouden verdeidigd h©bben, thans, en zonder blikken , en blozien, overschreden wordt.

Het principiëele élan zinkt in.

De ro'tsvaste overtuiging wijk't, en o zeket, da© verslapping en onzekerheid is wel ti© verklaren. D© 'geweldi'ge crisis der laatste jaren heeft alles aan het wankelen gebracht. De gfehteelö wereld is 'Op! haar fundamenteiu geschokt. Er is - niets intact gebleven, ookl wij' niet, len liet zand' fler wereld-wo'estijta, dat door den ontzaglijkten storm (der vo'lkerenberoering is opgejaagd, is ook over d© oase van Gods Kerk' gedwarreld ©n heeft hij' mtenigeen het goud verdonker^d. Maar, al is d|it zoo, deze facitoren, die de onzekterheid v©!rklaren, mogen we nimmer misbruiken om die wankelmoedigheid te verdedigen, en geen olnzer schuil© mfet zijn twijfelzucht en gebrek aan levensvastheidl we-g achter de omistandighöden dezier critiek© tij'den.

Ik kom thans to't een tweeldie verschijhsel.

Van deze principiëele vervaging is noj, iets ^^anders bet gevolg', want de ouderen klagen ook over tekort aan idealisme, dat onze harten 'doorgloeieö. en ons leven doortintelen nioet. Maar k'omt dajti klagen niet voort uit ouiderdomte-ontevredenheift? Er is onder ons toch nog| veel geestdrift eia offervaardigheid, • veel liefde en toewijiding, en als gei maar even verzamelen blaast, zijin 'dö pihalanxen, op enkel© luie Rubenieten na, binnen korten tijd' gevormid. Wiat is er, als we d© Standaardb'erichtj©s' lezen, een , , enthousiasme" voor het Miljoien-plan, en wat wordt er voor onze Kerken onnoemelijk! veel gedaan! En zekfer, deze dingen mogen wij' niet voorbij'zien. Wi© klaagt: Man Go'ds, d© dood is in d© pjot, kient d© spijze niet, maar toch; ..), waar is da© overgegevenheid en tfouw en. heziehng en ijver en warmtie, die den strijd der ouderen zoo schoon !tnaalcte, en waar is' diat heilig idealisme, 'dat hen gedreven beeft 0im| de banier jlies Evangelies omhoog t© beffen?

Kennien wij! het nog?

Is het bijl ons' nog zoo, gelijk het bij d© oudie; garde wais^ 'die gedreven en gedrongen Wörd, neein; niet - , 'dbor politiek© fortuinjacht, maar doo: r hun warm© lie'fdtei votor Gods eer, „waaraan in het S'taatsbewindl Oipj !zioo tergende wij'ze werd te kort gedaan. Zooals een zoon voor zijh ge'hooride móe'der zon opkomen, ZO'O kwamen die getrouwe getuiglen opi voor de geschonden majesteit van hun God." En ach, nu is het vaak zO'O geheel an'ders. „Het stofgO'ud stuift-zoo licht van ide vleugelen af, .. , .j, . en er valt zOiO licht ©en min heilige aan'drift |te: speuren. Om'dat men meestreed, daarom waanit soms meer dan één zij'n hand dan nu ook' naar 't ©ereloon - te mogen uitstrekken. Men heeft heit jacht op baantjes gedoodverfd; het is ergeï, helt is het ij'veren voor zijn God' tO't het voe'tgefrappel van idie claque verlagen, om dan, na afloop' vain! het spiel, met 'den biedelnap in de hand, bij' hejt loket laan te klopp'en en te vragen om! loon", (1)

En er is 'gevaar dat het idealism© nog'mieeii versterft.

De g'eld'elijk© vrij'making van het onderwijs b'.v. is zeer zeker ©en O'Verwinning, die jaren van s'trij'd behaald hebben, maar d© gouden ketenen, die onsi straks aan den Staat binden, zij'n voor het gees-, telij'k welzijn veel gevaarlijker dan de ij'zeren b'oeien, waarin w© in het 'diensthuis geklonken zaten. En d© wijize, waarop d© „pacificatie" haar beslag heeft gekregen, en het „vrijheidsoffeir", dat bij'deKe nieuwe wet aan de pnbliefce gelijkm: aking moest gebracht worden, doen ons zien hoeveel we seeds prijsgaven, en bieden den ou'deren voidoeTtde stof om t© doleeren over onz© verachte'ri'ag; en te vree­zen voor diepere inzinking.

Er is nog ©en d'er'de veïischijkisiel, 'dat < Ai'z: e aan-r dacht vraagt.

Der ouderen gewieietn Jpij d© Steetóeggingi vandeinj' nieuwen tempjel b'etreft ook den geest van oppjervlakkigheid, dien zij' blij: d© jongjeren meenen Itö •ontdekken. Alles is volgebs hun oO'rdeel vervluchitigd. Het b'eginsel wortelt niet diep genoeg, jeai de overtuiging is te slap'. Het leven is „verwereldlijkt", en de waarachtige ©mst ontbteekt. D© christelijke vrijheid bireidt zich: steeds wij'den ui't^ en het terrein van bet gjeioodoofd© worldt al breedefr en breeder, ©a fl'Slzi© oriitiek op! 'Onz© oppervlakkigr heid uit zich wel het scherpst in dö klacht over het gebrek aan mysti©k. En hierin komen „ouderen" en „jongeren" vlak bij' ©Ikaar. Beiden zïjh het hiel'ov©r eens, dat wij' in onzen tijd van veel druk'tq en beroering en doen te' weinig! afdalen naar ld© diep'ten van het zieteleven, en 'de intimiteit valn' de gemeenschaj^ met God teloor gaat. Er worldt niet geno'eg over d© waarhedein des' HeeVen geimediteerd, en mten leeft t© ze'lden in d© büüuenkamer d'es harten, waarin het irum-oeri der dagelijks che dingen niet dooaidringt, en alle stemimen verstillen voor de eene stem va|n' d© ziel tot God. en van God tot '^e ziel. Voor de eïvaringi ilS', ; zioo zegt mien, t© •weinig plaats^ en '©en g|evO'lig van Idi-t tekort aan gemieeiiischapsleven m©t 'den Voider in de hemlelem' is, dat het g!©eistelij!k! leven vervlakt - en vervaagt, teSa w© wel in pchijini breed , zijh. in arbeid en wijd van horizont, maa; r in werkelijkheid ons schuldig maken aan groots oppervlakkigheid.

Ik zou hieraan nog meerder!© klachteö. kunneW toevoegen.

Ik zou kunnen wij'zen O'P d© bezwaren te'getn/ d© toenem'end© werel'dgelijkvormigheid en d© steeds meerdere O'ffeUs aan d© cultuur. Ik ziou !nog kunneln stilstaan bij' de grieven tegen onkerkelijkheid en gebrek' : aan dogmatisch© fcennisj maar genoteg; ik hoop met bet genoem'd© te kunnen volstaan, en wil dezie opSO'mming besluiten m'et fe'en fier ouderen zelf te laten spre'kten.

In zijki afscheidspreek, 'die hij" op' 21 April 1919 heeft uitgespro'ken bijl hfet verlaten van dten aotiieven (dienst in de Kerk van Utrecht, ; zie"gt Ds. Klaafhamer:

„Ach, de rij'ke, ischooae, blijde dagen' der refortaatie liggen pas ruim 30 japen achter ons, en waar is onzie vrede eu blijdschap, waar de over-

vloedige verzadiging en laienis van toen? Waar izijn de liefelijke blijken van; Grods gunst? Hoe is diat liefdevuur gedoofd, lioe wordeix de eerste werken nageiateni; hoe is het gotid zoo verdonierd^ het goede fijne gond izoo veranderd?

Hoevelen onder onis kröupelen en dreigien door de ethische dw, aiall©er met zijn remonstrantsche iamcngselen door onkunde aiangaande het Woord der waarheid, door wereldzia on vleeschelijfce lust en door het leugenachtige schoon van h-et soöialisme, geheel van den rechteni weg 'af te gaan en van de gelmeenschap dor Kerk al te dwalen.

Kunt gijl het dian niet verstaan, dat mijn ziel in de laatste tijden mot bekommernis en droefheid vervuld is en met vreeize de bange, dreigende toekomst tegenziet...., ?

En inplajats van voortgaand© reformatie wordt er opkomende deformatie gezien".

Ook. idez© stoere, trouwié knecht Gods spree'klt tot bnö, nadat hij' gestorven is. Hoe hebiien wij zijn^ .en 'ée klachten van zijn. itijldgienoo-ben te beantwoorden? Daarover hoop ik in een slotar'tikel te handelen.


1) Kuyper, Uit het diensthuis uitgeleid, p. 24.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

DE CRITIEK DER OUDEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's