GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Knap.

Dat is bij ons nog alüjd de geliefkoosde kwalificatiie. We krnnen vaak de ouders niet blijder stemmeu c'an dat. wij zeggen, dat ze een kaap kind hebben, t Spreekt ook vi.nzel£, scherpheid van verstand en vastheid van geheiicer zijn zeer hoog te waai'deeren gaven van den Schepj.er Maar de bezitter daarvan heeft bij het voorleoht, hem geschonken, ook een zwai-e verantwoordelijkbeid ontvangen en aan ons de taak, onze leerlingen daarvan te doordringen. Wie goed kan, moet ook goed werk leveren. Daar is volstrekt geen verdienste in. En to'.b niet waar, hoe vaak beloonen wij met ons puntenstelsel niet meer den a, anleg dan den ijver. Eu wie r.n ons gaat niet eens prat op een knapoen lecri'ng. Alsof daar ook maar eenige kunst in school, een knappen jongen wat te leeren!

Waar we meer op moeten gaan letten ein waar v.e onze leerlingen ook meer attent op moeten maken is de \ raag, of ze al hun krachten inspannen. We Hioeten er n dunen van maken, die wat kunnen en durreu. Ons schoolstelsel geeft nog maar al te veel den indrak, dat we' van allen geleerden moeten maken. Ainieg is veel, karakter is meer.

Aldus zeer juist G. M. in „De School met den Bijbel”.

Gejouw

Charivarius erfèrtf; zicïï, infffie*: (-gró^ „Amsterdammer" aan het jij en jouw, waarmee moderne kinderen hun moderne ouders plegen aan te spreken. Ds Schilder betuigt in de „Geref. Kerkb. voor Gorinchem" hiermee zijn instemming. Doch dan vervolgt hij:

Maar lionderd maal erger dan Charivarius zich ergeil, eiger ik me over de ergernissen van het alleraigsto gej'juw, dat er kan zijn en er helaas ook is.

Want de afstand tusschen ouder en kind is groot Maar de afstand tusschen menscli en God is nog veel grooter. En in de verhouding tusschen mensi.h en God zijn er ook, die het jouwen mooi vinden. IKit is, voor menschen, die beter moeten weten, eenvjudig afschuwelijk.

Ik verzoek ieder, hier wel te onderscheiden, wmnèer het iemand betreft, die zonder iets af te weto.ii van taalK-gelen en beleefdheidsvormen, in zijn eenvoudigiieU iu het gebed j ij en j o u zegt tot God, dan moei mo.ri een - Hter zijn zonder liefde, als men zulk een hid.jer iets k'.''alijk neemt, zoolang hij niet in liefde onderricht 'is. Een oüderHng in een visschersplaats, wiens consistoriogebed voor den dienstdoenden predikant luidde-., fleere wil jij hum maar aansjouwen in je Zeun", zal van geen mensci! verdacht worden van oneerbiedigheid of aanstellerü Maar —

Er zijn ook andere gevallen, waarin reden tot ergernis te over bestaat.

Ik bedoel in de eerste plaats „gestudeerde" men"feehsn, van wie men dat leelijke ge jouw in het gebed ouk al hfoi'cn moet. Er zijn predikanten, komende van een universiteit, die misschien nooit van hun leven dat j e, j ij en ]'o u in het gebed hebben gehoord of ? ezegd: die het ook nooit hebben beluisterd van eenigen kansel in hun academiestad; en die, zoodra ze terecht nekomeo zijn in een „zware" plattelandsgismeente. God erm.-e beleed gen en de menschen ermee vergiftigen. Men zou lust fecvoelen, om tot die heeren van do algemt'ono waarheid: „God laat zich niet bespotten", een speciiie loep'issiug te doen komen in het opschrikkende woi > enspol van Chai-ivarius: „God laat zich niet uitjouwen', üeze heeren, die 7 talen kennen of meer, wete: i - vat in onze taal , , j e" en „j ij" aan familiariteit en pialf.e gemeenzaamlieid wil uitdrukken. Moet men dan mot aan lat gebedel om de volksgunst denken, als zij op «ie meinier voor 't eerst van hun leven wel ban stom, maar niet hun hart verheffen tot God ?

Ach, over 't hart is 't moeilijk te oordeelen. Maar wanneer men een predikant, die in de Christelijk Gsreformotrde Kerk opgegroeid is en — als 't geen Mtiicel-. achi. man is — aan de theologische school van di-.kerk toch ook iets' heeft g, edaan aan theologie, zicb ziet t, njaatst op een kansel van een oud-gereformeerde gemeente; en men hoort hem dan zeggen, gelijk ik het gehoord heb:

— O God, je hebt nog an je verbond gedsoiiien j e gaaft ons nog een verwachting;

— Heere, j e heb 'n weldaad an me gedaan (door me nl. te brengen van d|e Christelük getef ormeei de kerk n..ar een oud-gereformeerde gemeente); dan zou men tot zoo'n man willen zeggen:

— Weet U wel, dat Van Deyssel, als hij' iam: md „geniaal' wil uitschelden, ook jij en jou tegen hem zegt? En weet U wel, dat, afgedaoht van 't geniale, !J op dien ht er lijkt, wanneigr ü — net als hiJ — o p z e 111 1 ij ir het vroegere u (dat men toch zeker in de lee: z-iluR vaa de Chr. Geref. School heeft voorgehouden), vorl.iteu hebt, om het o p z e 11 ep.iji k te veranderen in j )j ? En zou u ook kunnsn zeggen, waarom dat nu iu vredesuaam zoo moet?

O ja, men zou zoo'n dominee zijn eigien woorden in 't gezicht willen slingeren; deze zijne woDrden:

— O as je 'n hlikje in dat Heilige Wezen mag wecpeii 1; of. (nit z'n dankgebed na de preek):

— Ach, ’t was maar 't allergebrekkigste wit ie heeft kumien voortbrengen, want ach, fïeere, wat is 'n mensoh? Ja, ja, wat is 'n mensch?

Maar het oud-gereformeerde „volk" vindt 't nu eenmaal mooi zoo; en: wat is 'n mensch, als hij den Maker van hemel en aarde aanspreekt, niet naar eigen inzicht of Gods eisch (zie vr. 12i Cat.), doch naar den valscheu smaak van zijn publiek?

Of zullen we ooit 'n principieel betoog krijgen van dezen dominee en zijn vele collega's, ten bewijze, dat ze krachtens eisch van beginsel met u begonnen en met jou geëindigd zijn?

Dit tegenover de gestudeerden.

Maar ook de niet-bestudeerden gaan niet vrü' ••": ii. Ik zou er niet aan denken, d.e vele oefenaars en voorgangers, de halve en één-kwart-dominee's, die de oud gereformeerden o.s. rondreizen met hun „preeken", lastig te vallen over hun taaltje van platheid •? n grofheid, .lis z ej niet zelf hun t a a 1 - e i s c h e n stelden, als ze niet zelf als hun principe preekten: t erugk e er. to t de oude, echte. Pie t e r-K e u r-scne, onvervalschte Statenvertaling van e e u w e n her! Want dit beginsel is hun taalkundig argument voor hun lijvige doemvonnis over ons, dncli keert f ich inzake deze uiljouwerij en meer tegen h e n zelf.

Nietwaar, de oude Statenvertaling mag bq die menschen geen haar veranderd worden. Het moei alles zoo ou, d, zoo onveranderd mogelijk blijven. De dominee leest z'n tekst opzettelüfc niet in het nederla ndscii van 19? 2, doch in dat van zestienhonderd zoovee!. Zelis als hij een aanhaling van een bijbeltekst geeft in de preek (dat gebeurt nogal eens), is 't meestal in 't oudnederisindsch: „haer" inplaats van „hun" (er zijn peep banden tot haren dood toe); Adam ende zijn wijf; zij naderden zich; opdat zij niet en wankelen; enz. En dat dit een bewuste gewoonte is, blijkt uit de gedrukte preeken, die uit dezen kring komen, ten overvloede.

Maar boe moet het dan niet treffen, dat in aezelfde groep, die met himd en tand aan het oude nederlindscb van de Statenvertaling vasthoudt, tegelijk op (ermen geaasd wordt, die in het prachtig nederlandsch van den Stotenbijbel eenvoudig onbestaanbaar zijn? Onlangs preekte in e: !n oud-gerefonueerde gemeente iemand, wiens taal!]? een wonderbaar mengelmoes was van overdreven deftignei^i en grofheid. Deftigheid zeg ik: hij zou preeken t o t de i) V o 1 k e; bet is hekend onder den v o 1 ke; zelfs ra.iakte hij' 't zoo taiooi, dat hij, sprak over , , den bruidegom Chr-sti ", (d.w.z. - san Christus), en beweerde, dat het vrije, souvereine evangelie óók al uitgedrukt lag in de rokken en vellen van Adam en Eva. Maar tegenover deze getritiwe of krukkerige nabootsing van het oude statenvertaUngnederlai dsch stonden gemeenzaamheden als: „Heete, je Gcdsnj.enbaringen geef je-n-ons; je-n-eenigen, eeuwigen, drieéen-gen en nooit naar waarde genoeg volprezen naam: tot roorr. van je-n-eeuwige deugden; maak ons 'n - voorwerpje van je genade". Om van de rest: (schepseltjes; 337 oogenbliLvje; menschjes; volkje; wat van den hemel daail, dat zijn geen missohientjes; zieltje; vat je wel; d'r wordt met Kristes gespeeld tegenwoordig as of 't een speelgoedje was, as of ieder d'r maar an komme moch; d'r zal niet één zondetje passeeren) nu maar te zwijgen Men zou tot zulke predikers (deze man had zelfs twee werelddeelen bepreekt) willen zeggen: als u met de taal der oude statenovèi-zetters zooveel opheot, zeg dan nooit weer je, jij, jo'Uvv tot God! Zog het • zelfs niet tegien de gemeente (b.v. menschjes, je doiidtit naar de verdoiemenis; historisch!) Laat God het niet zeggen tot de menschen (b.v. Abraham, nou weet il: , dat je me niks onthouden heb, zegt God lot Abraham bfj Izaks offer, volgens bovengenoemden preekheer). Want in uw' oude statenviertaling staat niet één keer : j e, j ij, j o u w.

Waarlijk, als in al die dingen, die notabene kenmerkjes heoten van zuiverheid, niet oorendienst is, dan kan „mijn menschelijk verstandje" er niet bij. Zoolang de oud gereformeerde fcerktaal zóó spreken zal, zoolang ïi! dit „g e j o u w", behalve voor leelijfce grofheid, ons-ook voor 'n merkwaardige curiositeit en te^enstrijdigneid op het gebied der liturgische taal plaatsen.

En als iemand meent, dat we door van. deze dingeij te it.i.pen, spijkers op laag water zoeken, dan is hij ver van de waarheid at. fk spreek over die dingen omdat ik, die ook geroepen ben na te denken over de breuk onder de Gereformeerden en de mogelijkheitt tot heieeniging, nit dergelijke uitwendigheden een muffen geest meen te ruiken van opzettelijke, gewilde, opgegeschroefde omaatuurlijkheid, die, naar het onbewust erkende beginsel, dat de uitersten elkaar raken, moef. gelden o!s geestielijkbeid; en die dan pronken moet tegenover onze natuurlijkheid en eerbiedigheid, waarvoor dan vanzelf volgens dezen redeneergang geen andt're naam past dan geesteloosheid. Kleinigheden spreK.en 't meest. Dit g e j o u w der oud-gereformeerden i s een i) e-1 a n g r ij k verschijnsel. Want zoo vaak ze j o u zeggen tot God, zeggen ze meteen: O God, ik dank je, dat ik niet ben als die lichte menschen, die zoo op de vormen staan. En ieder, die zich bezigboudt met het vraagstuk van de gedeeldheid der gereformeerden, zal dan we\ doen, als hij' ook aan de taal de geesten proeft.

Want als deze lieden ons naar een nieuwe bijbelvertaling hooren zoeken, dan zijn zij met hun zeventiende-eeoiwschen bijbel klaar voor het gebaar van: ik dank, d; 't ik niet ben als dezen! En toch — wat geven ze, in al hun p, cjouw, om die Statenvertahng? Ze hebben er in hun pieeken geen schaduw van bewaard. Zoo wordt het kleine, zoo wordt ook dat kleine voornaamwoordje: io^ JiJ, jou, bewijs van het groote, het verschrikkelijkeden onwil tot vereeniging', de weigering om te zijn als een ander, de begeerte om aan het geschetter over andere gedachten en beginselen een glimp van wair-BChijnÜjtheid te geven door andere voir men en uiterlijkheden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1922

De Reformatie | 4 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1922

De Reformatie | 4 Pagina's