GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De vrijheid der vrije School bedreigd.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vrijheid der vrije School bedreigd.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Aan het adres van den Schoolraad voor de scholen met den Bijbel, dat' over de voorgestelde wijziging van. de D. O.-wet aan de Tweede Kamer is gezonden, heb ik weinig toe te voegen. Uit dit adres blijkt duidelijk, dat, daar hetgeen thans op het departement van onderwijs is uitgedacht, de vrijheid van het bijzondere onderwijs opnieuw beknot, en de uiting van het partioulier initiatief aan nog meer banden gelegd wordt. Men is nu bezig om, naar het woord van „De Standaard", „de laatste vrijheidsveer van den hoed te nemen", en het is ons dan ook een raadsel, hoe onder ons deze wet nog verdedigers vindt. Er klink'en immers stemmen, die geen ernstige gevaren duchten, en de vrijheid tamelijk veilig wanen. Er is zelfs een strooming, die gaarne den kant van de staatsbetaoeiïng uit wij, en de zelfstandigheid van het christelijk onderwijs zonder tranen prijs geeft, en er zijn velen, die terwille van de bezuiniging den minister willen toegeven, en oordeelen, dat dit offer moet gebracht worden. En zeker, er moet bezuinigd worden. Er kan ook worden bezuinigd. Men is in de laatste jaren veel en veel te royaal geweest, en als we de prachtgebouwen zien, die op' tal van plaatsen verrezen zijn, en de luxe, die is toegestaan, en de betrekkelijk kleine klassen, die nu weer zullen verdwijnen, is de verzuchting van velen niet onverklaarbaar: had dat alles niet veel eenvoudiger en veel goedkooper en veel soberder g-ekund? En dit geldt niet in de eerste plaats het christelijk onderwijs. Neen, onze christelij'k'e scholen staan ten dien opzichte nog achter bij de openbare, want voor haar werderi geen kosten gespaard, ' en voor haar is altijd de publieke Kas zoo-wijd mogelijk opengezet. Inkrimping van uitgaven is dus mogelijk, en bezuiniging wordt ons geboden, en daarvoor is ook een andere koers noodzakelijk, want de wet van 1920 is ontzaglijk duur, maar waarom moefen van deze versobering de christelijke scholen de dupe worden?

Waarom wordt ons weer een deel van onze vrijheid ontnomen ?

Of is het geen vrijheidsbeknotting, wanneer, zooals ik in mijn eerste artik'el heb uiteengezet, door de voorgestelde wijziging de schoolstichting, op tal van plaatsen, (ruim 20 procent) onmogelijk zou zijn geweest? Is het g'een - viTibeidsbelemmering", wanneer den Schoolbesturen verboden wordt, om uit eigen middelen uitgaven voor schoolbouw Ie doen, of uit eigen, fondsen een onderwijzer meer aan te stellen? Is het geen vrijheidshemoeilijking, wanneer van staatswege den ouders onmogelijk wordt gemaakt, om in deze diiigen eigen beurzen te openen, en zelf te 'doen, wat zij gewenscht achten? Is het geen vrijheidsknechting, wanneer op wachtgeld gestelde onderwijzers van christelijke scholen tegen'hun wil benoemd kunnen worden aan openbare scholen, en door het niet aanvaard.en van die benoeming hun wachtgeld zullen verliezen? Is het geen vrijheidsvermindering, wanneer in ontslag-kwesties Gedeputeerde Staten de uitspraak' van de .Commissie van Beroep kunnen vernietigen, en aldus aan deze colleges zeggenschap gegeven wordt over de richting van het onderwijs? En is het eindelijk geen opofferen vau. de vrijheid aan de zuinigheid, wanneer voor onze kweekscholen een dergelijke maatstaf wordt voorgesteld, dat er slechts zes overbjijven, die voor subsidie in aanmerking komen ?

Met opzet breng ik deze punten naar voren. Ze spreken zoo duidelijk', dat.nadere commentaar overbodig is, en het verheugt mij, dat een blad als „De Standaard" over de meeste van deze voorgestelde bepalin, gen kort en bondig het Oi n a a n n e-m e 1 ij k heeft uitgesproken. Ze zijn voor ons christenvolk lüet te aanvaarden, en ik' wil in dit verband herhalen, wat ik in 'mijn eerste artikel opmerkte. Deze nota van wijziging is met name voor de lanti-revolutionaire kiezers, die, gelet op hun program van actie, en gelet op. hun vOiOrwaarden voor samenwerking, en gelet op den uitslag der verkiezing, heel iets anders verwachtten, een bittere teleurstelling. Het is toch droevig, dat nog geen drie maanden na onze stembusoverwinning de klacht moet rijzen, dat dit ministerie meewerkt' om de christelijke school in nog meer boeien te knellen, (en ik 'vraag mij af, op welkte basis het verbiand tusschen de rechtsche partijen tot stand is gekomen. En nu stem i'k toe, dat doior amendementen en Kamerbesluiten veel kwaads kan voorkoanen worden, maar w ij hebben bij d© behandeling van de wet 1920 gezien, hoe het met de moties-Rutgers gegaan is, en de historie van toen vervult ons met vrees voor nu. Diodh al zou de Kamer de gevaren, die dreigen, afwenden, wekt het dan geen bevreemdinig en ontstemhiing', dat een rechtsch minister, die behoort tot een partij, wier oud-leider mede het gewijzigde Unie-rapport heeft opgesteld en onderteekend, zulke voor onze christelijke scholen hoogst |geV3.arlijke bepalingen k'an voorstellen? Deze weg was immers niet noodzakelijk'. Het adres van den Schoolraad wijst een anderen weg, waarin bezuiniging kan verkregen, en waaroan' heeft de minister, die zoo vriendelijk is met de scholenbonden in overleg te treden, niet meer met de bezwaren len wenschen van den Schoolraad gerekend? Ik' kan dit gerust vragen, omdat de eer van het rapport van den Schoolraad toekomt aan zijn eminenten secretaris Mr Terpstra, die ook hierin getoond heeft de man te zijn, aan wien de belangen onzer scholen ten volle zijn toevertrouwd.

Maar wat nu?

Vast moet staan, dat de voorgestelde wijzigingen voor ons onaanriemelijk zijn, ten minste wat de besproken punten aangaat, en - wij verwachten dan ook, dat de anti-revolutionaire Kamerclub, indien er geen verandering wordt aangebracht, zal tegenstemmen. Een andere houding zou onder ons zeker ontstemhiing wekken, en niet verantwoord zijn tegenover hen, die in het prograan' van actie de vertolking van hun wenschen vonden. Maar als dit tegenstemmen eens het heengaan van den betrokken minister ten gevolge had! Als uit een dergelijke beslissing weer een ministeriëele crisis werd geboren! Als het resultaat in September ver-

kregen nu reeds, zij ihiet dan ten deele, moest prijsgegeven! !Als , Maar, Hoe ernstig deze dingen ook zijn, voor deze bezwaren mag niet worden geweken. Wij liebben onze vrijheid liever dan een rechtsch bewindsman. Het recht en de vrijheid onzer scholen is ons meer waard dan 'het ministeriëele leven van wien dan ook. Wij zoeSc'en geen kabinetscrisis, en wij zijn niet belust op moeilijkheden, en het gaat ons anti-revolutionaire volk er allerminst om, om voor een hunner de portefeuillo van onderwijs op te eischen, doch als naar het pand, dat ons is toevertrouwd, de hand wordt uitgestoken, en wanneer men ons knotten wil in die vrijheid, waarvoor jarenlang is gestreden en geofferd, zeggen we: daarvan blijft ge af!

Hiermee zijn we natuurlijk niet klaar.

Critiek alleen is niet voldoende, en ongewe^scht tevens.

Positief moet de weg gewezen, dien wij hebben te bewandelen.

Het adres van den Schoolraad noemt reeds eenige middelen, en , , De Standaard" heeft onlangs enkele lijnen getrokken, die aller overweging' waard zijn, en zeker een betere solutie bieden, dan de nota van wijziging van minister de Visser. Want de fout zit principieel in de wet van 1920, en in de wijze waarop de pacificatie is getroffen. Tegen de bevrediging zelve zijn ernstige' bezwaren in te brengen, en met onze onderwijs-wetgeving zijn wij op den verkeerden weg. Het is niet de weg van het particulier initiatief, maar van de staatsschool, van de „tirannieke eenheidsschool voor heel de natie". Daarom helpt een kleine operatie niet. „A] dat oplappen van een verkeerde wet, zegt „De Standaard" terecht, kan ons niet redden. We kunnen zoo wel bezuinigen, maar ten koste • van de hoogste belangen; we zijn opweg om te doen als de boer, die zijn zaaizaad verkoopt om toch maar aan geld te komen. Bezuiniging op de onderwijsuitgaven is noodig en ook zeer wel mogelijk', zelfs zonder het onderwijs ook 'miaar in het minste te schaden; maar dan moet de wet van 1920 vervangen worden door een geheel ander stelsel, dat vrijheid stelt inplaats van dwang; dat het particojlier initiatief aanmoedigt en niet vermoordt; dal, ernst maakt met de financiëele gelijkstelling en dat inderdaad den schoolstrijd overbrengt van het politieke erf naar de paedagogiek, waar die strijd behoort uitgestreden te worden. We zijn ervan overtuigd, dat een dergelijk stelsel niet alleen wenschelijk.is, maar ook in de practijk uitvoerbaar, wanneer men het ernstig wil beproeven." En daarom' moet er 'komen een andere wetgeving. Eerst wanneer bij de onderwijswetgeving uitgegaan wordt van het standpunt, dat het onderwijs niet allereerst een zaak is van den staat, maar van de maatschappij, van de ouders, kunnen de scholen waarlijk vrij zijn. Dan zullen zij, losgemaakt van knellende en verstijvende overheidsbemoeiing en doodende centralisatie, zich naar haar eigen aard en de behoeften der maatschappij kunnen ontwikkelen, en dan zal er pas een aanzienlijke bezuiniging worden verkregen. Deze komt nooit, als de staatsschool regel blijft, doch die is zeker te bereiken, wanneer gebroken wordt met bet beginsel, dat nu helaas den toon aangeeft. Vindt die breuke plaats, dan zal het particnlier initiatief kraditig opleven, en zullen de 'ouders meer en meer beseffen, dat het onderwijs hun zaak is. Doch dit eischt algeheele koersverandering. En'in welken geest? Wel in den geest van het gewijzigd Unierapport, dat in de volgende conclusiën is samengevat:

1. Op de lagere scholen worde, zoo mogelijk door de Cominissiëii die voor het beheer der scholen .zijn of worden aangesteld, van hen, die niet tot de onvermogenden behooren, een proportioneel school-geld geheven, naar bij de wet vast te stellen regelen.

2. De gemeenten worden niet langer belast met de bel? ostiging van de lagere school.

3. Door het Kijk worde ten behoeve van de lagere scholen aan de Schoolcommissiën eene vaste bijdrage 'uitgelceerd, te berekenen naar regelen bij de wet vast te stellen, naar zoodanigen maatstaf, dat de kosten van eene gewone, eenvoudig ingerichte lagere school, voor zoover deze niet uit de schoolgelden te vinden zijn, worden gedekt, en rekening gehouden wordt met uitbreiding van leerstof en vermeerdering van het onderwijzend personeel.

4. De uitlveering van die bijdrage worde, evenals thans, verbonden aan voorwaai'den, die de inrichting van het onderwijs vrij laten en alleen streklcen om de besteding der rijicsgelden voor het beoogde doel te verzelveren.

5. Voor zoover de ingezetenen niet zelve in hun onderwijs voorzien, treden in hunne plaats de gemeentebesturen op, met dien verstande echter, dat zij op tijd en wijze, bij de wet te regelen, het beheer der scholen overdragen aan plaatselijke Schoolcommissiën, te benoemen door de ouders der schoolgaande kinderen.

Dezen kant moet het uit.

Daarvoor moet de ni'éuwe schoolstrijd gevoerd. Want ondanks alle vredesleuzen is de strijd niet ten einde.

De nota van wijziging noopt ons opnieuw voor onze vrijheid te worstelen, en ons volk deinst, als het moet, voor dien kamp niet terug.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

De vrijheid der vrije School bedreigd.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1922

De Reformatie | 8 Pagina's