GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van Amerikaansche Boeken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van Amerikaansche Boeken.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Onlangs las ik in een Engelsch tijdschrift oen artikel over de Vrouw en de Historie.

Daarin werd betoogd, dat de historische „her: senknobbe!" bij de vrouw niet sterk is ontwikkeld.

Haar liistorische 'zin beperkt zich, zoo zij vroom is, tot den bijbel en tot wat met haar eigen leven ten nauwste samenhangt. Van al haar kennissen weet zij den geboortedatum en, op dag en uur na fcaa zij u vertellen, wanneer baar derde kind de eerste stuipjes kreeg en wat voor weer het was vandaag voor vijf jaar, maar op de vraag, wanneer Koningin Victoria gestorven is en wanneer Koning Edward, moet zij het antwoord schuldig blijven, omdat dit haar niets kan schelen.

Zoo ongeveer (want letterlijk kan ilc' bet niet me^r [Weergeven) de slotsom' van het artikel.

Docb het Amerikaansche boek, waarop ik thans de aandacht wil vestigen maakt dit oordeel vrij waardeloos. Ik zeg niet: geheel waardeloos. Want er zijn vrouwen, wier interesse voor de historie in het bovenstaande beeld naar waarheid wordt geteckend. Maar er zijn ook mannen, mannen van een zekere positie, die. m.-'^^^P^' 'laten we maar onderstellen uit 'lioffelijldieid, haar Irrer in niet alleen laten staan.

Slechts zou gekonstateerd kunnen worden, dat : de doorsnee-vrouw (mijn verontschuldiging .aan Charivarius in de „Groene Amsterdammer", die telkens als hij het woord „doorsnee" tegenkomt, het niet zijn verband opneemt in zijn rubriek „Onze Weesmeisjes'; ), ; , » minder voor geschiedenis voelt dan de doorsnee-majn.

Maar ja, daar zijn zooveel vrouwen en m-anaen, 'di'o zich niet laten doorsnijden.

Die met al die doorsnee-menschen spotten.

Daartoe behoort ook de schrijfster van ons boek, Aleida J. Pieter.s, van wie, op de titelpagina tevens verineld wordt, dat zij is „Dean of Milvvaukee-üiownej-College", wat zooveel zeggen wil als direct'-icc van een inrichting, die gelijk staat met de hoogste klassen van onze gymnasia en H. B. S.-en.

En zij gaf niet een historische roman, gelijk zöo menige talentvolle vrouw (men denke aan mevrouw Bosboom—Toussaint, Majorie Bowen, Caroline Atwater Mason), waarin ze dan haar fantasie vleugelen kan laten aanschieten, maar een boek met zuivere his!-, orie.

Ze heeft er oude, vergeelde paperassen voor moeten doorsnuffelen en zich in muffe archieven moeten begeven (of worden de archieven in Amerika beter geventileerd dan bij ons? ) en toch is ze er frisch bij gebleven. - . l^iiF , ;

Wat ge in het kortelings besproken boek van'"fiir^ H. Beets uitteraard slechts even . aangeroerd vindt, wordt hier uitvoerig beschreven.

Het heet: A Dutch Settlement in Michig a n, een Hollandsche nederzetting in .A-merika.

De stof wordt dus beperkt tot een bepaalde nndeizetting én Wel tot die in het Westen van Michigan onder Van ' Kaalte.

Niemand denke: hierover heb ik wel meer gele: ien, veeh bijzonders zal er voor mij .wel niet in staan.

Er slaat wel .degelijk wat bijzonders in en dat juist door de bijzondere manier, waarop de schrijfster haar doode materiaal' heeft verzameld en leven ingeblazen.

Hier worden feiten meegedeeld, die ge elders tevergeefs zoekt en ze' worden voorgesteld op een wijze, waarop eigenlijk alleen een vrouw' dat kan. .

Ze heeft niets Hendrik-van-Loofi-achtigs over zich. Daar. is ze veel te secum-, te wetenschappelijk voor.

Daarenboven toekent en schildert, preekt en bespiegelt ze niet, maar wat altijd de kracht van de schrijvende vrouw is geweest: ze vertelt.

Het fantastisch vertellen geeft aan de boeken van Selma Lagerlöf hun charme, het gewoon historisch vertellen leent bekoring aan het boek van mej. Pieters.

Tusschen twee haakjes: hoe menige grootmoeder bond haar kleinkinderen niet aan zich allee^-g'fo.ör , • haar vertellen?

Mej. Pieters vertelt dan, wat de kolonisten naar Amerika dreef: vervolging der afgescheidenen, maatschappelijke nood, fnuiking van het echt Christelijke onderwijs in het Nederland van die dagen.

Zij vertelt van de ontzettende moeilijkheden, welke de planters hadden te doorworstelen in het land, dat bun eens had toegeschenen als het land der belofte.

Zij vertelt van de overwinningen, welke God die mannen des geloofs over schier heel de linie deed behalen.

Zij vertelt ook van de vrouwen des geloofs. Daar zou een mannelijke historieschrijver allicht niet aan hebben gedacht." Maar de stille volharding, het veelomvattende werk, de dagelijksche en nachtelijke zorgen dier vrouwen worden door deze vrouw aangevoeld.

Zij verteft van het dagelijksch leven dier voortrekkers. Zij legt daarbij rekeningen over. Zij vergeet natuurlijk niet de kleeding te beschrijven. Van de huishouding wordt ge vanzelf op de hoogte gesteld. Ze keuvelt allergezelligst door en gij vermoedt niet, wat inspanning het haar heeft gekost, om achter dat alles te komen. •

Zij vertelt vanzelf ook van' het godsdienstig leven. Zij sluit het oog daarbij niet voor bekrompenheden barer helden en heldinnen. Maar één ding laat zij schitteren boven alles uit: hun eenvoudig, oprecht, echt Gereformeerd, stalen geloof. En dan • daartusschen die typeerende trekjes. Hoe b.v. de vrouwen hun„cologneclosje", waarin zich een sponS' bevond, van eau de „ cologne doortrokken, eu' waaraan ze bij het eerste doffe oogenblik eerst zelf mikten en daarna aan hun geburinnen doorgaven.

Ze vertelt, wel niet dwepend, m^ar toch vrouwelijk enthoesiast over Van Kaalte.

En als de vertelling uit is, dan houdt ze op.

Dat kan niet iedere schrijver. Ook niet iedere schrijfster. Gewoonlijk begint men dan na te betrachten. De les van deze historie is En dan volgt dikwijls nog het grootste deel van het boek.

Alzoo mej. Pieters niet.

De „Keformed Press" (Gereformeerde Pers), waarvan de Eerdmans—Sevensma Co. te Grand Kapids de uitgeefster is, lieeft ons met een zeldzaam boek verrijkt.

Radiopreeken.

Toen voor een paar jaar de stadsjongens op de daken antennes inrichtten, scheen dit .velen volwassenen voorbij te. gaan. Ik gebruikte destijds in een uitgegeven preek het woord „antenne", omdat ik dat een treffend beeld vond om het geestelijke te illustreeren.. Maar in de pers werd ik daarop aangevallen. 't Was zoó'n vreemd woord! Wie begreep dat nu!

Doch nu we nog geen twee jaar verder z\\n, heeft zich dat woord gelieel ingeburgerd. Iedereen v.'oet nu, dat het met de draadlooze telegrafie in verband staat.

Kon men destijds door de antenne den tijd van, Parijs, gelijk die van den Eiffeltoren geseind' werd, veremen,

kon men er concerten door beluisteren, nfeh^|, e antenne in dienst gesteld van het evangelie.'; *'> ''''^'''

Telkens brengen de kranten berichten van radiotoespraken in dienst der „evangelisatie", ook van radiopreeken.

Men heeft alzoo de wonderen der techniek uaiigogrepen voor godsdienstige doeleinden.

Van harte behoort dit te worden toegejuicht.

En het is gelukkig, dat de Gereformeerden achteraankomen. niet

Dit mocht ook worden verwacht.

Calvinisten sukkelen niet achter hun tijd aan, omdat zij nu eenmaal moeten.

Calvinisten zijn niet van die achterlijke mensehon, gelijk ze wel eens worden geschilderd, die de fcultuurraiddelen niet dtirven aangrijpen vóór dat zij or door don nood toe gedwongen worden.

Neen, waar het maar kan, marcheeren zij in do voorhoede.

Deze voorwaarde stellen zij slechts, dat hun beginsel niet in het gedrang kome.

Maar overigens is in dienst van Koning .Jezus hun niets goed genoeg.

Waar we hier echter voor een nieuw verschijnsel staan en men daarvan zoowel misbruik als gebruik kan maken, is het nu de tijd eenige lijnen te trekken.

Van het radiopreeken verwachten we veel voor hen, die den dienst des Woords in hun kerk niet kunnen bijwonen.

Met name denk ik hier aan de verstrooide-i.

De verstrooiden zoowel in Indië als in ons land.

Ook in ons land.

Hoevelen wonen er ook in proviiicios als Noord-Brabant en Limburg niet, die ver van een onzer kerken verwijderd zijn!

Zij m.oeten zich behelpen met in den huiselijken kring of voor zichzelf een preek t-e lezen.

Maar niemand zal ontkennen, dat het voor ztilken veel verkieselijker is om langs radio-weg een preek te hooren:

Sterker klemt dit nog voor Indië.

Daar kunnen de verstrooiden slechts eens cm de zooveel maanden of soms in het geheel niet worden bezocht..

En nu maakt de radiopreek dat bezoek wel niet overbodig, maar zij kan een groot gemis vergoeden.

Er mag dan ook wel op, . aangedrongen, dat vooral' die kerken, die verstrooiden hebben te bearbeiden, zich de kosten van zulk een installatie zullen getroosten.

Zijn ze hiertoe zelf niet bij machte, dan die.nen zij geholpen te worden. .

De waarde als evangelisatie-middel. staat niei: zoo, ' vast. Zoolang het een nieuwtje is, zal men er wel' iets mee bereiken. Maar óf dit middel zich zal icunnen' ban.dhav.eïi, als h^t, nieuwe er .af i's, zal de tijd moe-: ten leeren. Waar echter-i^e kosten geen bezwaar zijn, • is het zeer zeker gewenscht op dit middel beslag te'leggen, totdat het blijkt de moeite niet m.eer te' loonen.

Voor hen, die gedwongen zijn thuis te blijiren, kan het radiotoestel, zoo hun kerk . en hun huis ervan voorzien zijn, uitnemende diensten verleenen.

Doch vooral opent het ongekende mogelijkheden voor kongresseu; Als de installatie zóó geperfectioneerd is, dat - overbrenging van het gesproken woord ook naar andere landen mogelijk isj kan het Calvinisme, dat zich meer en meer internationaal ontwikkelen moot, er een zegenrijk gebruik van maken. ,

Toch moet met een enkel woord ook op het mogelijke, misbruik worden gewezen.

Wij zinspeelden er reeds op, dat de plaatselijke kerken hier een' roeping hebben.

Immers is het gevaar denkbaar, dat men het aan^ , een paar kerken overlaat de preeken naar rechts en. links uit te" zendem .

Dat zou een óngeweiischten toestand scheppen.

De band met; de plaatselijke kerk behoort ook hier, .als het maar eenigszins mogelijk is, behouden te blijven.

Ook heeft men er, zooveel in zijn vermogen is, , voor te waken, dat het radio niet misbruikt wordt, om. een '• bepaalden prediker te hooren en prediking in eigen kerk voorbij te gaan. Evenzeer heeft men op zijn hoede. te zijn, dat de gemakzucht er niet door bevorderd^ worde en iemand de onderlinge bijeenkomsten niet nalaat, met de verzekering of onder voorwendsel, dat hij radio-matig in de kerk is geweest.

Onze onderlinge bijeenkomsten kunnen door het aanhooren van radio-preeken niet worden vervangen. Juist in dat bijeenkomen zit al een mystiek element, dat het radio nooit kan aanbrengen. Aan het radio ontbreekt die karakteristieke stemming, die in het bijeen-zijn zicli van de geioovigen meester maakt en dat zeker niet eert van de geringste genietingen van het kerkgaan uitmaakt. De persoonlijke ontmoeting van Gods heiligen hebben wij iéderen Zondag opnieuw te zoeken.

Bij het radio kan alleen aan het hoor-verlangen worden voldaan. Maar onze kerkendienst gaat in het hooren "•iet op. •'^*iSP? iiSs§'

Daarom blijft de radio-preek surrogaat.

En wanneer men dan, gelijk in Amerika moet geschieden; het Avondinaal radionisch bedient, dan hebben we óns daartegen met beslistheid 'te verzetten. Eat gaat tegen de instelling van Christus in. Men moet de teekenen en zegelen uit des dienaars hand ontvangen, die ze uitreikt in den naam van Christus. De gemeenschap der heiligen moet daar zichtbaar zijn. Trouwens, als men per radio het Avondmaal bedient, waarom dan, 'dok !met • de' Doop.? -, En .waarom; ..niet rdiogetrouwd?

Er dreigen dus gevaren.

Maar die mogen niet verhinderen, dat van deze nieuwe vinding een recht gebruik wordt gemaakt.

Modernistische leerstoelen.

In Utrecht worden vanwege het modernistisch Haagsche Genootschap twee leerstoelen gevestigd, gelijk men weet. '

Waarom juist in Utrecht, heeft men gevraagd.

Men heeft daarop het antwoord gegeven, dat voor de hand lag: omdat onder de Rijks-universiteiten Utrecht als het bolwerk van de orthodoxie wordt aangezien en men van modernistischen kant de orthodoxie in haar eigen kamp wil aanvallen.

Men heeft het ook wel wat meer idealistisch voorgesteld.

Inderdaad zijn er nog een paar andere redenen denkbaar.

Maar zou het boven gegeven antwoord nu zoo heelemaal mis zijn?

Intusschen heeft men er zich over verwonderd, waar het modernistisch genootschap het geld #-andaan haalde, om twee hoogleeraren te salariëeren.

De m.odernisten hebben nu juist niet het meeste voor hun beginselen over.

Daarvoor is het indifferentisme onder hen te sterk.

Daarenboven; geven moet geleerd worden.

En zij waren daartoe niet als wij in de gelegenheid.

Maar deze puzzle is al uit elkander gehaald.

De beide hoogleeraren. Dr G. A. van den Bergh'van E-j'singa en Dr H. T'. de .Graaf blijven predikant.

Hoewel zij hun hoogleeraarsambt wel niet per radio zullen uitoefenen en zij er wel voor naar Utrecht moeten reizen, houden zij, toch. nog tijd over voor pastoralen arbeid. •.eü•(''"p^f^^•

Zoo blijkt het gebaar van het Haagsch Genootschap niet zoo grootsch te zijn als het eerst wel leek.

Nu zullen wij de laatsten zijn om hiermee te spotten.

Er zit zelfs een denkbeeld . in, dat ook wij in overweging kunnen nemen.

Evenals Dienaren des Woords soms aan gymnasia, H.B.S., lycea en kweekscholen verbonden zijn om daar Hebreeuwsch en godsdienstonderwijs te geven en daarmee één of twee dagen in de week „Icwijt" zijn, zoo-zou ook aan dienstdoende wetenschappelijk uitblinkende pre-, dikanten kunnen worden opgedragen een bepaald vak aan de Universiteit te doceeren.

Natuurlijk eischt een groep van vakken den vollen mensch.

Maar voor één vak zou het misschien mogelijk zijn dien weg in te slaan.

Al verwerpen wij dan oofe deze idee niet, men voelt het: hel is heel iets anders een paar van zulke leerstoelen in te richten! dan.i een Universiteit te dragen, • (zij het dan ook, dat zij nog niet tot alle vijf faculteiten is uitgegroeid) gelijk: ons Getóormeerde-volk* doet. •.

Hoe zouden - de mannen van ethische en moderne richtingen niet met de handen in het haar zitten, indien de Staat hun zijn steun onthield!

Geen heldenen meer.

Een der leiders van het Leger des Heils in Amerika heeft gekommandeerd, dat men niet meer jn.ag spreken van Heidenen, maar enkel van niet-Christenen.

Heidenen is zoo'n hard woord.

Men wil er een. zachter term voor , in : de pl.aats stellen.

Men is dus wijzer dan de Schrift, die gedurig van Heidenen spreekt.

Zoo verlaat men het rechte pad en laat zich door valsche humaniteit beheersohen.

Een teeken des tijds, dat men ook ten '•o'8? ^èOT op velerlei wijze kan opmerken.

Doch het dwaze Gods zal, naar het .apostolische, woord, wijzer blijken te zijn dan de menschen.

Waarom gezwegen?

Men maakt ons attent' op scheeve •i''obrsteliingen, die in enkele bladen voorkomen, aangaande de bekende tooneelvoorstelling.

Mag dat onweersproken bljjven, vraagt men.

Wij antwoorden: wij hebben onzen plicht gedaan, wij hebben gewaarschuwd, wij blijven nog steeds ons standpunt getrouw.

Maar in het af vliegen op-uitingen, welke met de onze niet strooken, hebben we geen lust.

Misschien dat we, als de nabeschouwingen afgeloopen, als allen uitgesproken zijn, er nog even op terugkomen, en hen gezamenlijk antwoorden.

Eoch niet dan in het uiterste geval gaan we daartoe over.

Meer dan mliteSltijd te blijven ronddraaien om de tooneeluitvoerihg, ' welke zooveel opspraak wekte, hebben we noodig principieele bespreking.

Daarmee hopen we een aanvang te maken, zoodra rustiger periode is. aangebroken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Van Amerikaansche Boeken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's