GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Op alle terreinen des levens.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op alle terreinen des levens.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de „Kerkb. van de Geref. ]; Cerken van 's-Gra, venhage" schrijft Dr Dijk, dat hij enkele opmerkingen wil maken, „die meer als ca, userie dan lals systematische uiteenzetting bedoeld zijn" over de kuituur onder den titel: „Iets over cultuur en cultuurwaardeering".

Hiervan verscheen het eerste artikel.

Het zou van geen goede journalistieke manieren getuigen, wanneer men Dr Dijk niet liet uitspreken tot het laatste artikel toe.

Met belangstelling zien we dan ook het vervolg tegemoet.

Maar bij wijze - van inleiding brengt DT D. in dit eerste artikel een zaak ter sprake, waarop' hij, naar te verwachten is, niet meer zal terugkomen.

Daarbij nu zouden wij een kantteekening willen maken.

Niet om polemiek te voeren.

Doch om Dr D. te verzoeken zijn oordeel in deze aan nadere herziening te onderwerpen.

Hij beweert daarin toch, dat z.i. de term „op alle terreinen des levens" dient te worden losgelaten.

Of om objektief zijn gevoelen weer te geven, citeer ik hier de heele passage:

En bovendien heeft ons christelijk geloof, omdat het zijn uitgangspunt heeft in God den Schepper van hemel en aarde, een cultureele roeping, en mogen wij de schatten, welke de Almachtige in Zijn wereld heeft neergelegd, niet vervvaarloozen.

Wij noemen dit gewoonlijk: op alle terreinen des levens.

Een term, die onder ons burgerrecht verkreeg.

Maar een term, die m.i. door ons moet worden losgelaten.

Omdat gebleken is, dat, hoe goed deze uitdrukking ook bedoeld is, zij is gebezigd als een leuze om veel wereldzin goed te praten, en als een vlag, om verkeerde lading te dekken. Trouwens in den term zelf •schuilt eenig gevaar. Door de zonde is het niet mogelijk om God op alle terreinen des levens te dienen, want er zijn terreinen, welke zoo door de boosheid des menschen verworden zijn, dat wij ze moeten loslaten. Die vuil is^ dat hij nog vuil worde. Er is ook een voortgaand proces van het kwaad, dat wij niet kunnen stuiten.

Behoort daartoe ook de cultuur?

Wij willen zien.

Men ziet, de bedoeling valt te prijzen.

Dr D. wil dien weg inslaan om te voorkomear, •dat men onder de leuze „op alle terreinen ides levens" veel wereldzin goedpraat.

Maar of hij hierbij den juisten weg inslajat, is de vraag.

Of liever: voor ons is het geen vraag.

Wij gelooven, dat die term de uitnemende weergave is van ee^i gedachte, welke nooit door ons mag worden losgelaten.

Deze term heeft een geschiedenis.

Gelijk men weet, heeft Kuyper hem als leuze opgeheven.

Doch niet als holle, maar als heilige leuze.

Kuyper zag zich na zijn bekeering tot het Calvinisme voor de droeve werkelijkheid geplaatst, dat het vrome volk zich niet interesseerde voor wat buiten het kerkelijke en het godsdienstige lag.

Het het het overige levensgebied aan de wereld over.

Het trok zich bijna geheel op hetrehgieuse terug.

Met name voor de politiek was het niet wa.rm te krijgen.

En nu heeft Kuyper met profetische bezieling het uitgeroepen: door uw afzijdigheid doet gij Christus oneer aan.

Heel het leven in zijn gansche uitgestrektheid moet voor onzen Koning worden opgevorderd.

Niet alleen de kerk, niet alleen de religie, ma, ar ook politiek, wetenschapi, kunst, maatschappij en wat er maar tot het volle, rijke leven! behoort.

Hij heeft er den tekst ingehamerd: alles is uwe, doch ^ij zijt van Christus en Christus is Gods.

En God gaf hem de genade, da, t zijn woord insloeg.

Een wondere herleving van het Calvinisme werd hier te lande aanschouwd.

Het Gereformeerde volk liet zijn houding van veelzijdige onthouding varen en ging op-verovering uit.

Het heeft zijn dagen gekend, waarop het met vol gemoed zong: Gij, Heer alleen, Gij zijt. Verwinnaar in den strijd en geeft Uw volk de zege.

Zouden we nu. op die leuze, zij het dan ook eenigermate, moeten terugkomen?

Dan zouden we iets moois van het levenswerk van Kuyper kwijtraken.

Toch, hoe weemoedig dat ook zou aandoen, kan dat nog geen doorslaand argument zijn.

De vraag dient veeleer zóó gesteld: mag er één levensterrein aan Christus worden onttrokken?

Mag men één levensterrein aan de wereld, aan den Satan overgeven?

Heeft Christus geen aanspraak op' bet leven in heel zijn omvang?

Mogen we een dualisme invoeren tusschen levensterreinen, waarop Christus wel en waarop Hij niet moet worden verheerhjkt?

Als men de vraag zóó stelt, dan zijn wij het er allen over eens: idat mag niet.

Doch nu komt er dunkt mij een verschil aan het licht tusschen de beteekenis, welke Kuyper aan den term „levensterrein" gaf en dat, wat Dr Dijk er onder verstaat.

Dr Kuyper verstond er onder de groote terreinen van het religieuse, het ethische, het aesthetisclie, staat, school, maatschappij, wetenscha, p, kunst, techniek, huisgezin, opvoeding, onderwijs.

Maar voor Dr Dijk is „terrein" niet alleen het terrein zelf, maar ook alles, wat menschen er op hebben opgetrokken.

Op het terrein van het religieuse staan ook de valsche religies. Natuurlijk mogen die niet worden overgenomen en aan Christus dienstbaar gemaakt. Neen, die menschelijke religies moeten juist door de Zending worden bestreden en door de ware, de Christelijke verdrongen. Het heele religieuse terrein wordt daardoor voor Christus opgeëischt. En al zal de Zending zelf het zoo ver niet brengen, dit blijft toch haar doel: dat de aarde vol wordt van de kennis des Heeren, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken.

Op het terrein van de M^etenschap verheffen zich vele torens van Babel, waardoor de mensch zich een naam wil maken. Nu aanvaardt de Calvinist niet eenvoudig die ongeloovige stelsels, maar hij bestrijdt ze. Het is hem een lust dien toren te ondermijnen en te laten omversmakken. En al slaagt hij daarin in deze bedeeling op verre na niet, toch geeft hij des-moed niet op, want hij' is er\-an overtuigd: de geheele wetenscJrap' behoort aan Christus.

Op het terrein vEui den Staat worden theorieën verkondigd en praktijken aangepirezen, die nooit te verzoenen zijn met het woord, dat Christus kort vóór Zijn hemelvaart sprak: Mij' is gegeveai alle macht in hemel en op aarde. Daartegenoiyeir worden door den Calvinist gesteld de eeuwige beginselen van Gods Woord en hij zal niets onbe^ proefd laten om die ingang te doen vinden, lal zal zijn leven één langdurig gevecht zijn.

Op het terrein van de kunst is veel getooverd, wat zich met de heiligheid vaar Christus niet verdraagt. Daar kan en zal de Calvinist zich nooit bij neer leggen. Hij zal behalve positieve kunstbeoefening naar eigen beginsel en met gebruikmaking van wat hij er bij kan inlijven, protesteeren, toornen tegen en den oorlog verklaren aan de zoogenaamde kunst, die de zonde verheerlijkt. Want ook op' het terrein van de kunst moeit beslag gelegd in Christus' naam.

Van geen dezer terreinen mag de Calvinist zich terugtrekken, maar wel zal hij zich — en dat niet op een enkel, maar op alle terrein — beijvereir om omver te' trekken wat Christus mishaagt.

We kunnen daarom onmogelijk onderschrijven de uitspraak van Dr Dijk: „Door de zonde is hefc niet mogelijk om God op alle terreinen des levens te dienen, want er zijn terreinen, welke zoo door de boosheid des menschen verworden zijn, dat wij ze moeten loslaten. Die vuil is, dajt hij' nog vuil worde".

Neen, die terreinen zijn geschikt om ze Gode te wijden, maai' wat sommige menschen er op gebouwd hebben is vermolmd en verrot en dat moet worden afgebroken.

Als iemand een terrein wil koopen, dan zal hij het terrein niet ondeugdehjk verklaren, omdat achteraan, tegen den waterkant, een schuurtje staat, dat een vergaa.rplaats van malariamuggen is. Hij zal dat schuurtje laten verwijderen of afdoend laten reinigen en de sloot met petroleum of een andere doeltreffende vloeistof bewerken. Doch het terrein laat hij er niet om loopen.

Op elk levensterrein toont God Zijn algemeene genade. En mogen wij dan zoo ongenadig zijn, dat wij het geheel aan de boosheid en den boo> ze overlaten ?

God dienen op alle terreinen des levens.

Het was van meetaf ook een strijdleuze.

Het houdt o.m. in: zich keeren tegen al het ongoddelijke, dat zich op die terreinen heeft gewaagd.

Dat ongoddelijke hoort et niet.

Wij hooren er, omdat wij dienaars van Christus zijn.

Zoo opgevat — en dat is toch de historische opvatting — schuilt er in die leuze allei'minst eenig gevaar.

Ze drukt zoo juist onze roeping uit.

Ik vlei me, dat Dr Dijk hiermee zal instemmea.

Dat er van dien term misbruik is gemaakt, ontken ik niet.

Men meende soms, wat van wereldsehen kant bijval vond, voor levensterrein te moeten verklaren. Maar dan is de kermis ook een levensterrein. Of om het nog scherper te zeggen: dan is het bordeel ook levensterrein.

Dat echter is spelen met het woord „levensterrein".

Doch dat misbruik kan nooit het gebruik opheffen.

We moeten de leuze telkens weer verklaren, maar haar behouden.

Want in de bewering van Dr Dijk, da; t er levensterreinen zijn, welke we wegens hun „verwording" moeten loslaten, schuilt m.i. niet slechts eenig, maar groot gevaar.

Dit n.l. dat de gedachte wortel zal schieten, als zouden we een deel van het leven aan Christus moeten onttrekken.

Dat we van sommige levensterreinen, in plaaits van ze voor Christus te veroveren, op een verreu afstand moeten blijven staan.

Zou die gedachte onder ons gemeengoed worden, dan zouden we vervallen tot ascetisme.

En ascetism.e en Calvinisme zijn twee gezworen vijaaiden.

Naar wij hopen, hebben we hiermee ons verzoek om revisie voldoende toegelicht.

Moge die revisie dan volgen.

De Evangelisatie-predikant.

Reeds vóór jaren heeft schrijver dezes gepleit, zoowel op kerkrechtelijke als op-praktische gronden, voor het beroepen van pjedikanteu ten dienste der herkerstening of evangelisatie, voorzoover die door de kerk als instituut ter hand wordt genomen.

Met verklaarbaar genoegen ziet hij, hoe thans in verschillende deelen van ons land die idee opkomt en naar verwerkelijking ervan gestreefd wordt.

Zoo lazen we o.a. in het , , Koirt Verslag van de vergadering der Cl. Heerenveen op 7 Mei 1925":

De nieuwe regeling voor den Evangelisaüearbeid en de Steunverleening aan Hulpbehoevende Kcrlieii in de classis Heerenveen (levens Instructie voor Deputaten ad hoc), wordt hierna besproken. Het beginsel, aan die regeling ten grondslag liggend, is, den arbeid der Evangelisatie en de Steunverleening aan hulpbehoevende Kerken der classis gescheiden te houden; één der hoofddoeleinden: to komen tof het beroepen van een Dienaar des Woords voor liet "Evangelisatieterrein der classis-Met enkele geringe wijzigingen wordt deze regeling door de classis aanvaard.

Dergelijke berichten kon men de laatste weken ook uit enkele andere Classes vernemen.

Ook in de Chr. Ger. Kerk in Noord-Amerika schijnt men dien weg te willen volgen. De kerken in de Hudson-Classis hebben voor den Evangelisatie-arbeid in de Oostelijke Staten een lijst saamgesteld, waarop enkel predikanten voorkomen, waaruit dan een benoeming zal worden gedaan.

Ondanks ondervonden teleurstelling en voorloopige opschorting in het beroepingswerk van een Evangelisatie-dienaar volhardt ook de Classis 's-Gravenhage bij het ideaal.

Het Kort Verslag zegt dienaangaande:

Het rapport van Deputaten voor de Evangelisatie in de Classis over een voorstel van Rijswijk, in de vorige vergadering ingediend, komt tot de volgende conclusies:

a. geen Dienaar des Woords voor de Evangelisatis in de Classis te beroepen;

b. de Deputaten ad hoc te ontheffen van hunne opdracht, maar ze toch te behouden om bij mogelijl» hervatting van het werk terstond weer te kunnes optreden;

c. de kasgelden aan de kerken proportioneel terug te geven, min 10 pCt. voor gemaakte en mogeli)l! nog te maken onkosten;

d. de collecten voor de Evangelisatie in de Classis voorloopig niet meer te doen houden.

Deze conclusies worden, na eenige discussie, aangenomen, met dien verstande dat aan Deputaten iï de volgende vergadering een bepaalde opdracht l^ worden verleend.

Het slot van b. is hier het lichtpunt

Misschien kondigt het voorbehoud, dat bij de konklusie gemaakt werd, er nog een aan.

Aan het spreekwoord, dat Keulen en Aken mst op één dag gebouwd zijn, herinnert ons het rap" port, dat dopr daartoe benoemde Dep-utaten op de e.k. partikuliere Synode van Nd Holland wordi uitgebracht.

Daarin worden de kerken opgewekt om met meer kracht den Evangelisatie-arbeid voort te zettenen om naar geschikte concentratiepunten te zoekeBj Ook wordt het beroepen van een Evangehsatiepredikant wenschelijk geacht.

Prof. Grosheide is daardoor niet geheel bevredigd.

In „Nd Holl. Kerkbl.” spreekt hij dat uit.

Wat den Evangelisatie-predikant betreft, is 't voorstel voorzichtig. Er slaat: dat bij breeder ontwikkeling van den Evangelisatie-arbeid het wel gewenscht zal zijn, dat door de kerk, die d.aarvoor het meest in aanmerking komt, voor dezen arbeid een Dienaar des Woords zal worden beroepen.

Dit voorstel heeft ons teleurgesteld. Feitelijk blijft dus alles als het is en zal de Evangelisatiepredikant er nog niet komen. We brengen gaarne hulde aan den arbeid van Deputaten, doch we hadden verwacht, toen WO het Rapport lazen, dat het uit zou loopen op het voorstel om het beroep van een Evangelisatiepredikant voor te bereiden.

Het laatste deel van het voorstel spreekt over de aan Deputaten te geven opdracht. Daaruit halen we dit naar voren, dat Deputalen opgedragen zal worden kerken of groepen van kerken, die daarvoor in aanmerking komen, te wijzen op de wenscheKjkheid om een colporteur aan te stellen. De verdere opdrachten betreffen inzonderheid hetgeen er zou moeten worden gedaan, als er een Evangelisatieprediker zou worden beroepen.

We hebben zeer zeker een belangrijk Rapport ontvangen. Deputaten hebben de zaken goed overwogen en komen met voorstellen, die daarvan het gevolg zijn. We hebben allen lof voor hun arbeid.

Alleen — we hadden gaarne gezien, dat de voorstellen verder waren gegaan.

Elk jaar is er één — ook voor Noord-Holland.

Eén van verroomscliing en ontkerstening.

De nood dringt!

Moet er een Evangeiisatiepredikant zijn — en Deputaten oordeelen, dat het moet — dan kome hij spoedig!

Ook wij hopen, dat men meer en meer ^al gaan inzien, dat het aanstellen van een colporteur minder dan half werk is.

Ouder leiding van een Evangelisatie-predikant kunnen colporteurs goed werk verrichten.

Maar men vergete niet, dat het beste voo-r dezen arbeid niet goed genoeg is.

De Zending kan ons in deze veel leeren.

Niet, dat we Zending en Evangelisatie op één lijn stellen.

Doch wat den aard van het werk betreft, heeft de Evangelisatie haast nog dringender degelijk geschoolde, akademisch gevormde arbeiders noodig dan de Zending.

Om slechts dit te noemen.

Zal men met vrucht de dwalingen en ongeloovige stroomingen van dezen tijd bestri|den, dan kan men alleen door wetenschappelijke studie daarvan op de hoogte zijn.

Dat is een nuttigheidsreden.

Ik stem het toe.

Maar één, die zwaar weegt.

Daarenboven zijn er nog principiëele redenen, waarover we thans niet kunnen handelen.

Moge de overtuiging spoedig onze kerken door-, dringen, dat men in den arbeid der herkerstening niet met mindere krachten toe 'kan.

Als wij het inzicht van nu in deze zaak vergelijken met dat van een jaar of tien terug, dan kunnen we dankbaar zijn.

We zijn geavanceerd.

Doch het tempo kon nog sneller zijn.

Een nieuwe uitgave der Kerkenordenlng.

Daareven wordt op onze schrijftafel nedergelegd een nieuwe uitgave van de Kerkenordening met besluiten van Generale Synoden, benevens Zendingsorde en Bijlagen, uitgegeven bij; Gebrs Zomer en Keuning.

Deze vierde druk is behalve door Dr .1. C. de Moor bezorgd door Ds Joh. Jansen, die op' het gebied van het kerkrecht zijn sporen heeft verdiend en op waardige wijze wijlen Ds W. Bi. Renkema vervangt.

Deze uitgave is een doorloopende verbetering van de vorige.

Veel overtolligs is weggelaten z.a. de oude tekst der Dordtsche Kerkenorde; besluiten 'die weinig meer dan doublures waren, bijlagen over Ineensmelting van kerken.

Daarentegen is deze druk tot op: heden bijgewerkt, zoodat men er de belangrijkst© besluiten van de Synode van 1923 in vindt.

Ook de Bijlagen, hebben uitbreiding ondergaan. Onder meer is daarin ook opgenomen de ontwerpregeling voor de verkiezing van Ouderlingen en Diakenen van Prof. Dr H. H. Kuyper, welke in de praktijk zoO' bijzonder bruikbiaar is gebleken en waardoor veel gesukkel bij deze verkiezingen voorkomen wordt.

We zijn niet op drukfouten-jacht uit geweest en gunnen ons ook niet den tijd om kleine feilen, die er misschien iii voorkomen, op te sporen.

Liever wenschen we de bewerkers geluk met hun zoo wel geslaagden arbeid.

Er zit heel wat monnikenwerk achter, maar ook dat was geen vergeefsch werk, want VOOT de praktische waarde van dit boek is het onmisbaar.

En wat het uiterlijk aangaat: het is keurig en royaal uitgegeven in slap linnen band.

Maar hier roer ik juist een punt aan, uat ik' geen verbetering acht.

De vorige uitgave kon men hssl gemakkelijk in zijn zak dragen, wat voor kerkeraidsleden en afgevaardigden naar de meerdere vergaderingen zeer gerieflijk was. Zij was gedrukt op-clun papier en had slechts een smalle rand wit. Z© mtaï 16 op 12^c.x\I. en was nog geen c.M. dik.

Deze vierde diuk echter is lang zooi handig niet voor het gebruik. Het papier is veel dikker. Hij meet 20.5 op lö c.M. en heeft een dikte van 2 c.M. Wel telt zij 35 bladzijden meer, maar bij de vorige wijze van uitvoering had het fonnaat hetzelfde kunnen blijven en zeu de dikte misschien juist den c.M. hebben gehaald. Kerkeraadsleden en Deputaten zullen er een aktetasch voor moeten aanschaffen, indien zij niet, wat wij' niet hopen, het dikkere hoek thuislaten en het dunnere meenemen.

In Kerkeraadsbibliotheken vinde *dit werk plaats onder groep A. een

Over schorsing en afzetting van predikanten.

Een punt, dat op enkele classicale verga'deriugen ter sprake kwam en deel zal uitmaken van liet agendum der Generale Synode, het volgende jaar te Assen te houden, „betreft de afzetting van Dienaren des )Voords, welke helaas de laafste jaren nog al eens plaats had.

Het is een droeve materie, inaiar het kan niet ontkend, dat zy oaider de oogen behoort te worden gezien.

De kerk van IJmuiden verzocht aan de classis Haarlem het volgende voorstel, desnoods eventueel gewijzigd of verbeterd, aan te nemen, en door te zenden naar de Part. Synode: De Generale Synode overwege naar aanleiding van de herhaaldelijk voorkomende gevallen van afzetting van Dienaren des Woords, of het èn mst het oog op de positie der af te zetten D. d. W. zelf, èn met het oog op de eer der kerken, ook noodig is, den laatsten zin van art. 79 K.O. zoodanig aan te vullen, dat de classis bij elk voorkomend geval van afzetting ook uitspreke, of deze voor altijd plaats heeft; en voorts, om. anisverstand weg te nemen, de woorden „i n art 11 g e n o e m d", uit dien zin weg te laten, omdat deze woorden in de artt. 4, 11, 12 K.O. ook niet voorkomen en in al deze artt. dezelfde Deputaten, n.l. van art. 49 K.O. bedoeld worden; door b.v. den laatsten zin van art. 79 K.O. aldus te lezen: „of deze geheel, en zoo ja, voor altijd van den dienst af te zetten zijn, zal aan het oordeel der classis staan, met advies - van de Deputaten der Pari Synode”.

De Classis zal het eerst op de volgende vergadering, nadat het in de verschillende kerkeraden besproken is, in behandeling nemen.

Ook Scheveningen kwam met een voorstel op de Classis 's-iGravenliage:

Een voorstel van dezelfde kerk, om, uitgaande van de gedachte dat 'de afzetting van een Dienaar des Woords wegens ergerlijken levenswandel, in vele gevallen definitief behoort te zijn, via de Particuliere Synode aan de Generale Synode te verzoeken, in dien zin art. '79 K.O. aan te vullen en te wijzigen, wordt na aanpele bespreking aangenomen en besloten het volgende door te'zenden:

„De particuliere Synode van Z.-H. (N.g.) vraagt aan de Generale Synode een nadere verklaring van art. 79 K.O. wat aangaat de tuchtoefening over Dienaren des Woords, met name over hunne schorsing en afzetting van den Dienst wegens ergerlijken levenswandel, en wel of deze afzetting definitief bedoeld ; is, en 2o. of het niet noodig is te bepalen dat geen' afzetting door de Classis kan geschieden dan met advies van de Part. Synode."

Wij stellen ons voor nader op-deze zaak teirug te komen.

De leeken kerkelijk gesanctionneerd.

Niet zonder verwondering lazen we'in , , De Wekker" de volgende passage in het Kort "Verslag van de vergadering der Classis Utrecht van de Chr. Ger. Kerk:

Voortgegaan Wordt met onderzoek van den Broeder, door den Kerkeraad van Utrecht op de vorige classe gepresenteerd voor leekenarbeid-In comitévergadering wordt gehandeld. Na opheffing dezer comitévergadering wordt dien bi'. een tekst opgegeven om over te spreken, zijnde: en. 15:1. Na spreken onderzocht in Dogmatiek en Symboliek.

Resultaat is: met algemeene stemmen besloten Br. f. V. d. Knijff toe te laten voor leekenarbeid in de classis Utrecht.

Voorz. spreekt hem toe. Br. v. d. Knijff dankt voor gevallen beshssing.

Wat is dat?

Leekenarbeid!

‘t Klinkt in Gereformeerde ooren zoo vreemd.

En dan uit een officieel kerkelijk verslag.

Ik vermoed, dat met dien broeder, die voor leekenarbeid is toegelaten, een oefenaar 'is 'bedoeld.

Maar waarom hem geen oefenaar genoemd?

Dat men in het dagelijkscli leven wel spreekt van een „leek" in tegenstelling met een „deskundige" kan moeilijk bezwaar opleveren.

Doch op kerkelijk gebied moest zulk een benaming toch kontrabande zijn.

Alleen Rome kent het onderscheid tusschen clerus en leeken.

Maar de Reformatie niet.

Men vange in Chr. Ger. kring dit vosje, ©er dat heï beestje groot wordt en veel schade zal hebben aangericht.

De vereeniging van de Chr. Geref. Kerk met de Gereformeerde Gemeenten.

Mot deze vereeniging vlot het nog niet.

De Classis Utrecht der Chr. Geref. Kerk staat er heel anders tegenover dan - de Classis 's-Gravenhage.

Wat de eerste aangaat, werd gepuyiceerd:

1. De classis Utrecht verklaart met smart het altijd nog gescheiden zijn, wat by elkander hoort;

2. gelooft dat de noodzakelijkheid van saamleving nog altijd bestaat;

3. verzoekt aan Synode opnieuw deputaten te be^ noemen die wederzijds openlijk alle bezwaren met elkander bespreken.

En van de laatste:

„De Classis, kennis genomen hebbende van de handelingen der Gen. Synode, het rapport der commissie, lettende op het optreden der Gereformeerde Gemeenten tegenover onze kerk, acht den tijd nog, niet gekomen om over vereenigen te beslissen en spreekt den wensch uit, dat in dezen de meest mogelijke voorzichtigheid in acht genomen worde."

Hierdoor wordt weer bevestigd', wat we vroeger schreven, dat er in de Chr. Ger. Kerk twee stroomingen zijn.

De eene voelt zich veel nauwer verwant aan de Gereformeerde Gemeenten dan aan d© Gereformeerde Kerken.

Maar er zijn er ook, die zich dichter bij' db Gereformeerde Kerken voelen dan bij de Ger©formeerde Gemeenten.

Waarop dit zal uitloopen, moet d© tijd leeren.

Voorspellen doet geen nut.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Op alle terreinen des levens.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1925

De Reformatie | 8 Pagina's