OPVOEDING EN ONDERWIJS.
„Splune, spinne, LiesRen."
Er bestaat een aardig en tegelqkertijd eigenaa-rdig achterhoeksch versje, dat aairvaagt met de woorden, die hierboven staan. Het luidt in zijn geheel;
ypinne, spinne, Liesken!
Eiken dag un diesken,
Spins du neet, zoo hefs du neet Zoo krigs du ok in oew kisken neetli)
Het is een eenvoudig en simpel versje, maaier spreekt levenswijsheid in. De oude gewoonte, dat een meisje haar eigen uitzet moest spinnen, om zoo tegen haar huwelijk haar kleerkistje goed gevuld te hebben, was inderdaad nog niet zoo kwaad. En de gedachte, 'dat een goede huisvrouw haar eigen huis in haar geheel moest kunnen verzorgen, was onzen voorouders lief.
Er is in onzen tijd meermalen reden, om te vragen, of we niet wat lieel ver van dien ouden tijd af leven.
Het staat natuurlijk van te voren vast, dat er in de laatste tientallen jaren heel wat is gewijzigd, dat er toestanden zijn te constateeren, die mem voorheen zoo niet kende, dat er 'cloor het leven ook aan onze meisjes eisdhen gesteld worden, waarvan men vroeger niet droomde, — maar toch dit alles neemt niet weg, dat één bepa^de zijde tm het leven ook heel veel uit het oog wordt verloren.
Dat is deze: er kunnen uitzonderingen zijn, maar in 't algemeen genomen moeten we nimmer vergeten, dat de Schrift nog steeds de beste psychologie geeft van de vrQjiw. En volgens mijnBybel is de xrouw toch in de eerste plaats erop aangelegd om huisvrouw, om moeder te zijn. Hoe zeer trouwens ook de vrouw haar best doet anders te willen schijnen, in het diepst van haar hart is zij toch degene, die zich begeert te geven, en die haar moederlijke drift begeert uit te leven. Ook psychologisch gezien is dat vooralsnog een n1et te loochenen feit. Immers zoolang, alle redenaties teo spijt, een meisje gaarne met poppen speelt, zoolang een bakvischje een mager poesje of een ongelukkig mormeltje van een ^traathondje vertroetelt, zoolang zij zich intuitief "geeft voor wat haar zachte hand vraagt en haar intuitie — zonder redeneering — juist behoeft, zoolang ondanks alle theorie in het diepst van de meisjesziel leeft de vraag om zich te mogen geven, — zoolang krijgt onze Bijbel ook in de practijk steeds weer gelijk.
En nu willen we niet zeggen, dat het niet nuttig is en goed, dat onze meisjes wat leeren, dat ze zelfs veel leeren. In de eerste plaats toch eischt de samenleving in onzen tijd iets anders dan voor eenige tientallen van jaren, en ten tweede is er een zekere maatschappelijke ontwrichting, waardoor veel meisjes langen tijd, en soms ook voorgoed ongetrouwd blijven. Enkelen zijn er ook ongetwijfeld, die, door een bizondere levensleiding, zei» een soort levensroeping kunnen vinden, zóó, dat zo straks niet meer naar het huwelijk begeeren-Maar dit alles is geen regel. Regel is het, •^at onze meisjes gaan trouwen. Ik heb geen statistischf gegevens bij de hand, maar ik zou wel haast durven zeggen, d at ook van onze meisjes, die academisch ge-
vormd zijn, verreweg 't grootste deel straks in 't huwelijksbootje stapt. Hetzelfde zou zijn te zieggen van •onze onderwijzeressen, apothekeressen, verpleegsters, enz. Dat is gelukkig. Het bewijst, dat ondanks het vervullen van een soort „beroep" toch onze meisjes en jonge vrouwen werkelijk geheel vrouw kunnen blijven.
Maar nu is hier wel iets anders.
Men klaagt tegenwoordig over de duurte van het leven, over het moeilijke van het bestaan; allerlei klacht wordt vernomen, ook van hen, die toch een vrij behoorlijk inkomen hebben. En nu denk ik er niet aan, eenzijdig alle die klachten naar één hoek te dringen, of op één oorzaak af te wenden. Maar wel moet ik zeggen, dat het me herhaaldelijk opviel, dat de klacht zooveel erger is, .in gezinnen, waar de vrouw des huizes van huishouding geen verstand heeft, dan daar, waar ze nog een vrouw is, gesneden uit dat hout, waaruit de ouderwetsche huismoeders gemaakt waren. Neen, ze behoeven geen sloofje te zijn, als-'t-u-blieft niet; maar er is bij velen van onze vrouwen nog dat mooie, dat echt inzicht in huishoudelijke aangelegenheden beteekent. Deze vrouw weet van-ondnieuw te maken als het moet. Zij kan van haar eigen japon er een maken voor een dochtertje, en van die van haar dochtertje maakt ze er een voor een kleinere meid. - Zij weet het verschil tusschen .netheid en pronkzucht, en zij verstaat wat de vyaarde is van degelijk goed. Zij weet de waarde van het letten qp' het kleine, en het: die 't kleene niet eert is 't groote niet weerd, leert ze haar kinderen al vroeg. Deze vrouw spaart niet een stukske vleesch uit den mond van het gezin, om straks een veel te dure japon te koopen, neen, zij kent de waarde van de stof, en ze maakt haaikinderkleertjes zelf, en heeft daarvan een fijn Zondagsmaal over, terwijl elders de houten ham zijn diensten bewijst.
Dat hiermee een paedagogisch vraagstuk wordt aangeroerd, zal ieder al spoedig begrijpen. Van. d'eenen kant is het gewensoht, dat onze meisjes, die niet in den boerenstand haar opvoeding genieim, iets leeren, en van d'anderen kant is het eisch, dat ze klaar komen voor het leven. Het is poodig, dat Liesje spint, zal Liesje stralcs een goede huisvrouw zijn.
Maar nu de practische bezwaren.
Och, het is al vaker gezegd — maar mag ik nog eens onze christen-ouders doen opmerken, dat er vaak geen ongelukkiger huismoeders zijn, dan de dames, die haar jonge jaren op het kantoor hebben doorgebracht, of die enkel „in een winkel" zich leerden bewegen? Het is opvallend, dat commissies voor beroepskeuze — ik spreek uit ondervinding — telkens weer aan de ouders aanraden: laat uw kind in een huishoudelijke betrekking gaan; w. dat dan de ouders (soms zelfs haast tegen hun zki) zeggen dat ze toch maar liever willen, dat het kind op 't kantoor komt, of in een winkel „gaat". Al dadelijk is zulk een doen dwaas, uit materiëele overwegingen. Wanneer het meisje in betrekking ging in een goed gezin, heeft het direct de kost voor het eten, en een niet te versmaden loon". Dat meisjes van achttien jaar driehonderd gulden plus de kost verdienen, is toch in de stad geen zeldzaamheid. Die kost, in de meeste gevallen minstens zoo degelijk (misschien niet altijd zoo «igeregeld) als thuis, beteekent toch ook op zijn minst vijf a zes gulden in de week. Welk meisje van achttien jaar verdient tegenwoordig op een kantoor méér? En in een winkel? En nu spreek ik er nog niet van, dat het voor een meisje veel gezonder is het afwisselende huiswerk te doen, dan steeds te zitten op een kantoor, of dan steeds (vaak op een koude vloer) te staan in een winkel. Bovendien, ik spreek nog niet over de zedelijke gevaren, die op kantoren met een gemengd personeel — „heeren" en „dames" — en in een winkel met zijn verscheidenheid van „klanten" en zijn „allerlei" aan personeel, werkelijk niet te onderschatten zijn. (Toen voor eenigen tijd in een groot magazijn te Amsterdam, in verband met een diefstal, des avonds alle dames-winkelbediendes werden gefouilleerd, bleek het, dat veel meer dan de helft der dames — het personeel bestond uit verscheidene honderden — in haar zakken droegen, — dus steeds bij zich droegen' —: „preventieven"!)
En dan de toekomst!
Hoevele mannen zijn dankbaar geweest, hun heele leven, dat ze een meisje „uit een betrekking" t(> t vrouw gekregen hadden, en niet een „dame" lit een winkel.
Men versta me wel. Er zijn, gelukkig, vel© meisjes, die zoozeer vrouw zijn, dat ze het niet laten Kunnen zich in haar vrije uren te geven aan het gezinsleven en aan de huishouding.
Er zijn ouders, moeders vooral, die de kunst verstaan haar dochters, die daags op een kantoor j> i in een winkel zijn, des avonds zoo mee te laten leven in huis, dat er o.i. geen enkele op-? | aan-merking (o, cliché) kan worden gemaakt, fts-ar dan is-er opzettelijke toewijding, dan is er inzicht in het gevaar van de buiten-huishoudelijko betrekking. Deze moeders laten zien, hoe het kan, ^'^ hoe het in dergelijke gevallen ook moet, — •naar helaas, zoo gebeurt het lang-en-lang-niet altijd. Er werd in den kring van haar, die „gestudeerd" hebben, niet veel van de nadeelen geöompenseeril door een ietwat ruimer beschikken over geldmiddelen, dan zou ook daar veel meer dan thans het nadeel van de gebrekkige opleiding voor de huishoudelijke taak worden gevoeld.
Juist voor ons nu is het van zoo groote beteekenis, dat dit vraagstuk alle aandacht hebbe. Immers we houden vast, dat het gezin de kradit in de maatschappij is, en dat het de kern van onze volkskracht vormt. Is het gezin zóó, als het zijn moet, dan is daarmee voor het leven van kerk en maatschappij de eenig mogelijke bedding gegeven. Zonder een evenwichtig en bezonnen gezinsleven, sterft straks al onze actie. En voor het gezinsleven heeft de vrouw zoo uitnemend groote beteekenis, zoozeer zelfs, dat wel gezegd kan worden: laat me de moeder zien, en ik zal zeggen, hoe het gezin is. Als ge van de moeder van een gezin een indruk hebt, dan duurt het niet lang, of ge kunt ü ook een voorstelling vormen Van heel het gezin, indien ge althans over eenige levenswijsheid beschikt.
Over dit onderwerp is dan ook het laatste woord nog niet gesproken.
Er lijzen vragen — wat noodzakelijk is; wat mogelijk is; wie hier een taak hebben; en dergelijke meer.
We hopen dan ook nog op deze vragen "terug te komen.
Nu merken we slechts op, dat onze ouders toch niet hebben te vergeten, de beteekenis, die de beroepskeuze van hun dochter heeft. Zij hebben niet te vergeten de verantwoordelijkheid voor het heil ook van de kinderen van hunne kinderen. Zij hebben te bedenken, dat de grondslag voor een ongelukkig huwelijksleven van een vrouw dikwijls gelegd werd in het moment, toen het meisje, toen nog een kind, werd gestuurd (of werd toegelaten te gaan) in een richting van de huisho-uding af.
Men zij aan het begin waakzaam!
Zio „Bij ons, in. 't land dor Saksars", üitg. .Ruys' 'I. U; Utrecht, pag. 229.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1926
De Reformatie | 8 Pagina's