GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEH.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEH.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

-s Het vonnis van Prof. Haitjema.

VI.

De korte schets, welke Prof. Haitjema gaf van de Gereformeerde belijdenis inzake het Schriftgezag, deed ons vragen: „is dat alles? "

Wanneer men nagaat, hoeveel vraiagstukfcen hierbij aan de orde behoorden te komen en boe weinige eiT.an, wij zeggen niet: werden uitgewerkt, want dat mochten wij niet verlangen, maar werden aangestipt, dan kan men kwalijk zijn teleurstelling verbergen.

Prof. Haitjema — zoo moet de k'onklusie luiden - maakt er zich al heel gemakkelijk van & i.

Maar misschien, kan men oordeelen, haalt hij bij zijn tweede punt zijn schade in.

Daaria wil hij immers antwoord trachten te geyéiï op de vraag: wat een belijdende Gereformeerde Kerk met deXe belijdenis heeft te doen? ' '' •

Het voor de hand liggende antwoord is, zoo zegt hij: handhaven.

Nu wil hij niet beweren, dat dif antwoiord'-V^erkeerd is, maar hij acht zich verplicht te waarschuwen voor een fataal inisverstand (dat beteekent nog al iets!) van het woordje „handhaven". • '^S^tS^

Hij hoort hier weer de stem van Junius: '; ; dp; geen enkele wijze is het noodzakelijk noch, dat de autoriteit der Kerk ons het Schriftgezag hevestige, noch, dat de decreten van kerkvergaderingen het stevigen; de roeping van beide is - vegl meer om het gezag, waarmede God zelf de Schrift bekleed heeft, door te geven eu verder te verbreiden".

Die twee woorden „doorgeven" en „verbreiden" drakken volgens hem het best de roeping der kerk nopens het Schriftgezag uit.

En hij licht dat dan nader toe In deze woorden:

„Wat is dat: do belijdenis van het Schriftgezag, lOf Icortweg: het Schriftgezag dóórgeven?

Dat is: het kleinood van deze belijdenis onbesmet bewaren en overgeven aan een volgend geslacht, la

1 Tiniotheiis 3:15 wordt de Kerk genoemd pilaar en vastigheid der waarheid. Kernachtig wordt door Junius aangegeven, wat dit naair zijn overtuiging beteekeöt. Zie ik goed, dan is deze uitlegging meteen een nadere verklaring van .de tweeledige roeping der Kerk, om de belijdenis der waarheid door te geven en verdeE te vgrbreiden.

Dóórgeven — dat doet de Kerk met de belijdenis, ook met de belijdenis-van het Schriftgezag, wanneer zij zich de vastigheid der waarheid betoont. Dan vindt de Waarheid Gods een vaste zetel, een niet-wanfcele troon in de Kerk, die zuiver heeft te bewaren, wat door ("rod aan haar toevertrouwd werd. Dat zuiver bewaren van de Waarheid Gods doet de belijdende Kerk, die leertncht oefent. Zij anoet leertucht oefenen, ook om de belijdenis van bet Schriftgezag onbesmei te bewaren. In die leertucht komt geen kleinzieligheid der Kerk tot uiting. Zal het goed zijn, dan geldt het hier de ' onverzettelijk-besliste en tegelijk teeder-liefdevolle zorg der Kerk om het omnisbare vaatwerk zuiver te houden, waarin dc' troostvolle waarheid des Evangelies rein gehouden en uitgedragen moet worden. Do leer" van het Schriftgezag dóórgeven onvermmkt, dat is koninklijk werk der Kerk. Het beteekent, dat de troonzetel van Gods waarheid to/' Gods eer in het midden der gemeente hare vaste plaats bekleeden blijve.

Leertucht oefenen is mitsdien geen ketterjagérij; maar heilige arbeid onder de leuze: tot eer van God en tot zaligheid der zielen, die een Evangelieboodschap noodig hebben, waarin God zelf Zich tot hen richt met hoog gezag!

Het andere stuk van de roeping dex Kerk ten opzichte van de belijdenis van het Schriftgezag omschreef Junius als een propageeren van de autoriteit der H. Schrift.

Doet de Kerk des Heeren dat niet, als zij zich een pilaar der waarheid betoont?

Heet de Kerk zoo niet, „omdat zij als een zuil is, waarop God wilde, dat Zijn waarheid openlijk vastgehecht zou worden, opdat als 't ware vooii' aller oogea deze heilswaarheid mocht worden voorgesteld enflip, kend gemaakt? " *: *•; .»;

Nu is dat misschien voor sommigen van inijn lezers iets heel wonderlijks: propaganda, voor een stuk belijdenis, in dit geval voor de belijdenis van het Schriftgezag.

Omdat voor velen in onzen tijd de afstand tusschen de leer^ de belijdenis, en de heilswaarheid, het Evangelie Gods, zoo groot geworden, is! In de eeuw dei groote Reformatoren was dat geheel anders. Toen gevoelde men het als iets, dat geheel in dezelfde lijn lag: belijdenis en Evangelie. Immers het wezen van beide was het gezaghebbende Woord van God. %n men wist toen nog niet anders (gelukkig!), of propa ganda voor de Gereformeerde belijdenis van hel Schriftgezag was heerlijk zendingswerk: het was he* vaatwerk ophouden voor aller oog, waarin het levend water van Gods Evangelie schitterde. Propaganda maken voor de leer van het Schriftgezag, •— dat was: trachten alle onmisbare voorwaarden te vervullen, opdat de profetische verkondiging van het gezaghebbende Woord Gods zóó kon plaats hebben, dat vele harten werden bewogen tot. het geloof.

In de Eeuw der Reformatie was het diepe overtuiging in de kringen van het Gereformeerd Protestantisme, dat men aan de zuil der gemeente Gods geen lijst mocht vasthechten zonder bekendmaking daarin, geen leeg raam, zonder oproep van den hoogsten Koning daarin! De belijdenis van het Schriftgezag zonder meea-zou de lijst zijn geweest zonder Koninklijke proclamatie daarin. Maar binnen do omlijstinR zorgde toen de Kerk wel de waarheid te houden van het Woord Gods, het Evangelie, dat dringt tot gehoorzaamheid en geloof.

Weer anders gezegd: in de reformatorische eeuw „preekte" de Kerk des Heoren het Schriftgezag; en daarmede predikte zij het Woord, waartoe ook behoorde de uitlegging der H. Schrift in de practijk der Evangeliebediening."

Ook deze • toelichting licht niet veel toe. Daarin woerden dingen gezegd, die voor" ons reeds overbekend zijn.

Daarenboven wordt hier een eenzijdige konblusi© getrokken.

Wij hopen dit te Ijewijzen.

-s Tusschen twee vuren.

Ds Bnissaard zit op het oogeublik tusschen twee varen.

Ite schismatieke pers is met de verklaring, door hem op' de Classis Haarlem afgelegd, allesbehalve ingenomen.

.Zij doet. hem allerlei verwijten.

Niets zou door Dï Geelkerken gepubliceerd zijn of geantwoord aan de Synode of Ds Brussaard zou er tevo-ren in zijn gekend en er zich mee hebben vereenigd.

Dat hij nu ter Classis verklaarde zoaider eenig voorbehoud de beslissingen van Assen inzake Gen. 2 en 3 te aanvaarden, heeft bij de schismatieke broeders verontw.a=irdiging gewekt.

Men licht zoo'n beetje zijn doopceel.

Hij zou veel verder van Assen afstaan dan Ds Van den Brink en Ds Van Duin.

Men lucht dan ook zijn hart over hem als over (.•en afvallige en ontrouwe. ,

Zijn voorstel tot herstel Kan in het 'geheel geen genade vinden.

Eerst moeten de beslissingeai van Assen zijn uitgevaagd, voor het tot hereeniging kan komen, zoa luidt het oordeel.

Nu komen wij daar niet tusschen.

Diat men van zijn hereenigingsvoorstel niet ge-< liend is, kunnen wij verstaan.

Men zou zijn verleden moeten verloochenen, wilde men zich op eenigerlei wijze aan de Asser besHssingen konformeeren.

En voor het overige kunne^i wij slechts vragen: kunnen de schismatieke broeders zich ook in het oorspronkelijke standpunt hebben vergist?

Bestond er •rsööMèijniisverstand tusschen hen en hem? •'••^i^mm •

Wanneer men het hereenigingsvoorstel aandachtig, , leest, kan men bijna tot geen andere gevolgtrekking komen dan dat Dis Brussaard zich in de mentaliteit van hen, : die, ons verlieten, ten eenenmale bedriegt. •'^MÊt, 'J»

Kunnen de schismatiéikie broeders zicih misschien ook' omgekeerd in de mentaliteit van Ds Brussaard hebben bedrogen?

"Wij vragen slechts.

Het spreekt vanzelf, dat wij hier niets kunnen uitmaken.

.V\^ij zijn in de geheimen niet ingewijd.

Maar stel al eens, dat Ds Brussaard werkelijk' een tijd aan de zijde van Dr Geelkerken heeft gestaan.

Dan moet hij noodzakelijk later verariderd zijn.

Want naar wij meen en te weten heeft hij op de Classis Haarlem nooit de .verklaring „aan zijn ; ^iide" afgelegd. ., , ^j^^ . , : • ^-.'^^é^^v.

En in elk geval> ''1iva"s«^ijn houding^^fer-'Synode een geheel andere dan die van Dr Geelkerken.

Er was geen sprake van, dat hij de beweringen van Dr Geelkerken voior zijn rekening nam.

Zijn bezwaren gingen eigenlijk om de kardinale kw^estie heen.

Men kan dit zelf in de koirrespondaitie tusschen Prof. Ridderbos en hem gevoerd nalezen.

Het waren hoofdzakelijk bezwaren tegen woordkeuze en uitspraken, dat hij dit of dat beter had gevonden.

Heeft Ds Brussaard zich vroeger tegen Dr Geelkerken CS. in geheel anderen geest uitgelaten, dan moet hij tusschen den tijd dier konferenties en de Syno'de veranderd zijn.

Wij kunnen er inkomen, dat dit voor de voornoemde broeders onaangenaam is.

Zij zien zich van een steun beroiofd.

Maar hebben zij 'het recht hem daarom zwart a.an te zien?

Men kan het toch niet kwalijk nemen, dat iemand verandert. ' "

Iemand, die niet kan veranderen, kan ook niet verbeteren.

Het zou toch immoreel zijn van iemand te vorderen, dat hij .op oen eens ' ingenomen standpunt blijft staan, ook al verandert hij van opinie.

Dat zou op' . ca.daver-gehoorzaamheid gaan gelijken.

En dat kan toch nooit in de bedoeling liggen van de afgescheiden broeders.

Trouwens, na dien tijd is Ds Brussaard nogmaals veranderd.

Hij verzekert immers in zijn verklaring, dat de bezwaren, welke hij oorspronkelijk tegen de beslissingen der Synode had, door zijn fcorrespondantie mef Prof. Ridderbos zijn weggevallen?

Over deze verandering kunnen wij ons niet anders dan verheugen.

Begrijpelijkerwijze zal men van de andere zijde daarover zich bedroeven.

Maar verder mag men niet gaan.

Anders komt men er toe, dat iemand hardnekkig in bezwaren volhardt tegen beter weten in.

ïoch is niet alleen de schismatieke pers niet bijster over de verklaring van "Ds Brussaard te spreken.

Ook uit de kringen, die met de beslissingen van Assen hartelijk zijn ingenomen, is de blijdschap^ niet algemeen.

Wel heeft de verklaring in oaaze kerken een gunstige-pers. • ^^^^

Maar uit talrijke brieven, wèfké wij naar .aanleiding van deze zaak ontvingen, alsook uit partikuliere gesprekken bleek ons, dat zijn verklaring onder ons „bezwaarden" iiéeft gemaakt.

Onder die brieven bevindt er zich een van den onder ons zoozeer geliefden Dr Scheurer.

Gelijk men weet, ligt hij ernstig krank. (Verhoore de Heere genadig de .gebeden, die voor zijn herstel oprijzen).

Hij is niet in staat om te schrijven.

Maar gelijk hij ons liet melden houden de gebeurtenissen van de laatste dagen hem op zijn ziekbed sterk bezig. „Zij beroeren mij en ik moet er uiting aan geven, omdat ze mijn hart bezwaren en ik' de kerk, die ik lief heb, waarschuwen wil."

Uit wat hij ons zond neanen wij nog het volgende over:

Daar mijn ongesteldlieid mij verliindert op andere wijze ter sprake te brengen, wat ik hier volgen laal^ dicteer ik dit en verzoek het aan onze Geref. Kerken bekend te maken."

Het geldt het antwoord vaii Ds Brussaard aan de classis Haarlem en'de houding dier classis daartegenover, alsmede het z-g. „herstel"-voorstel van Ds B. Ik heb mij over dit alles bedroefd.

Ondanks den Geref. schrijver in „Het Handelsblad", herliaal ik het: Waarom werd .aan Ds B. niet gevraagd met Ja of Neen zonder mieor te antwoorden op eenzelfde verklaring, als aan de andere predikanten werd voorgelegd? Waarom heeft de classia zich tevreden gesteld met eon antwoord, als nu gegeven is? ' ,

Dit antwoord is lan^ en tweeslachtig. Nog weten wij niet, wat wij in deze wel degelijk „centrale" quaestie van Ds B. moeten denken. Als 'J)s B. hej met onze Geref. kerken , eens is in dezen, wat beweegt hem dan om dat niet kort en duidelijker te zeggen? Maar dit antwoord acht ik door zijn vaagheid gevaarlijk.

En even gevaarlijk is zijn z.g. „herstel"-vooistel, dat bij een in behandeling nemen en inwilliging vooi onze Geref. kerken een ernstige bedreiging inhoudt van gevaar.

Het, gaat hier toch niet om personen, maar om liet behouden van „centrale" goloofswaarheden, wiei cardinaal-belang niet mag verkleind worden. Daarover hebben onze kerken bij monde harer Synode ondubbelzinnig beslist, Gode zij dank!

En ik hoop vurig, terwille van die waarheid Gods en onze Kerken, dat de Synode de quaestie niet zal vertroebelen door «en in behandeling nemen van dii „hersteP'-voorstel.

Van Jezus' woorden is ook gezegd door een deel Zijner discipelen: „Deze redo is hard, wie kan ze hooren? " en ze verlieten Hem erom. Toen heefi • Jezus Zijn woorden er niet om gematigd en heefI geen verzoening met de weggaanden gezocht, maar integendeel de blijvenden voor de vraag gesteld: „Will gijlieden ook niet heengaan? " Omdat Zijn Woord onaantastbaar moest blijven staan.

In die handhaving van Gods Woord zij onze Geref. Kork haar Koning getrouw.

Voorzeker laat dit woord van ©en liooggeachten broieder, die in zulke omstandighederi. verkeert, niet na indruk te maken.

Anderen verder. gaan echter in hun bezwaren, nog

Zij spreken uit len dat niet altoos in de zachtste, hoewel geen onhoffelijke, termen, dat Ds Brussaard door zijn verklaring niets anders bereikt, dan dat hij thans van beide kanten wordt gewantrouwd en zich „als bemiddelaar onmogelijk heeft gemaakt".

Ook de Classis Haarlem komt er niet zonder kleerscheuren af.

Men begrijpt haar houding niet.

En allerminst haar enthousiasme.

Hierin meen ik de verschillende meeningen kort

te hebben saamgevat en zoo objek'tief mogelijk te hebben weergegeven.

Nu kent men ons standpunt.

Wij zetten dat reeds vroeger uiteen.

Naar aanleiding van het geval-Van Duin, waarbij bleek, dat de Synode uit-de door hem opgestelde verklaring geheel iets anders las dan er door Ds Van Duin in was gelegd, schreven we, dat het verreweg a, anbeveling verdiende, dat de kerkelijke. vergaderingen zelf een' verklaring opr stelden en aan den broeder, met wien zij handelden, ter onderteekening voorlegden.

Wij blijven dat verreweg den veiligsten weg vinden.

Doch nu kwam de Classis Haarlem voor het geval te staan, dat de betrokkene zelf met een verklaring kwam.

Had zij zich op streng rechtsstandpunt ge^ steld, idan had zij zulk een verklaring kunnen weigeren.

Maar dan zou dadelijk' tegen haar zijn uitgespeeld de houding van de Synoide, welke aan Ds Van D'uin wèl had toegestaan zelf een verklaring op te stellen.

En ofschoon het daarmee was misgeloopen, heeft de Synode nooit besloten, dat zulk een weg voortaan niet meer mocht worden gevolgd.

Daarom was het voor de Classis uiterst moeilijk om te besluiten: Ds Brussaard, een verklaring van u aooepteeren wij niet.

Indien Ds Brussaard zich van die uitspraak' der Classis opi de Partilculiere en.vandaar opi de Generale Synode had beroepen, liepi de Classis Haarlem groote kans in het ongelijk'te worden gesteld.

Dat zij zich daaraan niet wilde blootstellen, , kan. niet anders dan worden gebillijkt.

Toen dan een kort verslag van de Classicale vergadering meldde, d!jit Ds Brussaard zelf een verklaring had opgesteld, hebben wij, vóór die verklaring ons nog bekend was, ' dadelijk gevraagd': waarom heeft Ds Brussaard niet eigener lieweging de verklaring, welke aan Ds 'Van Duin was voorgelegd mutatis mutandis (naar de omstandigheden gewijzigd) voor zijn rekening genomen?

Dan was er eear modus vivendi gevonden, , waarbij het initiatief der verklaring van Ds "Brussaard uitging, omdat hij daar bijzonder opi gesteld .scheen en de inhoud der verklaring was van. de Classis, zoodat men tegen eventueel misverstand beter was gewaarborgd.

Doch Ds Brussaard deed dit niet.

.En de Classis kon om bovengemelde redenen . het niet van hem eischen.

Nu kwam het gr slechts op, aan, dat Ds 'Brussaard; ' verklaarde, wat de Synode vroeg.

De Synode had daarvoor geen formeel concept klaargemaakt, maa.r toch gezegd, waaromtrent de Classis zich bij Ds Brussaard vergewissen, moiest.

En de woorden, waarin de Synodié dat besluit vervatte, zijn door Ds Brussaard letterlijk' in. zijn verklaring oipgenomen.

Hij verzekerde zich zonder voorbehoud'tévoegen naar de beslissingen van Assen in zake Gen. 2 en 3 en dat ten grondslag te zullen leggen aan wat hij in deze leert.

En tevoxen had'hij reeds te verstaan gegeven, ', dat de bezwaren, welke hij aanvankelijk tegen . bedoelde beslissingen had, waren weggevallen..

Dat beteekent dus, dat hij ze pers o o-n 1 ij k aanvaardt.

Aan het verlangen der "Synode was daarmee voldaan.

Daarenboven verlieze men ook niet uit het oog, dat tegen Ds Brussaard nooit ©en officiëele aanklacht was ^yigediend. Daarvoor hadden zijn uitlatingen geen reden gegeven. Zijn zaak' stond dus anders dan die van DT Geelkerken, Ds Van Duin, enz.

En waar de overwegingen, waarmee Ds Brussaard zijn „zich voegen" inleidde niet van dien aard waren, dat zij het „zich voegen" krachteloos maakten mocht de Classis niet anders handelen dan zij deed.

Welke aanmerkingen men ook op-'het verloop dezer zaalc hebbe, bij rustige bezinning zal men. moeten toegeven, dat de Classis volkomen V r ij ja i t g a a t.

Het zwakke puntje, wij hehben dit reeds vroeger, kenbaar gemaakt, .ligt in de clausule, dat Ds Brussaard de kwestie geen kardinale acht.

Maar waar hij het materieel ten volle met de Synode eens is, waar ook hij; van oordeel is, dat het veroordeelde gevoelen in onze kerken niet mag worden geduld, waar hij ook de disputabiliteit van zich werpt, daar mag vertrouwd, dat hij ook' in; dat zwakke punt van lieverlede een beter inzicht zal erlangen.

Maar waarom was de Classis Haarlem dan zo(jenthoesiast?

Men stelle zioh in haar plaats.

Twee predikanten en ettelijke kerkeraadsleden; had zij reeds moeten afzetten.

Zoo' iets grijpt de ziel aan.

Daar kan men niet koelbloedig onder blijven.

En wanneer het dan met een derden predikant terecht komt is het dan ^psychologisch niet verklaarbaar, dat de vreugde wat sterker tot uiting komt dan dat hef geval zou zijn in een Classis, waar zoo iets nog niet werd dooirgemaakt? Wat nu Ds Brussaard betreft.

Wij winden er geen doekjes om, dat wij het zeer bejammeren, dat hij al dien omhaal in zijn verklaring niet heeft weggelaten en niet royaal 'met een koTte, krachtige uitspraak volstond.

Hij handelde allesbehalve taktisch.

Hij heeft er aanleiding toe gegeven, dat men hem in oaize kringen nog niet geheel vertrouwt.

Toch gelooven we^, dat het wantrouwen niet gerechtvaardigd is.

Diat met zijn verklaring het sein op „veilig" staat, bewijst het best de heftige oppositie, welke daartegen is uitgebroken in de schismatieke pers.

En hoewel die omhaal in zijn verklaringen door ons niet wordt goed geheeten, is zij psychologisch niet te begrijpen?

Zoeken wij allen wel niet eens onzen terugtocht te dekken?

Men refcene het hem dan ook niet te zwaar toe. Men kome hem met vertrouwen tegemoet.

En wat ten laatste dat hereenigingsvooirstel aangaat.

Niemand make zich daarover bezorgd.

Hierin is zoowel de schismatiek© als ook 'onze pers eenparig: daar komt niets van.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEH.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's