GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wilma, Albert en Dieneke.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wilma, Albert en Dieneke.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Jieurig-verzorgde novellen-serie, die met Mevr. Kuyper-van Oordts' „De wrok van Diederik Spijkerboer" is ingezet, heeft de TJitgeefster i) als tweede deeltje geplaatst de novelle „Albert en Dieneke" van Wilma.

Ook op dit boekje willen we gaarne in een kort artikel wijzen, zooals we in ons blad de eerste serie-bijdrage hebben behandeld. Maar dan behoeven we niet een karakteriseering te geven van de Schrijfster en haar werk: bij onderscheiden gelegenheden, telkens als een nieuw boek van Wilma verschenen was, hebben we daarover gesproken, uitvoerig nog in het mooie boek „Moeder ytieneke". We beperken ons dus nu tot een aankondiging van het boekje zelf.

Als veelal in, het werk van Wilma, vinden we ook hier het beeld niet in precieze lijnen gezet, scherp afgeteekend en perspe'ctievisch-duidelijk; het is gehouden in groote, donkere schaduwvormen.

]n het begin zien we Alberts moeder en grootmoeder samen in. het kleine huisje aan den buitenkant van het dorp en vaag rondom haar is de schim van „den man in den tuin", Alberts vader, die zijn gezin vereenzaamd heeft achtergelaten, zoo, dal er in het leven van de moeder een groote, ' maar voor den lezer niet in haar oorzaak te peilen, leegte is. Al haar liefde trekt zich samen op het kind. Ze werkt dag en nacht om hem te doen leeren. en haar groote-, maar weemoedige vreugde is het, als ze in hem iets van het beeld van clen vader herkent.

Albert gaat naar de dorpsschool en geleidt d.an op den vrij langen weg: Dieneke, het dochtertje van den boer uit „het Zwarte Paard", even jonger dan hij, maar een fleurig, frisch kind, dat hem, stillen, teruggetrokken jongen, opvroolijkt en sterk aan zich weet te hechten. Zoo groeit een groote genegenheid tusschen hen beiden, Üie dieper gaat, dan kindervriendschap. Maar dan, bij het ouder worden, komt Dieneke onder de bekoring van een levenslustigen dorpsjongen en Albert raakt Oip den' achtergrond. Tot ze, in schande gebracht en verlaten, hem terugvindt. Hij heeft liaar nooit kunnen loslaten, en zoekt haar in beur versmading weer op: als peetvader staat hij naast haar, als ze het kind ten doop houdt. En in dien steun vindt ze sterkte, zoo, dat de'ingezonken levensvreugd weer terugkeert en ze straks het huwelijksaanzoek van een flinken, jongen boer kan en mag, , aanvaarden.

Zoovér'gevorderd schuift" de belichting van het verhaal over op het. buitenechtelijk geboren kind, Hendrik. In het gezin van Boer Rengers en Dieneke is en blijft hij een. eenzarrie, door de moeder niet ].)egeerd en 'door den va, der verwaarloosd. Hij is onhandelbaar, 'driftig, , stug en, in plaats dat hij met zorg en liefde wordt omringd, wordt aan hem de schuld zijner moeder gewroken: „hie dugt niet" zegt zijn grootvaar, „de appel valt niet ver van de stam."

De jongen, die deze versmading voelt, maar er de oorzaak niet van peilen 'kan, wOrdt daardoor steeds eenzelviger, •steeds ongezeggelijker, zoodat zijn pleegvader morrend voorspelt: „dat jong van oe komt nog eens in de .gevangenis". Dieneke lijdt onder dezen toestand, zonder te zien, dat zij ook zelf te kort schiet in het geven, van w-at het kind behoeft. De eenige, die toegang heeft tot het'stugge hart van den jongen, die ook zijn eenzaamheid verstaat en bij z'n herhaalde bezoeken aan het gezin van Dieneke veel met hem praat, is Albert. Vandaar, dat de jongen, naar hem toe wil, intuïtief voelend, dat hij bij „Oome Albert" zal vinden, wat hij thuis mist. Zelfs komt hij zoover, (na een nieuwe scène met z'n ouders), dat hij aan Albert, die ergens in 'de stad leeraar is, een briefje schrijft, met de smeekbedei, bij hem té mogen komen.

Albert staat door dit briefje voor een moeilijkheid. 'Vroeger heeft hij altijd gedacht: als ik een thuis heb voor mezelf, heb ik het ook voor Hendrik. Nu is de vervulling van dien eersten wensch over z'n eenzaam leven aan het dagen: in 'Milia, een collega van het Gymnasium, heeft hij de vrouw naar zijn hart gevonden, en den volgenden zomer zal het huwelijk worden .voltrokken. Maar zal zijn thuis nu ook voor Hendrik het tehuis kunnen zijn? Milia, fijn-voelende, liefdevolle jonge vrouw, begrijpt de moeilijkheid: van haar hangt het af. En, voor hij nog gesproken heeft, als ze alleen maar het voddige briefje heeft gelezen, doet ze het voorstel, straks den jongen in hun huis op te nemen.

Zoover komt het echter niet. Een zware 'infectie maakt op eenmaal een eind aan haar leven en aan zijn glorend geluk en gebroken, meer dan ooit vereenzaamd, opgesloten in zijn verdriet, zit hij op zijn pension-kamer, die nu voorgoed' zijn thuis zal zijn. Maar dan, op een avond, staat in eens Hendrik voor hem: de jongen is weggeloopen van huis, wil bij hem blijven, 't Was juist een. heel critiek moment voor Albert: tot God had hij gesmeekt „zoo kan het niet langer, Uw wil is heilig en goed, ik poet toch leeren in dien wil verder te leven "maar ik leef niet meer, mijn leven staat in den dood verstard aan 't begin." En nu is hier het antwoord: de jongen! En, gesterkt, aanvaardt hij de taak, die hij zoo onverwacht zich opgelegd ziet.

Makkelijk is die taak niet. Maar als hij eenmaal gepeild heeft wat het is, dat den jongen 'hindert: wat de eigenlijke oorzaak is van zijn eenzaamheid (het in .hem woelend raadsel van zijn geboorte), dan vindt hij, zelf óók een eenzame, doch dan één, over wiens leven de liefde een diepen glans legt, den weg tot het hart van den jongen.

Niet in een breede analyse wordt nu "dit verhaal gegeven, zooals we zeiden, doch als in een projectie van beelden tegen een lichten achtergrond. Daarom moet ook telkens het licht verplaatst worden, zoo, dat een bepaald beeld scherper schaduw-afteekening krijgt. En in die afwisseling van scherper opkomen en geleidelijk vervagen voltrekt dan het gebeuren zich voor ons oog.

Dat voor zulk een regie een vaardige hand vereischt wordt, behoeft wel geen betoog. Maar evenmin vordert het beredeneering, dat juist Wilma hier in haar kracht is. De wijze b.v. waarop Milia's beeld geprojecteerd wordt: even slechts scherp, dan, (als ze alleen maar meer leeft voor Alberts liefdevolle gedachten) vager, maar tóch heel het laatste deel van het boekje volkomen beheerschend, is subliem. Ook de telkens opdonkerende zwartheid over de ziel van den jongen is voortreffelijk weergegeven, zoogoed als de niet-weg-te-nemen schaduwplek over Dieneke's leven. En 'dan komt, als door die beelden heen, telkens weer 'defiguur van Albert naar voren, maar zóó, dat hrm omtrekken over 'den lichtval 'op die figuur beslissen. En de lezer, geboeid en geheel in beslag genomen door wat hij ziet gebeuren, blijft aanschouwer, tot het laatste lichtgiimpje is weggekwijnd

We hebben het al eerder gezegd: Wilma's talent is allereerst en. allermeest dat voor de novelle. En. dit boekje bevestigt ons in dje meening. Er is in , dit kleine verhaal stof voor een lijvigen roman; meer dan één levensprobleem komt er in aan de .orde: de gebondenheid door eigen s'chuld (Dieneke's historie), het moeten dragen de gevolgen van de zonde der ouders (Hendriks lot), , het gesteld worden voor de zware taak der aanvaarding van Gods weg (Alberts geschiedenis). Maar, binnen het bestek van de novelle is heel die stof verwerkt en dan, want 'dat is hier natuurlijk het beslissende, tot een harmonische eenheid geworden. En heel de persoonlijkheid 'der Schrijfster, haar liefde, haar geioof, "haar b'e'w.ogenheidrae1; de schaduwmenschen, die moeten gaan „langs den eenzamen rand van het donkere leven" — ze spreekt eruit, zelfs met groeten nadruk en met ontroerende kracht.

We aarzelen dan, ook niet, dit kleine boekje, een novelle'slechts, • .een bijdrage te noemen tot onze christelijke romankunst. Want dat, wat WO van deze verwachten, wordt hier metterdaad geboden.: kunst, Christel ij ke kunst, èn naar den inhoud èn naar den vorm.


^) Die U. il. „Holland", Amsterdam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Wilma, Albert en Dieneke.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's