GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

door W. M. LE COINTRE.

XVII.

Rosegger heeft in zijn roman, verschenen in 1905, in het Nederlandsch vertaald onder den titel: „I.N.R.I. De blijde boodschap van een armen zondaar", ') een, juist door den vorm, waarin hij zijn werk kleedde, aandoenlijk .fezus-beeld geteekend. Hoofdpersoon is een Ier dood veroordeelde misdadiger, die in de gevangenis, in zijn doodsangst en zielsonrust, roept om een priester, niet zoozeer, omdat hij behoefte heeft aan een biechtvader, als wel aan een mensch, tot wien hij zich uitspreken kan. Dat praten helpt niet veel, hoezeer hij ook behoefte heeft aan troost. Zijn slotvraag aan den priester is er èène om.... een Nieuw Testament. Dat vooral, omdat hij zich nu herinnert, dat destijds zijn moeder niets liever deed dan daaruit hem voorlezen. Met een Nieuw Testament zou hij zich weer dicht bij haar, als thuis, gevoelen. Maar, natuurlijk, aan dat verzoek wordt niet voldaan, wat stichtelijke lectuur kan hij krijgen. Die hij dan ook krijgt, maar daardoor gaat hij juist temeer hongeren naar het ware, geestelijke brood en trekt hij zich in zijn herinnering terug, waarbij m. n. zijn moeder als in levenden lijve hem bijstaan komt: in 't bijzonder haar vertellingen van het leven van den Heiland treden hem dan o zoo helder voor den geest. En door dat alles flitst het, als een lichtstraal, door zijn duisternis: „geheel en al heeft God mij nog niet verlaten". In den droom keert hij dan nog eens terug naar huis en vindt zijn moeder, die hem, als van ouds, begint te vertellen van Jezus. Bij 't ontwaken klinkt de zachte stem van zijn moeder hem nog in de noren: „mijn kind, houd je aan Jezus".

Daarna verschijnt hem des nachts zijn moeder, die iemand bij zich heeft en tot hem zegt: „Koenraad, hier breng ik je een goeden kennis".

„Toen hij hare hand wilde grijpen, was zij er niet meer. VV"el stond, midden in de half verlichte cel, de Heer Jezus. Zijn wit gewaad hing tot op den grond, zijne lairge haren lagen over zijne schouders, zijn stralend gelaat was naar Koenraad gekeerd.

Toen de veroordeelde 's ochtends wakker werd, was zijn gemoed van blijdschap vol. In dien nacht had hij zich gelukkig gevoeld. Vlug sprong hij van zijne legerstede: Hemelsche gestalte, u laat ik niet meer los.

Hem was eensklaps duidelijk geworden iets, waarvan hij zich tot nog toe nauwelijks bewust was geweest. Hij wil de toevlucht nemen tot den Heiland. Hij wil geheel opgaan in Jezus, in wien alles vereenigd was wat vroeger zijne zaligheid had uitgemaakt en het weder worden moest: zijno moeder, zijn onschuldige jeugd, zijn blij geloof, zijn rust, zijn hoop, zijn eeuwig leven. Nu weet hij het; hij zal een boek over Jezus schrijven.

Niet alsof hij een werk van letterkundige waarde zou kunnen leveren; dat kan hij niet, hij denkt er zelfs niet aan. Maar hij wil den Heer zich zóó levendig voor oogen stellen, zóó van ganscher harte zich verdiepen in de persoonlijkheid van den Heiland, dat hfi een vriend bü zich heeft in de cel Nu wil Jifj in zijne verlatenheid een poging doen, om den Heiland bij zich te noodigen in de cel van den misdadiger. Hulpmiddelen heeft htj niet hö de hand, hij moet uil eigen binnenste hem doen opstaan. Met de herinneringen van zijne kinderjaren, met hetgeen nog is blijven hangen van de catechisatie, met de brokstukken van hetgeen hij heeft gelezen, bovenal met hetgeen zijne moeder, uit den bijbel vertelde, wil hij het er op wagen, den Heer Jezus zoo lang te roepen, totdat hij komt.

Nu begon de ter dood veroordeelde Ferleitner te schrijven, zooveel in zijn vermogen was Hij vroeg niet, of het de Heiland uit de boeken was. Z ij n Heiland was het, zooals deze leefde in h e m, zooals hij hem, juist hem kon verlossen. Zoo ging het dezen armen zondaar in het klein, gelijk het met de volkeren in het groot gaat: al is het niet altijd de geschiedkundige Jezus die als Heiland wordt erkend, zoo wordt toch de Heiland, in wien men gelooft, eene geschiedkundige persoonlijkheid, daar hij door middel van het gemoedsleven der menschen de wereldgeschiedenis leidt. Hij, van wien in het boek staat geschreven, is het niet voor iedereen; maar hij, zooals hij leeft in het binnenste. Dit is ook het geheim van de eeuwige kracht van den Heiland, dat hij voor eiken mensch datgene is, waaraan zulk een mensoh juist behoefte heeft." ^)

Als hij na weken klaar is, legt de celbewoner de bet schreven vellen in een omslag en schrijft erop: I.N.R.I-(Jezus de Nazarener, de Koning der Joden).

Kosegger heeft zich, door deze wijze van inkleeding, natuurlijk een groote mate van vrijheid veroverd: zijn misdadiger moest het alles immers, naar zijn herinnering, zelfs zonder het bezit van een Nieuw Testament, doen. En alle afwijkingen van het Bijbelsch ver'haal, alle fanfasieën, waarvan een ruim gebriük wordt gemaakt, kunnen geschoven worden op de het alles alzoo combiuperende herinnering van den gevangen schrijver.

Vooral in het eerste gedeelte komen vele apocryphe geilaohten voor. Zoo zou, naar het hier-geteekende beeld, .)ezus b.v., tijdens zijn verblijf in Egypte, als tienjarige knaap vertoefd hebben aan het hof van den Pharao en daar veel wijsheid hebben opgedaan, etc.

A1s hij Jezus' optreden onder het volk beschrijven gaat, .'iluit hJi zich vrijwel aan het Schriftgegeven aan. Na de keuze van Zijn discipelen heet het als volgt: „Hoe zal ik lui wagen, den Meester te teekenen! Zijne persoonlijkheid is niet te beschrijven. Niemand, die haar heeft ontmoet, laat zij koud. Zij is overweldigend, niet alleen door haar ootmoed en zachtheid, veel meer nog door haar werkliracht en haren toorn, heilig gloeiende verontwaardiging zooaks men elders niet heeft aanschouwd. De menschen kunnen niet genoeg zien naar den man met de slanke, de liporlijke gestalte. Daar is zijn hoofd met de licht geki'ulde, kastanjebruine haren, die op zij en van achteren zacht en dicht afvallen op de schouders. Daar is zijn breed, wit vooriioofd, dat, beschaduwd door die lokkenliracht, geen zonnestraal kan verbranden. Niet als bij de .loden, veeleer gelijk bij de Grieken is de neus recht en krachtig, en de volle, roode lippen zijn door een dichten baard omgeven. En dan die oogen, die groote, zachte oogen met het ongewone vuur. Een vuur, dat helder en warm schijnt in het gewone leven, maar somtijds straalt in krachtigen gloed van geluk, of in misnoegen flikkert, gelijk het onweer van den Libanon in den zomernacht" ")

Onze gevangene leeft dan heel Jezus' leven als opnieuw mee, vergezelt Hem a. h. w. op Zijn tochten en laat Zijn werken ons zien. Zijn woorden hooren. Het heeft geen zin dat alles breeder nu na te gaan. Het slot, Jezus' laatste woord vóór zijn Hemelvaart, luidt aldus:

„Gaat dan nu heen. Begeef u naar de ai-men en vertroost hen, naar de zondaren en beurt hen op. Gaat naar alle volkeren en leert hen al hetgeen ik u heb gezegd. Wie in mij gelooft, zal zalig zijn. Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Ik ga nu tot den Vader. Mijn geest en mijn kracht laat ik u na: voor de oogen mijn lieht, voor de tongen mijn woord, voor de harten mijn liefde. En voor de zondaren genade...."

Daarna lezen wij dit gebed van den ter dood veroordeelden, leven-van-Jezus-schrijver: „God en Vader. Ik dank u, dat gij mij het voorrecht hebt geschonken, het leven, lijden en de opstanding van uwen eeniggeboren Zoon te overdenken, en in zijn woorden en beloften verkwikking te vinden in dezen tijd vol angst. In de kwellende onzekerheid, die verschrikkelijker is dan de dood, heb ik moed geput uit de machtige lessen des levens en troost gevonden in de verschijning van mijnen Verlosser. De heilige boetelingen hebben mijn hoop versterkt. Ter wille van den gekruisigden Heiland, O Heer, vervul het hart van mijn koning met mededoogen; of als 't God wil, sterven, dan zooals Dismas stierf, f Alleen vergeving In Jezus' naam roep ik tot u, o Vader, smeek ik om ge-nade, om genade voor den zondaar. Amen". ')

Dit boek heeft juist vanwege deze zeer eigenaai'dige inkleeding en de dichterlijke vrijheid, die de schrijver er zich in veroorlooft, veel tegenspraak ondervonden. Rosegger zelf echter heeft het verdedigd als een „waarachtige, persoonlijke belijdenis" en als „de geconcentreerde grondstemming van al zijn geschriften en het grondideaal van zijn levenshouding". ^)

Ondanks ook alle bezwaren onzerzijds, die zich, zooals verstaanbaar, bovenal richten tegen de zoo subjectieve trekken van dit Jezus-beeld, dient erkend, dat Rosegger een schoonen greep deed, toen hij een Heiland toekende, die ook wist door te dringen tot binnen de gevangenismuren om Zich over te buigen tot een ter dood veroordeelden misdadiger. Diè trek draagt i. e. g. het beeld van den Christus der Schriften ook.


t Tot recht verstand diene, dat een verzoek om gratie tot den koning gericht was. Dismas is de moordenaar aan het kruis.

1) Vertaling van Dr J. Herderschee. Tweede druk. Amsterdam, Van Holkema en "Warendorf (z.j, ).

dam, Van Holkema en "Warendorf 2) A, w. pg. 19/21. (z.j, ).

3) A.w. pg. 110/1.

*) A.w. pg. 340/1.

°) Zie: Jesus ira llrteil der .Tahrlninderte, von Giistav Pfannmuller, pg. 464.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over het beeld van Jezus in de moderne litteratuur

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1929

De Reformatie | 8 Pagina's