GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Christendom en vooruitgang, door H. E. Fosdick. Gteautoriseerde vertaling. Rays' Uitgeversmaatschappij' — Zeist. z. j.

Een paar weken, geleden trok ik een vergelijking tusscheii het Amorikaansche origineel en deze Nederlandscho vertaling.

Ik gaf mijn indrukken over Fosdick weer.

Maar eigenlijk haA ik het niet over bef boek, .dat opnieaw voor mij ligt.

Toch is ook dit een revue waard.

Juist dit werk - typeert zoo sterk, hoe Fosdick niet de prol-lemen van den dag omspringt.

Daar heeft men b.v. het godsdiensthïstorisëlï^sxgrobleem.

Het kan wordeB. uitgedrukt in de vragen: welk vér-'''''•ad bestaat ©f tusschen de religie van Israël en' de ' Volkeren? Is het momotheïsme uit het polytheïsme, voortgekomen o£ omgekeerd? Kan_mert in het Oude Testa­ ment zelf er bewijzen voor vinden, dat de Israëlitische godsdienst in den weg van evolutie tot hoogere ontplooiing is gekomen?

Nu verwacht men van Fosdick niet, dat hij de Gers'formeerde Sohriftbeschouwing is toegedaan.

Voor ons is het geen oogenblik onzeker of de menschheid heeft zich in den beginne voor één God, den God des hemels en der' aarde gebogen.

Het veelgodendom is een gevolg van het loslaten der oorspronkelijke religie. „Zioh uitgevende voor wijzen zijn ze dwaas geworden." Dit woord van Paulus biedt ons den sleutel tot verklaring van de verhouding tusschen den godsdienst van Israël en die der heidenen.

Hoe nu precies die verbastering der oorspronkelijke religie zich heeft toegedragen is ook voor ons een zaak, welk© voorwerp is van nauwkeurige onderzoekingen en waarop we maar niet één, twee, drie een antwoord gereed hebben.

Doch Fosdick is klaar.

Voor hem' behoort het probleem tot het verleden.

Hij legt uit: „De studie van de oude schriftelijke bronnen omtrent den godsdienst, neergelegd in boaken en op monumenten en in de primitieve geloofsvormen, die nog rondom ons heen in alle ontwikkelingsstadia bestaan, heeft ons doen zien, langs welken weg het religieuse leven van den mensch is getrokken op z'n tocht vanaf den kinderlijken aanvang tot z'n huldigen stand. Door hei oude animisme in z'n veelvoudige vormen, door het veelgodendom in al z'n variaties is het gekomen tot grootsoher mogelijkheden om bet wezen en de bedoelingen van het goddelijke te omvatten. De hoofdlijnen, waarlangs het menschdom' zich in z'n godsdienstige ontwilckeling heeft bewogen, zijn thans te volgen. En nergens zijn deze lijnen duideUjker aan te toonen dan in onze eigen Hebreeuwsoh-Christelijke traditie. Een. van de kostelijkste resultaten der historische studioi van de schriften is de nu bestaande mogelijkheid om de manuscripten van den Bijbel in vrij, wel chronologische orde te rangschikken en om dan aan de hand daan'an na J, e gaan, hoe het geloof en de hoop zich langzamerhaird ontplooid hebben, totdat ze hun vollen bloei hebben verkregen in het Evangelie van Christus. Zie bijvoorbeeld eens, hoe zich de opvatting van Jehova ontwikkeld heeft vanaf het oogeirblik, dat hij voor 't eerst vereerd werd als een berggod in, de woestijn, totdat hij, bekend werd als „de God en^Vader van onzen Heers Jezus Christus". Het wordt ons uitdrukkelijk verteld, dat de geschiedenis van Jehova's verhouding tot Israël aanving bij den Sinai en dat vóórdien de Hebreeuwschs vaderen z'n naam zelfs niet gehoord hadden. Daar op 'n bergtop in de wildernis van Sinaï woonde deze nienw-gevonden godheid, die zoozeer als 'n mensch wordt voorgesteld, dat hij Mozes kon verbergen in 'n kloof tusschen de rotsen, van waaruit de profeet niet Jehova's gezicht, maar wel zijn „achterste deelen" kon zien. Hij was 'a krijgsgod en de naam van 'n oud boek omtrent hem is nog tot ons gekomen: „Het Boek der oorlogen des Hoeren".

„Jehova is een krijgsman, „Jehova is zijn naam"

zoo zong zijn volk destijds van hem en 't verheugde zich in z'n macht, wanneer hij donderde en bliksemde op den Sinaï. Er zijn weinig verhalen in de geestelijk© geschiedenis van het menschdom zóó boeiend als dat van dezen berggod. Voor de eerste maal in de Semitische geschiedenis — althans voor zoover ons bekend — verliet hij .z'n vaste woonplaats. Met z'n. uitve.rkftrsn volk reisde hij in de Heilige Arlc naar Kanaan; geleidelijk paste hij zich aan 't land aan, nam hij de functies van de vroegere goden van Kanaan over en vestigde hij zijn soevereiniteit in 't geheelo Palestina. Tocii werd hij ook toen nog, evenals alle oude god' heden, geacht geografisch beperkt te zijn tot het .land, waarvan hij de godheid was. Milkom en Kamos waren ook werkelijke goden, die evenzeer over de Filistijnen en - over de Moabieten regeerden als Jehova over de Israëlieten..., Doch naarmate men tot voller begrip kwam, breidde zidi ook de soevereiniteit van Jehova uit, tofdat zijn macht de plaats en de functiesi van alle andere goden tot zich trok. Amos zag, hoe hij met de naties speelde als met schaakstukken; Jesaja hoorde, hoe hij de, volken floot.als 'n schaapherder z'n hond; Jeremia boorde hem roepen: „Zoude ieinand zich in verborgene plaatsen kannen verbergen, dat ik hem niet zou zien? Vervul ik niet den hemel en de aarde? " totdat \ .wa teil laatst© door de ballingschap van Israël en de, versterking. van 't geloof, de . verheldering der • denkbjeelden, dje - er 't gevolg van waren, de gedachte die hoogte zien beisikcii) waarop het grootsche veertigste hoofdstuk van Jesaja staat, dat de al-omvattend© absolute heerschappij van God beschrijft; dat priesterlijk scheppingsverhaal, waarin God de dingen roept mot 'n enkel woord; die psalmen, die uitroepen:

„Want alle de goden der volkeren zijn 'afgoden, „Maar de Heere heeft de hemelen gemaaki""

Dit citaat is naar alle kanton leerzaam.

Het laat u omtrent het ware standpunt van Fosdick geen oogenblik in het onzekere.

Wie hierin nog een orthodoxe draad kan ontdekken, heeft het onderscheidingsvennogen voor geestelijke stroomingen verloren of nooit bezeten.

Geen andere orthodox-klinlcende uitspraken kumien ooit het door en door modernistische van deze uitspraak neutraliseeren.

Het betreft hier de Godsbeechouwing van Fosdick.

Deze beheerscht zijn wereld-en levensbeschouwing.

De Godsbeschouwing is de wortel. 'Wereld-en levensbeschouwing zijn de takken.

Waar de wortel ziek, doodelijk ziek is, daar moeten ook de takken verdorren.

Maar nog in andere opzichten is dit citaat typeerend.

Hierin wordt een kort begrip va, n de Sohriftkritischa Duitsche theologie gegeven.

Het Wellhausianism© domineert hierin. De voorstellingen van andere richtingen worden hiermee zóó kunstig gekombineerd, dat zij te samen één geheel schijnen te vormen. Voeg en lasch zijn meesterlijk weggewerkt. Fosdick vermeldt hier geen bron, waaruit hij zijn wijsheid geput heeft, 't Lijkt of alles uit zijn eigen brein is ontsprongen. Oneffenheden in die verschillende theo-. rieën heeft hij handig afgeslepen. Holten opgeruid. Vloekende kleuren overschilderd, 't Sluit alles als ©en bus. 't Klopt precies.

Waar vond men elders zulk een knappe saamvatting van het radikaal-kritische standpunt?

En dan — hoe populair! Hij hangt zijn appels vooï niemand te hoog. IVIen behoeft niet eens op zijn teenen te gaan staan om er bij te kumien.

In dit opzicht heeft Fosdick een benijdbaar talent.

Vooral voor een groot deel der Amerikaansobe bevolking.

Want dat houdt niet van zwaarwichtigheid.

Dat gooit geschiedenisboeken als wij erop na houden, al worden ze nog zoo aantrekkelijk ge'illustreerd, zouder aarzeling in een hoek.

Alleen een geschiedenis van de menschheid, gelijk Hendrik van Loon, gaat er in.

Er zijn opmerkelijke trekken van overeenliomst tusschen Hendrik van Loon en Fosdick.

Eén wil ik er noemen.

Zij weten 't beiden alles wat ze neerschrijven zoo haarfijn.

Al hebben ze 't over feiten, duizende jaren geleden, 't is of zo er zelf bij zijn geweest.

Zij spreken autoritair, bijna in den toon van onfeilbaarheid.

Zij doen dat zóó suggestief, dat iemand, hij zij intellektueel of eenvoudig, hen haast niet durft tegenspreken, uit vrees naar den hoek der dommen te worden gedreven.

Zulk optreden behaagt vele Amerikanen en.... ook wel Nederlanders.

Zij hebben graag, dat iemand 't nu maar zegt, hoe heli moei zijn.

Mits hij maar niet een Sohri£tgeloo\'ige is.

In wijde kringen is men tegenwoordig beu van den twijfel. M©n houdt van het apodildische. Om finesses bekommeren ze zich niet. 'Wat stellingwerk met wat vlaggen zien ze 't liefst. En dan moeten z© er iemand in zien klimmen. Ze willen 't gevoel hebben: 't is hier veilig, je kan niet naar beneden vallen.

Fosdick kent zijn Pappenheimers, omdat hij zelf zoo'n Pappenheimer is.

Hij valt bij vel© Amerikanen in den smaak, omdat deze Amerikanen in zijn smaak vallen.

Hij is een goed _psycholoog, maar in zijn werken openbaart zich ook de psychologie van het bedoelde Ameirikaansche volksdeel.

„Geen muizenissen. ZóTJ is het. Afgeloopenl"

Daarmee is heel hun levenshouding beschreven.

En .-«'anneier er dan ook onder ons zijn, die met zulke geschriften dwepeai, moge dit gelden als een tee& en des tijds.

Nu lelde men hieruit niet ai, dat men hier met een proeve van banale oppervlakkigheid te doen heeft.

Dat is het 'm juist, waarom inanneini als Fosdick zoo'n opgang maken.

Ze hebben niets banaals over zich.

Noem. hen oppervlakkig. Goed.

Maar geef toe, dat ze pikant zijn.

Geef toe, dat ze spanning weten te weklcen.

Goeif toe, dat ze over sterke dramatische bescliikken. talentan

Dit boek van Fosdick b.v. heeft het spannende en dramatische van ©en film.

Hij begint meit te betoogen, neen, met te declareereff, dat het in de oudheid met de idee van den vooruitgang droevig was gesteld. Vóór de zestiende eeuw „hadden de menschen geleefd zonder eenige lioop op vooruitgang, evenals z© vóór Copernicus geleefd hadden op 'n vaststaand© aarde". De opvattingen der Grieken, maakten het onmogelijk om aan den vooruitgang te gelooven, want iedere verandering wekte hun wantrouwen. In de Grioksch-Romeiasche wereld bracht men het niet verder dan tot het geloof in kringloopen, in de eindelooze herhaling door de kosmische eeuwen. Het Christendom wierp dat geloof overboord. Het predikte de overwinning Gods over de geheele aarde, dooh niet doo)' geleidelijken vooruitgang, maar door een pletsen linge omwenteling. Toen echter „de overgang tot het Christendom niet meer den weg naar de leeuwen vormde" werd het verlangen naar een koninkrijk, dat stond te komen, getemperd. Doch in de zestiend© eeuw brak eindelijk de zon van den vooruitgang door de wolken heen. Wetenschappelijke uitvindingen, ontdekkingsreizen, toename van kennis, b.v. van de sterren, nieuwe sociale verwachtingen, waren hierbij de werkende faktoren. Ten slotte werd in de negentiend© eeuw als nieuwe faktoT aan de vorige toegevoegd: het geloof aan de evolutie. „Toen kwamen de dagen der mid-victoriaansche periode, toen er liederen lagen op de lippen 'dor menschen als van Tennyson:

„’t Wild gedierte zal niet woeden, d' adder zal niet [giftig zijn, „'t Woest ravijn wordt tot een gaarde; tot een akker [de woestijn, „Tot aan d' uitersten der aarde golft het goudgeel [rijpend graan, „Tegen landen zonder ooiiog kabbelt vreedzaam [d' Oceaan." "

Tot dusverre, om in voorlezorstaal te spreken.

Deze beschrijving van den vooruitgang van de idee van den vooruitgang is zoo meesleepend, dat gij zoudt meenen: de auteur drinkt het poculum, gevuld met vooruitgangs-idee-champagne ad fundum en verkeert in een zegeroes.

Maar mis. Opeens wordt hij pessimistisch. Hij laat de pessimisten van het begin der twintigste eeuw tot nu toe opkomen en gelijk hij blijde was met de blijden weent hij met de weenenden, 't Staat er met de idee van den vooruitgang en natuurlijk ook met den vooruitgang zelf ellendig voor. „Langs kmistmatigen weg hebben we in onze gedachten het opgaande pad dor menschheid glad geschoren van oneffenbeden; we hebbon 't zelfs geasphalteerd en we hebben gesproken van onvermijdelijken vooruitgang. Maar zulk sentimenteel optimisme heeft opgehouden ons te troosten, zóó absoluut onhoudbaar is de theorie gebleken voor iedereien, die wèl denkt."

De moderne idee van den vooruitgang is dus failliet. Wat nu? Het Christendom is de redding. Prachtig. Maar wat voor soort van Christendom? Een, dat van de idee van den vooruitgang is doortrokken!! „Nooit", zoo roept Fosdick uit, „kunnen we in onze opvatting omtrent 's menschen aardsch© toekomst teruggaan.... tot da apocalyptisch© verwachtingen der Hebreeërs." De Godsidee is door de idee van den vooruitgang gewijzigd. „Hij is ©en God van vooruitgang, die onze pogingen om te komen tot gerechtigheid op aarde, steunt met z'n kracht." Ook Christus heeft door de ideie van den vooruitgang verandering ondergaan. „De Christus, dien men predikt is niet in d© eerste plaatsi — als vroeger, het slachtoffer, door wiens plaatsvervangend lijden het menschdom een open deur gevonden heeft om t© ontsnappen aan den bodemloozen put van eindelooze ellende naar 'n zalige onsterfelijkheid in 't Paradijs. Da nadruk in onzen tijd ligt op 'n ander punt. Christus is de goddelijke openbaarder, wiens geest alleen de individuen kan vervormen en die de maatschappij kan redden." De Kerk is mede door de idee van den vooruitgang vervormd. „De Kerk is in de eerste plaats een werktuig in Gods handen om persoonlijke en maatschappelijke gerechtigheid op aarde te brengen." De christen van tegenwoordig heeft, alweer dank zij de idee van den vooruitgang, ook een heel andere hoop dan de vroegere christenen. „Evenzeer is onze hoop, krachtig aangegrepen door de nieuwere ideeën van aardschen vooruitgang, niet meer in de eerste plaats gericht op 't hiernamaals, zooals 't vroeger 't geval was. Wij gelooven in de onsterfelijkheid, maar het leven hierna schijnt zóó natuurUjfc te volgen op het tegenwoordige^ dat de zorg onzer verantwoordelijkheid zich voornamelijk concentreert op het heden."

Ziedaar het Christendom van Fosdick in grondtrekken.

Hoe Paulus over dit evangelie zou hebben gedacht?

Men behoeft het waarlijk niet te vragen.

Of Fosdick zelf niet-voelt, dat dit vooruitgangsevangelie niet g©noeg door hem gerechtvaardigd is?

Zeker.

De film draait verder.

op dezelfde manier.

Het een© bedrijf: het vooruitgangsevangelie is aan de winnende hand.

Het andere bedrijf: het vooruitgangsevangelie wordt door de ernstigste gevaren bedreigd.

Het slotbedrijf: het vooruitgangsevangelie —• gij wist al, dat Fosdick een schoon© peroratie had bedacht - wordt algemeen.

Hij weet zijn lezers bezig te houden.

Zij kunnen ervan verzekerd zijn: zij zullen zich met hem niet vervelen.

Hij maakt frappante opmerkingen, waarmee gij 't hartelijk eens kunt zijn. Le©s dit eens. „De zaak is • juist^ dat bijvoorbeeld in de wetenschap en niet in den godsdienst, de menschen 't meest afgaan op uiterlijk gezag." En als hij dit dan gaat uitwerken, geeft gij. onwillekeurig van uw instemming blijk.

Maar dit kan u met bet vooruitgangsevangelie van Foisdiok nooit verzoenen.

Het is nameloos arm.

Want het heeft een armen Christus.

Fosdick vraagt om ©en nieuwe Christologie.

Maar dat moet dan een Christologie zijn met een zoogenaamden Christus, niet met den werkelijken, die de waarachtige God en het eeuwige Leven is.

Bovendien: Fosdick heeft de diepte van het probleem van den vooruitgang niet tot op een tiende gepeild.

Dat probleem bestaat.

Er is vooruitgang.

Er is ook een idee van den vooruitgang.

Beide doorloopen een geschiedienis.

Maar die bleef voor Fosdick zoo goed als een gesloten boek.

Tegenover het vooruitgangsevangelie van Fosdick, dat God en Zijn Christus veranderen laat, stellen wij:

„Wat op aarde ook verander'. Gij, mijn God verandert niet."

En:

„Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en to! in alle eeuwigheid."

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1929

De Reformatie | 8 Pagina's