GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

BelUdeniskerk en belijdende kerk.

Jaren geleden werd door ons betoogd, dat de kerk niet slechts moest zijn een belijd eniskerk, maar bovenal een belijdende kerk.

Wij bedoelden er dit mee.

Het is niet genoeg, wanneer een kerk met zekeren trots haar belijdenis kan toonen; wanneer zij kan zeggen: die belijdenis is nimmer afgeschaft, maar is officieel nog altijd de mijne.

Want het geval doet zich voor, ook in de Hervormde Kerk ten onzent, 'dat men officieel nog wel de oude belijdenisschriften heeft, maar dat ze voor de kerk als kerk dood kapitaal zijn geworden.

Er kunnen in zoo'n kerk groepen zijn voor wie die belijdenis nog altijd uitdrukking is van hun geloof, maar de kerk als kerk bewaart haar alleen zuinig als historisch monument.

Daartegenover nu stelden we, dat de kerk moet zijn belijdende kerk.

We gaven daaraan dezen inhoud, dat zij haar belijdenis in het heden nog ten volle belijden moet. Die belijdenis moet ook nu nog voor haar leven en niet voor het geringste deel rudiment zijn geworden.

Tegenwoordig hoort men soortgelijke stelling verkondigen; de kerk geen belijdeniskerk, maar een belijdende kerk.

Men bedenke echter wel, dat men er thans een beteeken is aan hecht, welke vierkant staat tegenover die, welke door ons vroeger is verdedigd.

Men legt daarbij zoozeer nadïuk op de aktie van het „belijden", idat de „belijdenis" in het gedrang komt.

Onlangs bespraken we nog de meening van Karl Barth.

Hij verkondigt het met kracht: de kerk moet spreken, moet belijden.

Maar of haar belijdenis nu dezelfde is van vroeger dagen, desnoods uitgebreid', doet er niet toe.

ger dagen, desnoods uitgebreid', doet er niet toe. Het is voor hem het voornaamste, dat de kerk belijdt.

Wat ze belijdt, komt er minder op aan.

Zoover gaan de Barthianen in ons land niet.

Maar 'ze zijn toch door het hondje van Barth gebeten.

Ook zij stellen het „belijden" boven de „belijdenis".

Als wij ons niet vergissen, beginnen zich op dit punt nuances onder hen af te teekenen.f

Dit vraagstuk is echter nog te weinig besproken dan dat we hier de verschillende .neeningen scherp afgegrensd naast elkander zouden kunnen stellen.

Misschien is dit het groote gemeenschappelijke tusschen hen: de belijdenis diene niet als akkoord van gemeenschap in een kerk, men mag er de leden niet aan binden, men moet zeer ver gaan in het dulden van afwijkingen, alleen de kerkelijke colleges, de ambtsdragers moeten belijden en d'an wel in Gereformeerden zin, zij moeten hun belijdenis niet handhaven, maar propageeren.

Voor dit gevoelen vinden zij stellig steun in sommige uitdrukkingen van Hoedemaker in zijn laatste periode.

Wat men hiermee praktisch beoogt — de Barthiaansche invloed laten wij nu eens buiten beschouwing — is niet moeilijk te raden.

Op die manier wordt de volkskerkidee gered.

Maar zóó voert men een Roomsch kerkbegrip in.

„Belijd eniskerk" krijgt dan den zin, dat de officiëele organen, de „clerus" belijdt en een belijdenis heeft, maar dat de „schare", de „leeken" feitelijk vrij tegenover die belijdenis staan.

Er zijn tal van wegen, die naar Rome leiden. Ook van hen, die zich vaak als anti-papisten doen kennen, wandelen erop.

-^ Van studleheurzen.

De verzorger van de rubriek „Op en om ons erf" in „De Bazuin" knipte uit het officieel verslag van de Particuliere Synode van Zuid-Holland-Noord den passus: „Geconstateerd wordt, dat Ds Smelik, predikant in de Geref. Kerken H. V., geen antwoord heeft gezonden op de brieven der twee vorige synodes hem gezonden, waarin de synode hem vroeg, 'de genoten studiegelden te restitueeren. Een voorstel, leedwezen over de handeling van Ds Smelik uit te spreken en dit in de notulen op te nemen, wordt aangenomen."

Het spijt ons, dat de houding van Ds E. L. Smelik, schismatiek predikant te Rotterdam, ons belet een pleidooi voor hem te houden, wat we anders gaarne gedaan hadden.

Die houding mag niet anders dan als onbeleefd en ondankbaar worden gekwalificeerd.

Onbeleefd. Want, wanneer een kerkelijke vergadering als een Particuliere Synode een brief tot iemand richt, zal deze, ook al behoort hij tot een ander kerkverband, er zich wel voor wachten dien naast zich neer te leggen en onbeantwoord te laten. Indien ik een brief kreeg van een klassikaal bestuur in de Nederl. Herv. Kerk of van eenig college in de Remonstrantsche Broederschap, waarin mij een verzoek of vraag werd gedaan, zou het nieL in mij opkomen dezen niet met een antwoord te verwaardigen. Ik stel mij zoo voor, dat ieder, die op goede manieren eenigen prijs stelt, zóó zou handelen.

Ondankbaar. Want toen Ds Smelik een hulpbehoevend student was en bij de Synode van Zuid-Holland-Noord aanklopte om steun, heeft deze gezorgd, dat hij zijn studiën kon volbrengen. Zij is als zijn weldoenster opgetreden. De vermaning in bet formulier ter bevestiging van diakenen is ook op Ds Smelik van toepassing: „Gedraagt u jegens uw verzorgers in allen eerbied; weest dankbaar jegens hen". Doch Ds Smelik wil zijn weldoenster niet meer kennen. Hulpbehoevend te zijn geweest is volstrekt geen schande. Maar ondankbaar te zijn tegenover hen, die hielpen in den nood, is dat wel. We zouden het nog kunnen begrijpen, indien Ds Smelik na al wat er gebeurd is schreef: het 'kost mij moeite u te danken voor den genoten steun, maar hierbij zend ik u een deel van wat ik ontving terug met de belofte ten spoedigste ooik het overige U over te maken en zelfs daarbij een behoorlijke rente. Dan zou hij kunnen meenen van de dankbaarheid af te zijn. Ook dit zouden we niet goedkeuren. Doch het ware te verklaren. Maar wat hij nu bestond Is geen houding.

Wij willen dit voorop zetten, omdat we het geval op zichzelf wel de moeite waard achten er eens over te praten.

Eén van tweeën is mogelijk: öf Ds Smelik heeft eertijds bij het aanvaarden van den steun beloofd om het ontvangene in verloop van tijd weer in de kas voor hulpbehoevende studenten van Zuid-Holland-Noord terug te storten of zulk een belofte werd niet van hem gevorderd.

Wij moeten eerlijk bekennen, dat wij van studiebeurzen niet goed op de hoogte zijn, niet weten, wat gebruikelijk is, noch minder of Zuid-Holland-Koord kondities stelt, maar we meenen wel gehoord te hebben, dat hier of daar wel terugbetaling verlangd wordt.

Wij stellen eerst het geval, dat aan den steun, welken Ds Smelik ontving, geen voorwaarde was verbonden. Dan staan Üe kerken toch ten volle in haar recht, wanneer zij zeggen: wij hebben u gestermd, omdat gij Dienaar des Woords begeerdet te worden in de Gereformeerde Kerken. Gij dient thans een schismatieke kerk. Derhalve is die steun niet gebruikt voor het doel, waartoe hij is verstrekt. Het is niet meer dan billijk, dat gij de genoten studiegelden restitueert.

Van rechtsstandpunt is hiertegen niets in brengen. te

De kerken hebben er recht op.

Daaraan willen we niet tomen.

Toch zouden we dan pleiten voor een royaal gebaar.

Wij zouden het ongevraagd advies willen geven: klop bij Ds Smelik niet om terugbetaling aan.

Immers, hij staat er anders voor dan een student, die na eenigen tijd in de theologie te hebben gestudeerd, naar een andere fakulteit overgaat. 'Heeft deze voor zijn eerste periode steun genoten van onze kerken, dan dient er aan vastgehouden, dat al wat hij ontving teruggegeven wordt. Daar is de hulp der kerk niet voor. En het zou kunnen gebeuren, dat de geschiedenis der oude praebenden herhaald werd, dat men op kosten van de kerk zich in een heel andere richting bekwaamde.

Ook staat hij er anders voor dan iemand, die wel zijn candidaatsexamen aan de Theol. School of aan de Theol. faculteit heeft afgelegd, maar onze kerken nog niet gediend heeft. Dan zou een maatregel op zijn plaats zijn om te verhoeden, dat iemand met steun van onze kerken voor het ambt in een andere kerk wilde worden opgeleid. Ds Smelik heeft echter zij het dan ook korten tijd onze kerken gediend. Van toeleg om tot een ander kerkverband over te gaan was ged'urende zijn studententijd geen sprake. Wij nemen aan, dat hij tijdens het schisma volgens zijn geweten heeft gehandeld. Wij zouden er dan ook veel voor voelen, dat men predikanten, die in hetzelfde geval mochten verkeeren als Ds Smelik, niet om terugbetaling vraagt.

Dat is geen kritiek op de Synode van Zuid-Holland-Noord.

Wij kunnen heel goed jn haar gedachtegang inkomen.

Wij spreken in dezen slechts een wensch uit.

Het tweede geval, dat wij stelden, verschilt hiervan sterk.

Indien Ds Smelik zicht tot terugbetaling verplicht heeft, indien hem op die voorwaarde alleen hulp is verleend, staan niet alleen de kerken nog meer in haar recht, maar wordt de gedraging van Ds Smelik nog afkeurenswaardiger.

Doch ook hierover willen we nog iets zeggen, waarbij we Ds Smelik geheel loslaten. .

Als ik het wèl heb, wordt de belofte van terugbetahng soms gevorderd.

Ik doe hier echter de vraag: behoort, waar dit gebruik nog bestaat, daarmee niet te worden gebroken ?

Uit het buitenland weet ik van gevallen, waarbij jonge gezinnen onder de studielasten jaren lang zuchten. Vrouw en kinderen lijden er onder.

Zoo iets valt te voren te berekenen.

Hoezeer ook de predikantstraktementen zijn verhoogd, ze zijn er toch niet naar, dat onze predikanten elk jaar een aanmerkelijk deel daarvan ter aflossing van oude schuld kunnen afzonderen.

Ook kan men hun niet het coelibaat opleggen, totdat zij tot op de laatste penning betaald hebben.

Nu weet ik wel, dat onze kerken niemand het vel over de ooren halen. Waar niet is, zullen zij geen predikant den gijzelaars overleveren. Toch blijft het, ook al wordt misschien heel vaak op terugbetaling niet aangedrongen, voor hem, die niet betalen kan, een neerdrukkend' gevoel.

Daarom zouden we er wel een goed woordje voor willen doen om waar de verplichting tot terugbetaling nog bestaat, die te laten vallen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1929

De Reformatie | 8 Pagina's