GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De „structuur" van den modernen tijd.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De „structuur" van den modernen tijd.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoewel het geen „kerkelijk leven" in enger zin is, heeft hetgeen we bespreken wel iets met het kerkelijk leven te maken.

En het is nu eenmaal gewoonte, om in deze rubriek óók dingen onder te brengen, die slechts in zéér zijdelings verband staan met het kerkelijk leven, maar er toch in de verte wel mee verbonden zijn.

En misschien heeft de structuur van den modernen tijd veel meer met ons kerkelijk leven te maken, dan we zoo op het eerste moment zouden denken.

Immers in een bepaalden tijd .ontkomt niets aan den invloed van de structuur van dien tijd.

Wat we dan onder „de structuur" van een' tijd verstaan?

Wel, het woord „structuur" wordt in de laatste jaren al meer gebruikt om den eigenaardigen en typischen samenhang in levende verbanden aan te duiden.

Spreekt men bij het mechanische van een „constructie", gebruikt men dat woord „constructie" ook voor een stelsel, dat door redeneeren in elkaar gezet is — het woord „structuur" geeft levende verbanden, wil men: de verbanden in een levende totaliteit aan.

Zoo spreekt men ook van psychische „structuur", van de „structuur" van een karakter «n. van de „structuur" eener persoonlijkheid.

Als we dus handelen over de „structuur" van den modernen tijd, zeggen we daarmede, dat er in de verbanden van dien tijd iets is, dat ons den t^d als levend doet beschouwen.

Nu is het hier niet de plaats, om in te gaan op de vraag naar de wijsgeerige omschrijving, van het begrip tijd. Immers wanneer we sprek'en over de .„structuur" van onzen tijd bedoelen we met „tijd" iets anders aan te geven dan de abstractie, die we „tijd" plegen te noemen en die in de „ruimte" een gelijkwaardig te plaatsen buurvrouw — eigenlijk moeten we zeggen „zuster" — heeft.

Wanneer we spreken over „den modernen tijd", dan bedoelen we daarmede de periode, waarin, wïj leven, de laatst door ons doorleefde jaren. En toch bedoelen we er nog veel 'meer mee.

Immers dien tijd zien we ook (en in de bewuste uitdrukking juist) mèt de menschen, die erin leven, mèt de krachten, die erin werken, mèt de idealen, die juist in dien tijd op de publieke markt navraag lokken.

Maar zóó wordt die tijd een levende grootheid.

Daarom juist kunnen we spreken van „de strucituur" van een tijd, wijl mensehen in dien tijd bepaalde levensverbanden scheppen.

Verstaan we nu ongeveer, wat er onder de structuur van den modernen tijd wordt verstaan, dan kuimen we pogen, over die structuur zelve te Handelea. ' " '" ' •-•••• • ., , .

Levende grootheden met levende verbanden moeten we zoeken.

Och neen, zoeken niet; we zien ze zóó maar.

Wie echter onze tijd ziet, moet wèl bedenken, dat hij de dingen slechts in wording ziet. Wanneer we een bepaalden tijd uit de historie bezien, hebben we daarin steeds naast het worden óók het zijn. We zien in zulk een periode de hóógte na den opgang en vóór den nedergaag. We zien het wezenlijke in al het worden en verworden. Het is moeilijk, om zóó ook de eigen tijd te waardeeren. Immers wij zelf zijn op dit oogenblik, het moment waarin we leven en sprek'en, het eind. En wat beleven we — wat zijn we — wat is dat waarin we zijn, het begin of het eind van een periode?

We weten het niet.

Slechts menschen met een soort profetischen aanleg kunnen over deze dingen spreken.

En ze hebben wel eens gelijk.

Ze blijken zich ook wel eens te hebben vergist.

Zoo mag dan ook het spreken over de structuur van den modernen tijd ons niet verleiden, dat we zouden gaan voorspellen.

We • willen hier slechts constateeren.

Wil men, typeeren.

Wil men, typeeren. Of misschien — we willen een poging wagen om enkele trekken van een karakterologie van dezen tijd te 'teekenen. ._ , .a ^j.^.

Bij het teekenen der verschillende lijnen, die het karakter van onzen tijd typeeren, gaan we analytisch te werk. We nemen de feiten, zooals ze zich aan ons voordoen.

Aan het slot zullen we pogen, de feiten met elkaar in verband te brengen; we zullen pogen althans een deel van een beeld aan 't eind te doen zien.

Thans echter eerst enkele trekken.

En dan moet wel eerst genoemd worden het merkwaardige verschijnsel van de levensver breeding.

Een levensverbreeding, die e e n "b e w u s t z ijl n s-verenging ten gevolge heeft.

Dat klinkt vreemd.

Dat klinkt vreemd. We hopen echter dezen trek aannemelijk te maken.

We hopen echter dezen trek aannemelijk te maken. Heel het leven biedt in onzen tijd de kansen tot levensverbreeding. Vergeleken met vroegere tientallen jaren, zijn de laatste twintig jaar zeker die van een uitbreiding van den gezichtskring van' velen, een uitbreiding van de contact-mogelijkheden, die er in het algemeen voor den mensch zijn. Hoeveel breeder maakte het zooveel beter geoutilleerde verkeer, de zooveel meer gemakkelijke communica^ tie het leven niet! Wat beteekent nu voor velen de radio niet ontzaglijk veel, veel, waaraan men vroeger niet zou hebben gedacht. Hoe sterk is het aantal jonge menschen, die studeeren gaan, niet uitgebreid.

Maar daar is meer.

De mensch is belangrijker geworden; niet steeds belangwekkender daarom.

Maar belangrijker, in dien zin, dat ieder op elk terrein weet iets waard te zijn.

En daarin is zeker veel, dat reden tot dank geeft. Er zijn tijden geweest, waarin men scheen te denken, dat er ook menschen waren, die géén beteekenis hadden. Gode zij dank, in den Hemel heeft het altijd anders gestaan.

Maar nu ieder belangrijk is geworden, is er ook de tendenz om van ieder te veronderstellen, dat hg overal belangrijk wezen kan; een typisch staal van levensverbreeding, dat niet zoo gevaarlijk is, zoolang maar niet ieder denkt, dat hij ook van allesi verstand heeft.

En toch brengt een ander soort levensverbreeding weer mee, dat dat gevaar niet denkbeeldig is.

We hebben een goed functioneerende pers.

We hebben onze kranten, die in één artikel veel wetenswaardigs kurmen vertellen over een bepaald, onderwerp, zóó, dat er zijn, die door trouw hun krant te lezen, over alles kuimen meepraten.

Op zichzelf weer uitnemend, indien men maar beseffen, dat dat meepraten nog niet het

recht geeft, te denken, dat men na ook mee-beslissen kan.

En dat is het typische: niet ieder schijnt dat te verstaan. De weelde van de levensverbreeding is niet voor ieder te dragen.

Daarbij komt dan, dat voor een groot deel van ons volk de levensverbreeding ook zich uitstrekt over de materiëele dingen. Er is een zooveel ruimer leven.

En deswege is er zooveel meer mogelijkheid.

Wanneer ik evenwel de dingen breeder uitzet (uitrek) zonder ze te verdichten of ze te versterken, dan is er het gevaar, dat een losrukken van de verbanden het gevolg is, of dat er wel een uitzetten, maar tegelijk een slapper worden komt.

En we vragen ons af, of niet in dezen tijd de breedte aanwezig is, vele malen ten koste van de degelijkheid en de soliditeit.

Want in vroeger jaren — en waarom zouden we niet denken aan de Groningers in de dagen van Hendrik de Cock; aan de Amsterdammers in de tachtiger jaren; aan mannen als een Kater, een Poesiat? — in vroeger jaren mocht er dan al een emg leven zijn (een benauwd leven óók voor velen, sociaal gezien), er was echte vastheid, sterke stoerheid, innerlijke verdichting. En men had een geweldige wijdheid van blik, omdat men in geloof altijd omhóóg zag, altijd zag de dingen in eeuwigheidslicht.

Men offerde met vreugde voor zijn school — vooral na 1878. Men kende den band der liefde, die bindt aan het volk van God, men had den moedl van zijn overtuiging.

Maar bij de 1 e v e n s v e r b r e e d i n g komt belaas maar al te vaak de bewustzijnsverenging.

Dit lijkt „op 'teerste booren" wat vreemd.

Maar toch is het een vanzelfsprekend gevolg van de natuur der dingen.

Doordien het leven zich zoo sterk' verbreedde, kwam schier ieder in aanraking met tal van nieuwp waarden. Zoozeer, dat hij de waarde van vel© waarden niet meer kon schatten.

Het is op geestelijk terrein in velerlei opzicht precies zoo als met het natuurlijk leven.

Wanneer iemand in den regel maar droog brood heeft, verstaat hij veel beter de beteekenis van „een gemeubileerde boterham", dan wanneer hij eiken dag zijn boterham kan beleggen, zooals bij dat maar wil.

Maar wanneer iemand dagelijks zoo veel kan eten als hij maar wil, begint hij dezen toestand den normalen te vinden, en heeft hij geen oog voor andere mogelijkheden. Bovendien zal hij, indien hij in zulk een „gelukkigen" toestand verkeert, hoe langer hoe meer de kans loopen, om dat goede eten als het mindere te gaan bezien, om caviaar en dergelijke dure dingen als het eigenlijke te gaan beschouwen.

Zoo nu gaat het ook op geestelijk terrein. Hoe breeder de ontwikkeling is, hoe meer de menschan variaties hebben in de geestelijke smulpartijen, hoe meer zij dat gewoon gaan vinden.

Bij deze variatiebeleving gaat het echter iets anders dan bij de maaltijden; want voor een goeden maaltijd hebt ge noodig een ontwikkelde maag en daarover beschikken de meeste menschen wel; maar voor de geestelijke variaties heeft men noodig een ontwikkelden geest, en daarover beschikken de meeste menschen niet.

Dit heeft dan tengevolge, - dat men bij een zeker punt gekomen, de breedheid voor het maximum gaat aanzien dat te bereiken is. In dia breedheid nu neemt ieder zijn eigen oriëntatiepunt

:0f injdien dat oriëntatiepunt ontbteekt, ziet hij geen verband in de dingen en dan zijn de dingen zoo breed uitgerekt, dat zij voor zijn iDewustzijn uit elkander vallen, en krijgen we te doen met iemand, die wat verward babbelt over alles en nog wat

Maar heeft iemand nu een oriëntatie-punt voor zijn eigen bewustzijn, dan heeft bij dat toch altijd aan de pppervlakte. Immers de noodig© geestelijke ontwikkeling ontbreekt hem om bij zooveel breedte ook nog naar de diepte af te steken. Dit oppervlakkige oriëntatiepunt wordt dan voor zoo iemand het één en het al.

Want daar ligt het groote gevaar van de bewustzijnsverenging: het zich blind staren op één punt.

Dit verschijnsel nu gaat samen met andere.

Doch daarover in het volgende artikel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

De „structuur

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's