GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het rapport over den uitbouw der Belijdenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het rapport over den uitbouw der Belijdenis.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

EERSTE DEEL.

I.

De behoefte aan uitbreiding der belijdenis inzake de Heilig© Schrift.

a. Op den voorgrond willen wij stellen, dat de kerk de roeping heeft om de waarheid Gods te belijden.

Zij heeft zich op de Openbaring Gods, die zij door het geloof heeft aangenomen, te bezinnen en die in haar eigen taal te belijden voor de menschen.

Daartoe heeft de Heere aan Zijn kerk den Geest der waarheid geschonken, die haar Zijn Openbaring doet verstaan en haar door de worsteling met allerlei dwaling heen al dieper in de kennis der waarheid inleidt.

Indien dit zoo is, indien de Heilige Geest de kerk op haar gang door de historie al verder leidt in het verstaan der Openbaring Gods, dan valt te verwachten, dat er in het belijden der kerk zich een ontwik]j; eling zal vertoonen. Dat de kerk niet zal blijven staan bij hetgeen zij eenmaal van de waarheid , l)eled en heeft, maar dat zij zal voortschrijden zoowel tot een breeder belijden van wat zij reeds beleed als tot een voor het eerst belijden van wat zij nog niet in belijdenis heeft uitgesproken.

Zoo is het dan ook gegaan in de geschiedenis der kerk.

En zoo zal de kerk haar belijdenis moeten blijven ontwikkelen. Zij heeft nóg den Heiligen Geest en Hij doet in haar nóg Zijn werk. Hij gaat voort met het oog der kerk te openen voor de waarheid, in de Schrift geopenbaard. En als Hij de kerk een stuk der waarheid heeft doen zien, dat zij tevoren niet zag, of haar in een stuk, dat zij reeds beleden heeft, een dieper en breeder inzicht heeft geschonken, dan heeft zij de roeping om haar belijdenis uit te breiden. Dogmavorming is de blijvende taak van de kerk.

Dr A. Kuyper sohreef dan ook in zijn Encyclopaedie der Heilige Godgeleerdheid (III, biz. 406 v.), dat „de dogmatische ontwikkeling der kerk van Christus nog bezig is haar proces te voleinden. Ze is nog niet afgeloopen. De worsteling der geesten gaat nog altoos door. Yroeg of laat zal de kerk zich dus nog over veel hebben uit te spreken, waarover ze dusver nog geen dogmatische verklaring gaf. Vele akkers heeft ze reeds in cultuur gebracht, maar er liggen nog belangrijke terreinen braak", en hij zegt dan ook, dat de dogmaticus zich niet bepalen mag tot het reeds gewonnen resultaat, maar dat hij, „geleid door de reeds gefixeerde stukken der waarheid, ook voor het nog niet gefixeerde een nadere vaststelling moet voorbereiden". En de hoogleeraar Biesterveld heeift zich in zijn geschrift „'Het Gereformeerde Kerkboek", na er op gewezen te hebben, dat door den arbeid van den Geest der waarheid de belijdenis der kerk al vaster en breeder en rijker is geworden, aldus uitgelaten: „Niet dat alle stukken der leer haar nu reeds helder zijn... Maar wat nog niet volkomen helder is, zal aan de gemeente helder worden, als zij maar wandelen blijft in de paden van Gods Woord. En als het haar duidelijk is geworden, wat in de Godsopenbaring wordt geleerd, zal zij het ook bebjden naar buiten" (blz. 60). „De belijdenis moet steeds groeien; en als de sleutel der kennis recht gebruikt wordt, dan zal het belijden ook steeds dieper en breeder worden. En als dit b.v. in onze dagen niet geschiedt, dan is dit een bittere aanklacht tegen 'sHeeren kerk, geen bewijs van haren geestelijken bloei, maar wel van ingezonken leven" (blz. 62).

Niemand zal de bewering aandurven, dat de kerk, als haar kennis van de Openbaring verhelderd en verrijkt is, daarvan niets behoeft te laten blijken in haar belijdenis. Zij moet de waarheid Gods, voorzoover zij die door de verlichting des Geestes heeft verstaan, belijden. Zij moet dat doen tegenover de wereld. Zij mioet da(t ook doen met het oog op haar eigen toekomst. Heeft de Heilige Geest voor haar licht doen vallen over de waarheid, dan moet zij er ook voor zorgen, dat dit licht ook schijnt voor de volgende geslachten. Heeft zij winst aan kennis der waarheid verkregen, dan behoort zij zorg te dragen, dat deze winst voor de toekomst niet teloor ga. De Geest zal ook in d© toekomst de Leeraar der kerk zijn, maar Hij maakt in dit Zijn werk gebruik van hetgeen de kerk reeds heeft beleden. Wanneer de kerk de kennis der waarheid, die ze verkreeg, dogmatisch vaststelt, is ze medearbeidster des Geestes.

Het hier gezegde geldt ook in betrekking tot het dogma der Heilige Schrift. Het inzicht in dit stuk der waarheid is bij de kerk thans rijker dan het was, toen onze belijdenissohriften werden opgesteld. Wel geven deze omtrent de Heilige Schrift geen onzeker geluid. Zij erkennen die Schrift als Gods Woord en in 'de Nederlandsche Geloofsbelijdenis, waarin het uitvoerigst over de Schrift gesproken wordt, wordt gezegd, dat de boeken des Ouden ©n des Nieuwen Testaments kanonieke boeken zijn, waar niets tegen valt te zeggen, dat wij ons geloof daarnaar reguleeren, daarop gronden en daarmee bevestigen, dat wij zonder ©enige twijfeling gelooven al wat daarin begrepen is, omdat ons d© Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten, dat zij van God zijn, dat deze Heilige Schriftuur den wil Gods volkomenlijk vervat, en dat men geener menschen schriften, hoe heilig zij geweest zijn, mag gelijkstellen met de Goddelijk© Schrifturen, noch de gewoonte met d© waarheid Gods, noch de groote menigte, noch de oudheid, noch de successie van tijden of personen, noch de conciliën, decreten of besluiten (art. 2—7). Maar het Schriftgeloof der gemeente heeft thans toch rijker inhoud dan in de 'belijdenis is uitgesproken.

Tot deze verrijking van het Schriftgeloof d©r kerk heeft de Heilige Geest de theologische wétenschap gebruikt. In de opdracht, door de Synode van Groningen ons gegeven, wordt gezegd, dat de nieuwere Gereformeerde theologie meer licht over de Schrift heeft ontstoken. Wij onderschrijven deze { I woorden en voegen er aan toe, dat ook reeds door de oudere Gereformeerde theologen verder over de Schrift is nagedacht en niet weinig licht over haar is verspreid. Wel denken wij er niet aan te ontkennen, dat de Gereformeerde theologie met het onderzoek der Schrift nog lang niet gereed is en & at ze nog zeer veel arbeid aan haar zal hebben te besteden. Maar wij willen toch met dankbaarheid erkennen, wat God aan verheldering van inzicht gegeven heeft.

Nu kan zeker niet alles, wat d© Gereformeerde theologie als resultaat van haar onderzoek heeft gevonden, in de belijdenis der kerk worden opgenomen. Ér zijn resultaten, die op wetenschappelijk gebied liggen. Zij behooren in de belijdenis niet thuis, waarin de kerk haar geloof uitspreekt. Ook wat nog als een theologoumenon, ©en theologische meening, moet gekarakteriseerd worden, kan er niet in worden opgenomen; alleen datgene, waarvan d© kerk overtuigd is dat het reproductie is van de waarheid, door God geopenbaard, mag aj tot een dogma verheffen. Maar voor een toch niet onbelangrijk deel is de vrucht van den tbeologischen arbeid geloofsbezit der jgemeente geworden. Daarom kan de belijdenis inzake de Heilig© Schrift worden uitgebreid. In het tweede deel van dit rapport zal nader worden aangewezen, op welke punten deze uitbreiding kan gegeven worden.

Als dit echter geschieden kan, móét het naar ons inzien ook.

Niet, dat wij d© stelling zouden willen poneeren, dat de kerk den ganschen inhoud van haar geloof in belijdenisschriften moet neerleggen.

Zij heeft dat trouwens ook nooit gedaan. Erof. Bavinck merkt op: „De kerk heeft een leven en een geloof, dat veel rijker is dan' la de belijdenis tot uiting komt. De confessie formuleert langt niet den ganseben inhoud van het Christelijk geloof" (Gereformeerde Dogmatiek I blz. 6 v.). Dat kan niet en dat behoeft ook niet. De kerk gelooft b.v. heel de heilige geschiedenis, die God in Zijn Woord tot haar kermis brengt. Toch behoeft ze in haar belijdenis niet nog eens heel die historie te verhalen, maar 'heeft ze zich te beperlcenj tot „de laar van^ evangelie en wet" (c.f. Dr H. Bavinck, a.w. I bladzijde 10).-

Doch ook alles, wat hiertoe In de Schrift behoort, behoeft ze niet in balijdenis uit te spreken.

Dat is trouwens niet eens mogelijk. Het geloof der kerk is niet bij machte om de volheid der door God geopenbaarde waarheid in zich op te nemen. En zal het komen tot een belijden van wat het geloof in zich heeft opgenomen, dan is er eerst nadenken over den geloofsinhoud, bezinning op het geloofsbezit, reproductie er van in gedachten en woorden noodig. Maar deze bezinning blijft beneden den rijkdom van het geloofsbezit. En als dan deze bezinning in de belijdenis moet uitgedrukt worden, als d© d©nkarbeid der kerk in een korte formuleering moet worden saamgevat en weergegeven, dan zal ook dit weer slechts onvolledig en gebrekkig kunnen geschieden (c.f. Dr V. Hepp, De waarde van het dogma, blz. 35 v.v.).

En een beknopte formuleering zal het toch moeten zijn. Het belijden der kerk behoort een uitspreken der waarheid te zijn in haar eigen taal, zonder haar breed uit te spinnen. De belijdenis mag niet een geheele dogmatiek en ethiek in populairen vorm bevatten. Wij willen dan ook geenszins ontkennen, dat er zich verschil kan voordoen over de vraag, hoeveel de kerk uit haar geloofsinhoud' in haar .confessie tot uitdrukking moet brengen.

Maar moeilijk kan betwist worden, dat, wanneer de Heilige Schrift de kenbton is der waarheid, wanneer het _geheele geloof der kerk op de Schrift is gegrond en haar gansche belijdenis uit d© Schrift moet geput worden, de kerk haar geloof aangaande de Schrift zelf zeker zoo duidelijk en volledig mogelijk, al is het in beknopten vorm, te belijden heeft.

D© Dordtsche Synode achtte het noodig, inzake de vijf bekende punten een nieuw belijdenisschrift op te stellen en nauwkeurig uit te spreken wat de kerk daaromtrent gelooft. Maar het dogma der Heilige Schrift is nog meer fundamenteel dan de vijf punten, waarover de Canones van Dordrecht handelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Het rapport over den uitbouw der Belijdenis.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's