GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

We beginnen deze rubriek, nu ze weer wekelijks haar plaats krijgt in de kolommen vaa ons blad, met het beantwoorden van eenige vragen.

Uit den lezerskring bereikten mij namelijk verschillende vragen, van welke sommige dingen betreffen, die mogelijk ook anderen dan de vragers alleen interesseeren. En het is sinds lang gevolgde gewoonte, zulke „gevallen" binnen het raam van een artikel te behandelen.

De eerste quaestie is van algemeenen aard.

In den loop van dit jaar verscheen een nieuwe uitgave van een boek, dat uit de vorige eeuw dateert en in inhoud - en vorm beide de karaktertrekken draagt van zijn tijd, het bekende „De schaapherder", van J. F. Oltmans. Men herinnert zich wellicht, dat men het jaren geleden uit grootvaders kast heeft opgediept en toen met belangstelling heeft gelezen, maar — en dat is de vraag, die gesteld werd — heeft nu zoo'n typisch 19e eeuwsch boek nog waarde voor onzen in ieder opzicht veranderden tijid en is er nog wel ratio voor een nieuwe uitgave? Zullen, kunnen we onzen jongeren dit boek ter lezing geven, dat in onze jeugd al oud was?

Deze alleszins begrijpelijke vraag heb ik reeds eerder te beantwoorden gekregen: in de „Lectuurgids" van Mei 1930 schreef ik daarover een artikel. Blijkbaar heeft de vrager dit niet bij de hand; daarom volge het hier, voorzoover het op de thans gestelde vraag antwoord geeft.

De vraag, of voor zulk een uitgave belangstelling te verwachten valt, hangt samen met de quaestie of Oltmans' werk al dan niet op zichzelf van beteekenis is en of „De Schaapherder", voornaam bestanddeel van dat werk, eigenschappen van beteekenis heeft.

Jan Frederik Oltmans is, naar men weet, een auteur uit het midden der vorige eeuw. Hij werd geboren in 1806, woonde 't grootste deel van zijn leven in Amsterdam, waar hij eerst bij zijn vader op het kantoor was en later zich uitsluitend bezig hield met geschiedkundige studie en schrijvers-werk (o.a. was hij een tijdlang medewerker aan Potgieters Gids), tot zijn zwakke gezondheid hem noopte naar een Geldersch dorpje te verhuizen (Steenderen). Daar overleed hij in 1854. De tijd van zijn arbeid valt dus samen met dien van het liberalistisch chauvinisme en den opbloei der romantiek. De historische roman, die als literaire kunstvorm uit deze tijdrichtingen resulteert, is dan ook zijn genre en het werk van den Engelschen romanticus Walter Scott, den vader van den historischen roman, zijn voorbeeld. Hij staat — eerste factor van literaire beteekenis — met zijn geschriften dus geheel in den geest van zijn tijd en — tweede element van waardij — hij brengt in die geschriften de eigenschappen Vcin het soort tot hun volle ontplooiing.

De historische roman is een roman, die historische stof bewerkt, vordert dus kennis van en inzicht in het historisch gebeuren. En dat nu is de op den voorgrond tredende qualiteit van Oltmans' werk: die kennis en dat inzicht vertoont het in hooge mate. Hij bestudeerde de stof, die hij wenschte te behandelen met groote nauwgezetheid en zocht zich door allerlei archeologische onderzoekingen een juisten indruk te vormen van den tijd en de omgeving, waarin zijn verhalen spelen.

Deze historische zuiverheid zet een zeker stempel op het werk. Beschrijving van menschen, toestanden, landschappen, volksgebruiken, voorwerpen neemt er een heel groote plaats in; er is, gelijk Prof. te Winkel het uitdrukt een „haast pijnlijk streven naar waarheid" in de mededeeling van feiten en dingen. Uiteraard stelt dit zekere eischen aan den lezer: belangstelling wordt van hem gevorderd en historische zin, een begrijpen, dat voor den auteur ook de kleine trekken van het historische beeld belangrijk zijn als: het typeerende van kleederdrachton, van huiselijke gewoonten, van stedelijke en gewestelijke verhoudingen. Een vluchtige lezer, iemand, die zich alleen interesseert voor het actieve van 't verhaal, zal daarom Oltmans' werk ietwat langdradig noemen, 't Zelfde bezwaar, dat men aanvoert tegen de romans van Mevr. Bosboom—Toussaint spreekt men dan uit tegen de boeken van Oltmans. Maar zoo goed als die historische nauwkeurigheid de blijvende verdienste is van Mevr. Bosbooms werk, zoo is ze ook een belangrijk element van de waardij, die Oltmans' romans hebben, een element, dat deze boven die van Van Lennep doet stellen.

Zoo als vanzelf komende tot een naast elkaar plaatsen van de literatuur van Mevr. Bosboom, Oltmans en Van Lennep, wijzen we nog op een tweeden trek, dien Oltmans met Mevr. Bosboom (zijn meerdere als kunstenares overigens) gemeen heeft: als zij tracht hij de karakters van zijn personen te analyseeren: figuren als die van Maria, de dochter van den wapensmid uit „De Schaapherder", of van Frank, van Schaffelaar's edelen vriend, van Jan van Schaffelaar zelf en van zijn duivelschen tegenstander Perrol worden niet alleen beschreven, maar ook psychologisch beschouwd. En dit psychologisch ontleden verklaart de houding van iemand als de heks uit de Hunnenschans, of den zonderlingen schaapherder zelf. Ook deze eigenschap brengt weer mee een trager verloopen van de handeling en leidt dan weer bij sommigen tot het verwijt van langdradigheid. Maar ze i s juist als bij Mevr. Bosboom, (die psychologe bij uitnemendheid was en ook in dezen weer boven Oltmans uitreikt) weer factor van de beteekenis, die het werk heeft, ook nu nog, of beter, juist nu, juist in onzen tijd, die de psychologische analyse als element in een boek vooropgesteld wil zien. Van Lennep, die het in vlotheid van vertelling van Oltmans zeker wint, is in zijn karakterteekening en persoonsontleding diens mindere. Oltmans mist het geestige, het sprankelende, het onderhoudende van Van Lennep, maar literair gezien staat hij bij dezen stellig niet ten achter.

Als de andere zijde van den historischen roman der midden 19e eeuwsche jaren is er zijn romantiek. Die romantiek is het karakteristieke van Walter Scott's romans en ze is, in navolging daarvan, want de invloed van Scott op Oltmans is heel groot geweest, ook een der kenmerkende eigenschappen van Oltmans' boeken. In „De Schaapherder" is ze wel op haar sterkst aanwezig. Daar openbaart ze zich ook in haar verschillende gedaanten: in de figuren van den Schaapherder en van de heks in haar trek tot geheimzinnigheid en wild-fantastische grilligheid; in de figuur van Perrol met de roode hand in haar Byroniaansch accentueeren van het donkere in de menschenziel; in Maria in haar idealiseeren van de hoogstaande vrouwenfiguur. En nu is het die romantiek, die aan Oltmans' boeken — en met name aan „De Schaapherder" — de bekoring als lectuur geeft. Met spanning volgt men al de gemeene handelingen en duivelsche listen van Perrol; de heks en Ralph, de schaapherder, oefenen een geheimzinnige aantrekkingskracht uit, zoo vaak zij ten tooneele verschijnen en altijd onmiddellijk de leiding der gebeurtenissen hebben; groote en warme sympathie groeit, naarmate men verder leest, voor Maria, die gaandeweg bij den lezer voorwerp wordt van een echt romantische vereering; men bewondert en geniet van een ridderlijke figuur als Jan van Schaffelaar, van een edel mensch als den jongen Frank en de tragiek van beider leven legt tusschen hen en den lezer een hechten band.

En dat is het nu, wat Oltmans' boeken (want ook „Het Slot Loevestein" mag in dit verband worden genoemd) in onzen tijd nog hun plaats geeft: die eigenaardige verbinding van historie en romantiek, dat idealiseeren eenerzij ds, dat fel en hartstochtelijk doen verachten aan den anderen kant. Want al is er ook nog zooveel veranderd en al is de mensch van tegenwoordig nog zoo ver afgeraakt van de romantiek van zijn grootouders, diep in zijn ziel heeft hij toch altijd nog behoefte aan het romantische, behoefte aan helden en heldenvereering. Onwezenlijke tegenstel-•/• lingen als Maria en Perrol worden juist in hun an-' tithese gewaardeerd: de groote zielereinheid van de eerste en de ongeëvenaarde bruutheid van den laatste vormen een altijd weer aantrekkelijk contrast, juist omdat Oltmans met fijnen zin voor compositie, ze telkens tegen over elkaar weet te doen uitkomen. En mannen als van Schaffelaar en Frank, die men in het nuchtere leven van allen dag niet kent, wil men in zijn lectuur immer gaarne ontmoeten. Het gelooven in hun werkelijkheid, dat Oltmans' geslacht hen deed bewonderen, moge verdwenen zijn, als boekcnfiguren hebben ze een glans, die ook op den modernen mensch zijn bekoring uitoefent.

Kan dus de nieuwe uitgave van „De Schaapherder" nog belangstelling vinden? Ongetwijfeld. Op een andere manier dan vroeger misschien, maar zeker zullen velen er ook nu nog van genieten. En ook is die uitgave uit het oogpunt van beteekenis voldoende gemotiveerd. Want Oltmans, hij moge dan, vooral in zijn latere werk, te weinig zelfstandig zijn, is zeker niet een van de minsten onder de historische-romanschrijvers der 19de eeuw en bezat de eigenschappen, die den goeden auteur noodig zijn.

Evengoed als vroeger, zullen ook nu nog vele lezers óók jongeren ('t is echter géén kinder lectuur) avonden lang in de lectuur van „De Schaapherdei-" verloren zitten

De tweede vraag, die voor beantwoording ia dezen vorm in aanmerking komt, is een informatie naar „dierverhalen in den modernen stijl". Wanneer met deze qualificatie bedoeld wordt beschrijving van dierenleven op grond van bestudeering van de dieren en hun gewoonten, kan ik wellicht den vrager helpen.

Hij zoeke dan allereerst in de boeken, van den Amerikaanschen schrijver William J. Long, in Nederlandsche vertaling (van Cilia Stoffel) uitgegeven door W. L. en J. Brusse's U.M., Rotterdam. Boven de bekende soortgelijke boeken van Jack London en O. Curwood, munten deze uit door psychologische analyse en de op zorgvoUe waarneming berustende weergave van het dierenleven. En met de genoemde dierverhalen hebben ze gemeen, dat ze geen beschrijvingen zonder meer zijn, maar eigenlijk alle romans, door vaak rijke romantische elementen en boeienden verhaalvorm. Men kan uit de navolgende titels zijn keuze doen: Dierenleven in de Wildernis, Kijkjes in het dierenleven. Het Boschvolkje, Op eenzame zwerftochten, Boschgeheimen, Een broertje van den beer. Op herten uit, Zonder geweer op jacht. De grijze wolf, Langs dierenpaden in het hooge Noorden, Thuis in de wildernis, Het vroolijke boschtooneel, Heel het bosch speelt mee, Moeder Natuur, Een studie over leven en dood der dieren. Lieven ea sterven der dieren in de wildernis.

Verder zijn er de dierboeken van Hermann Löns, den Duitschen schrijver, uitgegeven in Nederlandsche vertaling door A. G. Sichoonderbeek, Laren. Ook in deze boeken vindt men frissche, vlot-vertelde dierverhalen „in den modernen stijl", misschien wat realistischer van teekening dan bij Long, maar met evenveel liefde en even getrouwe waarneming der werkelijkheid beschreven. We noemen: Mummelman, Op de Bergwei, De kraaienhut. De Wulpen roepen, Heidevolk.

Dan wijzen we op de authentiek Nederlandsche boeken van Hei mans en Thijs se (uitgave Versluys, Amsterdam) waarvan „In sloot en plas".

„Van Vlinders, Bloemen - en Vogels", „Door het rietland", zeer bekende proeven zijn, vooral als jeugdlectuur zeer aanbevelenswaard. Voorts op de heel goede boeken van H. E. Kuylman (uigave W. Li. en J. Brusse's U. M., Biotterdam'), verhalen in den trant van William Long: Snelvoet, de schrik der Veluwe; Snelwiek, de Edelvalk; Avonturen van Scherpoog, het Koolmeesje; Bontje, de Bergeend; Roofgauw, de sluwe ülk.

Ook verdient aanbeveling het door André Schillings uit het Duitsch vertaalde boek „Met flitslicht en buks".

Heel deze dier-literatuur is een belangrijke vorm van moderne hteraire kunst (de boeken van Heymans en Thijsse alleen zijn wat ouder) en vormt voor onze jongeren zeer geschikte lectuur.

Een derde vraag kan ik beantwoorden met een simpele verwijzing. Een lezer zoekt eenige beschouwing over de boeken van A. M. de Jong, Meryntje Gijzens Jeugd.

Hij leze dan: Dr P. Stegenga, De kinderziel. God en het leven" (uitg. J. M. Bredée, Rotterdami) of Dr G. Tazelaar, „A. M. de Jongs Meryntje Gijzen cyclus". (Uitg. U.M. „Holland", Amsterdam.)

De overige vragen beantwoord ik gaarne in eenvolgend artikel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 1930

De Reformatie | 6 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 1930

De Reformatie | 6 Pagina's