GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERSTFEEST.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERSTFEEST.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

" 'Ons algemeen, ongetwijfeld, christelijk geloof wrordt tegenwoordig met een glimlach verraden en vèrkoclit. En dat wel door zijn eigen kinderen; en dus met behoud der stichtelijkheid.

Ook door ons, meermalen.

Wij hebben ons, o zeker, duchtig genoeg verweerd tegen den kerstboom. En tegen de duitsche gemoedelijkheid, die - de adventsdagen in schemerlicht van kaarsen zet. En tegen de „verwereldlijking" van het kerstfeest, waarbij bet heils-feit werd begraven. En over de feitelijkheid van het heilsfeit hebben we .ons behoorlijk druk gemaakt; en we hebben het alles zeer ernstig gemeend, en meenden, Gode een dienst ermee te doen. Hetgeen ook de plicht van een mensch is; God dienst (daad) doen, en dit na de daad te weten.

Maar Romeinen II staat nog voor ons geschreven. Gij, die anderen oordeelt, doet gij dezelfde dingen? .Want ook wij zijn op het pad der ^, stichtelijke" sprookjes verdoold. En nu wordt het tijd, toe te zien. Want, als „stichten" inderdaad bouwen beteekent, dan heeft de uitdrukking „stichtelijke sprookjes" ongeveer dezelfde beteekenis als: metsel-vaardigfe nevels.

Of is het niet waar, dat wij, die in den laatsten tijd over het algemeen laboreeren aan de kwaal van de „vlucht uit het concrete", óók op het kerstfeest al de eigenaardige symptomen van deze onze ziekte vertoonen?

Zoo men er nog aan twijfelen mocht, laat mij dan allereerst verwijzen naar het uitnemende hoofdartikel, dat ds. S. G. de Graaf verleden week in ons blad plaatste. Daar ligt al duidelijke vingerwijzing in de richting van wat ik bedoel.

Wij beleven tegenwoordig vreemde dingen. Theologen gaan gebukt onder filo'Sofische lasten, welke noch zij, noch hun („natuurlijke", d.i. onwettige) vaders hebben kannen dragen, terwijl ze de lasten van het geopenbaarde Woord, nóch als christelijk belijder-met-ieder-belijder-mee, nóch in hun qualiteit als geloovig theoloog, ook maar met een vinger beroeren; Boekjes als van E. Brunner, over „De Theologie der Crisis" worden naarstig vertaald en dan met gloed, (elders met voorzichtige reserve) aanbevolen in bladen, die „gereformeerd" heeten willen. Hoewel zulke geschriften (ook het onderhavige), boordevol staan van uitspraken, die, als men ze maar even doordenkt, het evangelie ver-filosofeeren; een kwaad, waaraan niet „de" filosofie schuld heeft, maar het nietgelooven van wat de Schrift ons zegt. Uitspraken treft men er, welke parallel loopen met een, op zijn principieel-foutieve standpunt volmaakt begrijpelijke, maar dan ook tevens openhartig-öngereformeerde, bewering van denzelfden auteur, dat hij

„indifferent" staat tegenover de kerst-boodschap, dat Christus uit een maagd geboren is; want, aldus moet ge vooral weten, want: „wij willen niets omtrent het „hoe" van het goddelijke wonder verklaren, doch staan met verbazing stil voor het „dat", zonder ons verplicht te rekenen, nieuwsgierige biologische voorstellingen daarmee te verbinden. O ja, we kennen dat geluid: verbazing en verwondering, en vooral geen „nuchtere" dingen als biologie erbij, en voorts: hoed af voor onze stichtelijke verwonderdheid ! En zoo wordt dan in een oogwenk het kerstwonder bij den groeten hoop der „numineuze" (maar toch indifferent latende? ) dingen geworpen; het „dat" wordt losgemaakt van het „hoe", hoewel dat, zoolang God God is, in der eeuwigheid onmogelijk zal wezen; en aan het kerstwonder wordt één van de heerlijkste „ergernissen", n.l. de geboorte uit de maagd, in naam van de theologie der „ergernis" ontroofd Het is alles een stichtelijk tasten naar sprookjes, die een nèttën naam hebben. Theologie staat immers te hoog, vanwege haar stichtelijkheid, voor biologie? Zoo heet het. Alsof het werk Gods uiteen gerukt kon worden! Alsof Gods heiligheid wèl ons bindt in Zijn openbarings-woorden-spreken, maax niet precies even machtig en dwingend is in al wat Hij doet, in het formeeren van een worm, en het vormen van humus, en het al of niet toevoeren van het biologisch levenwelckend zaad, dat in deze wereld Zijn wil volbrengt, en in zijn beweging of rust, zijn toebrenging of onthouding, onderworpen blijft aan den wil van dienzelfden God, die de hemelen schiep, en „sinds bewaarde", ja tot herschepping bracht in Christus Jezus, geworden onder de wet, geworden, niet naar het vleesch, doch naar den Geest, uit een vrouw.

Zoo wordt door zoo'n enkele uitspraak in één oogenblik verworpen wat de eeuwen gebouwd hebben. Misschien komt ze uit dezelfde begripsverwar-, ring, die den schrijver van zooeven zeggen deed: „als ge redetwist ov& r den oorsprong van den mensch, dan hebt ge het niet over den mensch in de volle beteekenis, maar alleen over den animalen mensch, over het mensch-ding, het mensch-omhulsel, en niet over den mensch in essentieel-menscheilijken zin". Hier liggen in een enkel zinnetje de eerste beginselen van Calvijns theologie en van een calvinistische wijsbegeerte overboord; en het jammere is, dat de schrijver het zelf niet begrijpt, en dat zulke dingen nu maar worden aanbevolen in de organen van waarheidsvrienden en in „gereformeerde" weekbladen. Als deze dingen waar zijn, dan moeten al de kerstpreeken van de recensenten dadelijk naar de pruUemand.

Natuurlijk staan zulke „kleinigheden" niet alleen. Over heel de linie vernemen we tegenwoordig dien oproep tégen de „ ver-ding-lichung", die evenwel zélf uitloopt op een „Ent-ding-lichung". Christus Jezus wordt door een groot deel der hedendaagsche orthodoxie angstvallig buiten „het leven" gezet. Hetgeen Hij, onze Heer en God, aan ons niet heeft „verdiend". Ik kies maar een voorbeeld, dat mij juist in den zin ligt (meer dan voorbeeld is het niet). Toen ik zelf onlangs trachtte, de concrete consequenties te trekken uit ons geloof, dat God in den waarachtigen mensch Jezus Christus gekomen is, met name ten aanzien van de lijdensverkondiging, schreef een liberaal orgaan: dat de voortdurende vergelijking van de „oude", „gewijde" (!) „gebeurtenissen" met moderne gegevens uit de „banale" wereld weleens wat hinderlijk was. Dat kan ik van een liberaal blad verstaan; het leeft niet uit het Calvinisme, dat Christus midden in de „banale" wereld zien móét, zal Hij geen „ijdelheid" zijn, en dat voorts overal, waar Hij is, geen „banale" dingen meer tegenover de „gewijde" diirft of hèèft stellen. Maar het verbazingwekkende is, dat precies dezelfde opmerking te lezen valt in zwaar-sprekende rechtzinnigheid s - organen. Wilden deze critiseeren, dan moesten ze, als ik het Kerstfeest begrijp, vragen): is er wel genoegzaam, en wel 'zuiver verband gelogd tussclien Christus en het moderne leven ? Maa, r dat' elk plekje menschenle-ven, waar Christus voor ons besef niet midden in de alledaagsche dingen staat, door Hem nog nooit betreden is voor onze oogen, dat Hij daar dus eenvoudig-weg door ons nog niet gezien is, daar moesten wij het eigenlijk allen over eens zijn, als over ons abc...

Is het verkeerd, deze dingen zoo nuchter te zeggen, nog wel — „nog wel" — op kerstfeest? Menschen, juist op Kerstfeest! Want alles wat ik opmerkte, dringt tot deze verzuchting: laat ons toch Christus Jezus concreet maken, gelijk Hij con­ creet geworden is. ANDERS HEBBEN WIJ GEEN KERSTFEEST, MAAR ONS, „GEREFORMEERD" OMGEWERKTE, KERSTSPROOKJE. Of neen, hot moet nog scherper gezegd worden: als wij, na zooveel eeuwen dogmengeschiedenis en christelijke boekenschrijverij, nu nèg niet geleerd hebben, dat Christus in het vleesch gekomen is, omdat alle vragen van biologie, en van natuur, en van „banale" alle-dagsbestaan, en van ons „platte vlak", en van stof en geest, en van markt en keuken, H è m aangaan, omdat ze óns aangaan, en wij ten aanzien van die alle moeten verlost worden, dan hebben wij geen , , wereldsch" kerstsprookje omgewerkt, doch dan hebben wij ons „sprookje" aan de wereld geleend, dan heeft de „wereld" óns sprookje „omgewerkt"; en daar had ze dan groot gelijk aan... Het wereldsch gesol met kerstfeest komt voor een groot gedeelte voor ónze rekening, want wij hebben te weinig geworsteld met het heilsfeit, wij waren bang voor nuchtere woorden, wij wilden niet verlost worden in de „banale", „moderne" dingen, want, o God, - , dan wordt Uw feest zoo verschrikkelijk lastig; — spaar ons Heere, het water is veel te diep; en ónze grachten en. slooten houden we . graag op eigen diepte...

Maar God antwoordt enkel maar met een nuchtere boodschap. Er is een kind, ^ en het ligt in windselen, en het*ife "'daar én "'d& ar, en het heeft een alledaagschen naam — „Jezus" was in die dagen net zoo gewoon als „P; iet" tegenwoordig, en dat is de waarheid, en daarom is dat „stichtelijk" —, en dat kind nu, dat is: God geopenbaard in het vleesch.

Heere, leer ons kerstfeest vieren. Gij hebt, o God, met ons gegeten en gedronken. Het is „gewijde" taal, mijn God, te gelooven, dat, indien Gij heden hadt willen verschijnen, mijn vleeschgeworden God in een auto gezeten zou hebben. Mijn God, dat is de „ergernis", dat is de ^, dwaasheid!", en daarmee breekt Gij .paijn ongeloovig denken stuk, en daarmee zet Gij mij en Uzelf midden tusschen de vaten en de kannen en de kruiken, en Gij vraagt mij aan de deur van de garage: gelooft g ij dat?

Zwijg, Heere — het is mij te veel.

Maar Hij gaat aldoor verder. Hij zwijgt niet, want ik moet in mijn garage zalig z^n. Een kind' der wedergeboorte. Waarlijk Hij nam de engelen niet aan, die zoO' achter de wolken zijn, gemakkelijk voor dichters en dominees, maar Hij nam het zaad Abrahams aan.

Abrahams zaad nu riekte.

C a 1V ij n heeft dat goed geroken.

En daarom kon h ij op Kerstfeest preeken van de eenheid van natuur en genade, van biologie en theologiei, van „dat" en „hoe", van eeuwigheid en tijd, van vleesch en Geest, van geloof en wetenschap, van „banale" dingen-vaneden-dag en van God, die treedt op Zijne hoogten.

Zoodat het grootste geschenk van God op ons kerstfeest niet zal zijn een roerende preek over een „tooverachtigen" nacht-van-Bethlehem, met lichtjes, of engelen (die men ook tot „groote" lichtjes ver-vormen Tcan), doch een eenvoudige daad van gehoorzaamheid, en van geloof, dat Christus Jezus erkent als Heere en God in diezelfde breed-menschel ij ke natuurt ij ke we re-1d, waarover Hij zich ontfcirmd heeft, omdat ze van God den Heere was, en is, en blijft in der eeuwigheid.

Wij moeten ons calvinisme weer onder het stof vandaan halen, en natuur en genade weer verbinden. „De gemeene gratie" is niet alleen studieobject voor de jongelingsvereeniging; de bijzondere genade stelde haar tot het onmiddellijke kerstprobleem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

KERSTFEEST.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 december 1930

De Reformatie | 8 Pagina's