GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELUKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELUKLEVEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Catechese. II.

De geheel eigen veTbinding tusschen hetgeen Gods werk is en hetgeen door menschen middelijkerwijze moet worden gedaan, komt in , de Schrift op meer dan één plaats tot haar recht. We verwijzen bijvoorbeeld naar 1 COT. 2. Hoewel geestelijke dingen met geestelijke moeten worden samengevoegd en hoewel slechts de geestelijke mensch alle dingen onderscheidt, is het toch anderzijds ook noodig dat de openbaring Gods komt en dat Jezus Christus die gekruisigd is, wordt gepredikt.

Maar dan is er ook te begrijpen dat er in de Schrift, zoowel in het Oude als in het Nieuwe Testament, zoo groote nadruk wordt jelegd op de leer en het onderwijs. De bede: leer mij Uwe inzettingen (Ps. 119:26) en de belijdenis: ik kleef vast aan Uwe getuigenissen (Ps. 119:31), komen steeds in het leven der geloovigen weer naar voren. „De getuigenissen des Heeren zijn mijns harten vroolijkheid" (Ps. 119:111) en „door onderwijzing worden de zondaars in den weg geleid" (Ps. 25:8). Er is vreugde over de kennis van Gods wet (Ps. 94:12), en van alles wat gehoord is, is het einde van de zaak: Vrees God en houd' Zijne geboden, want dit betaamt alle menschen" (Pred. 12:13). Van Jezus wordt uitdrukkelijk gezegd dat hij optrad om te leeren, (Matth. 4:23), en als de schare tot Hem komt, leert Hij hen (Mare. 2:13). Zelfs bij zijn afscheid geeft Jezus de opdracht: Gaat dan henen, onderwijst alle volkeren (Matth. 28:19), en Paulus zegt het, dat de Romeinen gehoorzaam geworden zijn aan het voorbeeld der leer tot hetwelk gij overgegeven zijt, (Rom. 6:17). Maar uit den laatsten ijekst, waarin gehoorzaiamheid en. leer bijeen staan, blijkt ook weer dat de kennis die verworven wordt, niet uitsluitend verstandelijke kennis kan zijn, want het is een kennis die de daad te voorschijn roept. Het blijkt dan ook hier dat het doel van het catechetisch onderwijs niet is de veel-weterij, maar wel de zegen des^Geestes: et leven in geloofsgehoorzaamheid.

Zoo komt echter vanzelf een andere vraag aan de orde, die ook in onzen tijd actueel is.

Men zegt dan, dat de kennis ojjgeblazen maald, dat het bij godsdienstige dingen tóch eigenlijk aankomt op gevoel en beleving.

Men wil het dan doen voorkomen alsof het zoo ernstig zich bezighouden met het onderwijs, een gevaarlijk werk is. Immers, zoo zegt men, go kweekt hierdoor slechts zelfvoldane menschen, die misschien veel kennen en weten, maar die verstands-Christenen worden. Onze harten moeten bewogen zijn.

Religie is toch in de eerste plaats een zaak van het gevoel, zoo meent men.

We kunnen niet ontkennen dat ook in onze kringen dergelijke opvattingen indruk maken. Wie geen vreemdeling is in het kerkelijk Jeruzalem, weet, dat er tegenwoordig een sterke strooming is, die van formuleeren van geloofsinhouden niet veel moet hebben.

Dat doet aan de catechisatie geen goed'.

En het klinkt zoo teer, wanneer de menschen die zoo gevoelig zijn, dergelijke opmerkingen maken.

Wanneer door dezulken wordt betoogd, dat religie gelooven is van een wonder en niet van een feit, dan hebben zij ook het OOT van véle eenvoudige vromen. Immers het kan niet ontkend' worden, dat er een eenzijdigheid bestaat, die het kennen van het heilsfeit als het één en het al beschouwt. Het merkwaardige-is echter dat die eenzijdigheid het minst bestaat, daar waar zij het meest verondersteld wordt. Er kunnen natuurlijk enkele uitzonderingen zijn, maar we durven met de meeste stelligheid betoogen, dat onder ons gereformeerde volk van dje eenzijdigheid al heel weinig' wordt gevonden.

We vreezen, dat er veel meer zijn, die de andere eenzijdigheid prediken, n.l. die, dat het bij religie toch eigenlijk maar aankomt op het gevoel en het beleven, en dat de leer toch - eigenlijk minder terzake doet.

We willen eens onderzoeken hoe het nu staat met de verhouding tusschen gevoelsleven en leerinhoud.

We beginnen met te doien opmerken dat alle religie, öok de valsche, .een eigen leerinhoud heeft, Zelfs het animisme en het fetichisnie in primitieven of meer ontwikkelden toestand, hebben toch altijd een leerinhoud, al is het er dan ook dikwijls één van vrij gebrekkigen aard. Zoodra de cultuur prikkelt tot zelfbezinning, ontstaat ook vanzelf de behoefte aan een reflektie over datgene wat men gelooft, en wat men als inhoud heeft van zijn religieuse beschouwing. We kunnen dan ook zeggen: zoo'dra er een JDewuste levensinhoud is, ontstaat ook de behoefte aan leerinhoud.

Maar daar is iets anders. Zoodra er cultuur is, is er ook historie, ' en. in den loop van die historie wordt het cultuurgoed overgédïagen.

Maar deze hezitsoverdraging is, zooals van zelf spreekt, betrokken op alle cultuurgoederen, welke men bewust bezit.

Dit bewust bezitten van cultuurgoed brengt evenwel mee de behoefte aan hezinning.

Maar zulke bezinning brengt ook weer een theorie mee.

Zoo kunnen we dus zeggen, dat er theorie is, zoodra er cultuurleven en overdraging van die cultuur in de historie aanwezig is.

Daarom is het dan ook niet juist om zelfs maar de mogelijkheid te veronderstellen, dat we bewust religieus leven zouden kunnen hebben, zonder omtrent onze religie een zekeren leerinhoud te bezitten.

Maar de formuleering van de gedachte, zooals die als vanzelf uit de historie naar voren treedt, heeft juist ook voor de gevoelsbeleving groote beteekenis. In den strijd tegen intellectualisme heeft men van de zijde van de gevoels-psychologie dit weliswaar ontkend, maar deze ontkenning bernst toch op een rriisverstand.

De formuleering van onze gedachten verheldert en zuivert de beleving van g e voel ens.

Deze stelling klinkt misschien ietwat vreemd.

Toch is zij, naar we meenen, voor ieder gemakkelijk te bewijzen.

Wanneer we toch in een gezelschap zijn, en we hebben een onzeker of een vaag gevoel dat een zekere bewering tegen onze gevoelens indruischt, dan gaan we debatteeren. En hoe gaat het dan? Eerst beginnen we met een poging om dat vage gevoel dat we hebben, te formuleeren. We zijn omtrent onze eigen gevoelens nog niet klaar en onze eigen gevoelens zijn ons niet helder. "

Maar al debatteerende merken we dat juist doordat we onze gedachten formuleeren^ ons eigen gevoel ons klaarder wordt.

Zelfs doet zich het mei'kwaardige verschijnsel voor, dat de verheldering van onze eigen gevoelens niet eens behoeft te komen van ons zelf. Soms doet onze tegenstander ons formuleeringen aan de hand, die opeens treffend juist onze ejgen gevoelens verhelderen. Soms zelfs kunnen we zeggen dat onze tegenstander formuleert datgene, wat we _poogden te formuleeren zonder dat het ons gelukte.

Een ander bewijs voor onze stelling ligt , in het feit, dat het uitspreken van een donker gevoel, bijvoorbeeld van verborgen haat, ineens de' impuls tot de daad meebrengt; door het uitspreken komt er klaarheid omtrent het gevoel. Wanneer er verborgen tendenzen van haat zijn in de gevoelens van een bepaald volksdeel, ten opzichte van overheden, airi'btenaren enz., dan zal alleen het feit dat er iemand qpstaat, die scherp en. klaar die gevoelens weet te formuleeren, het latente, het verborgene bewust maken, en 'de opstand breekt uit. Ook bij pathologische gevallen weten we, dat het veel gemakkelijker is een patiënt omtrent zichzelf klaarheid te geven wanneer zijn gevoelens eenmaal geformuleerd zijn, en wel zijn omschreven, dan wanneer hij in een vaag gevoelsbeleven blijft hangen. Een voorstelling eenmaal geformuleerd, maakt het gevoel dat met die voorstelling samenhangt, veel sterker en dieper.

Hier vindt men ook de verklaring voor het feit, dat het mogelijk was, dat een Kuyper speelde op het klavier van dé volksconciëntie, en dat de opvoering van , ; La muette de Portici" ruim 100 jaar geleden in Brussel een opstand kon doen uitbarsten.

Maar aan deze gegevens ziet men ook hoe dwaas het is om in naam van de waarde van het gevoel tegen de formuleering van de waarheid te velde te trekken. Zeker, de eisch dat de Geest Gods woont in het hart, blijft. Zonder dat wordt het van-buitenleeren van religieuze formuleeringen inderdaaid dood werk.

Maar ook waar waarachtige religie is blijft het gevoel vaag, donker, onklaar, totdat 'door klaar en scherp formuleeren degene die gelooft, omtrent zijn eigen bewustzijnsinhoud, licht ontvangt.

Gevoel, bele-ving en ervaring sluiten dus de formuleering van het dogma niet uit, maar eischen veeleer de formxileering. Zonder formuleering sterft tenslotte het eigen bewustzijn omtrent de waarheid. Zonder formuleering van de waarheid is het ook niet mogelijk om aan anderen rekenschap te geven van datgene wat we beleven.

Zonder formuleering van de waarheid en zonder kennis van die formuleering valt ook de Kerk van • Christus uiteen.

Immers zonder dat wordt de Kerk een verzameling van menschen, die niet anders weten te doen dan hun gevoelservaring uitdrukking te geven door gebaar of mimiek.

Maar bij zulk een houding sterft de gemeenschap. Zij gaat onder in de excessen van de extase', in de uitbundigheden van een geestelijken waanzin, of zij valt uiteen in individuen, die zich zelf gelukkig wanen over de hevige prikkeling van de eijgen emotionaliteit.

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 februari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELUKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 februari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's