GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELUKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELUKLEVEN

De Catechese. VI.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo blijkt dus, dat de catechisatie zich ook richten moet op de activiteit van de jonge menschen. Hun leven in vollen omvang moet leiding ontvangen door de catechisatie.

Dat wil dus ook zeggen, dat op de catechisatie aan de jonge menschen een prikkel gegeven moet worden tot zelfwerkzaamheid. Maar al te dikwijls kunnen de jonge menschen voor de catechisatie volstaan met nog „even" de vraag van buiten te leeren.

Dit is natuurlijk een gansch verkeerde methode. Schier bij bijna elk leervak heeft men ingezien, dat het van buiten leeren zonder meer, zeer onvruchtbaar is.

Zeker, er moet een bepaalde hoeveelheid leerstof paraat zijn bij' de jonge menschen. Dus zullen zij ook van buiten moeten leeren. En dat wel speciaal de belijdenissclariften, . waarin de formuleering van de waarheid door de Kerk van Christus in de historie werd vastgelegd.

Reeds vroeger schreven we hierover een en ander.

Maar daarnaast moeten ook de jonge menschen zelf werkzaam zijn. Zij moeten met de kwesties, die-hun aandacht hebben, tot de Schrift geleid worden; en in de Schrift zullen zij hebben te zoeken en te vinden het antwoord op hun vragen.

Natuurlijk weer niet zoo, alsof we geen belijdenis hadden.

Natuurlijk niet zoo, alsof zij zelf nu de formuleering van de waarheid uitvinden; maax wel zoo, dat zij onder leiding van den catecheet inzicht ontvangen in het verband, dat er bestaat tusscheai de uitspraken der Schrift, en de waarheid, zooals die door de Kerk werd geformuleerd in den loop der eeuwen.

Daarnaast is er dan tegelijkertijd een goede gelegenheid om de jonge mensctien in aanraking te brengen met den arbeid der Kerk.

We vreezen er wel eens voor, dat de catechisatie nog maar al te veel zonder meer het dogmatisch systeem uiteenzet. Natuurlijk moet dat ook gebeuren. Het moet zelfs zoo goed mogelijk gebeuren. Waarlijk, het jongere geslacht heeft geen overvloed van kennis van de waarheid.

Allerlei a-dogmatische en allerlei in wezen ongereformeerde stroomingen hebben daardoor op onze jonge menschen zoo gemakkelijk vat.

Maar daarnaast moeten evenzeer de hoofdlijnen van de historie der Kerk en de belangrijke punten uit de geschiedenis der zendiiig en de voornaamste trekken der christelijke werkzaamheid en den arbeid van barmhartigheid, onderwijs, enz., aan de jonge menschen worden medegedeeld. Een catecheet, die dat niet doet, laat de jonge menschen noodeloos arm.

En dit is het merkwaardige, dat de kennis van deze dingen juist op de jonge menschen zooveel indruk maakt.

Maar nu zal men zeggen: maar waar-halen we altijd den tijd vandaan?

Dan antwoorden we: indien zeer consequent van het tiende tot het twintigste levensjaar de jonge menschen ongeveer 40 uren per jaar catechisatie hebben en we de catechisatie dus beschouwen kunnen als een lescursus van 400 uren, dan kan dit programma ongetwijfeld worden afgewerkt. Ook al houdt men er rekening mee, dat dan op iedere catechisatie de jonge menschen tweemaal den onderwerpen-cyclus volgen kurmen. Immers als men ziet hoe ontzaglijk veel er bij het M.U.L.O.-onderwijs en ook bij het Middelbaar Onderwijs aan een vak gedaan wordt, waarvoor de jonge menschen gedurende drie of gedurende vijf jaar 1 a 2 uur per week les hebben, dan begrijpt men dat er voor de catechisatie nog mogelijkheden liggen, die nog bij lange na niet zijn uitgebuit.

* Nu twijfelen we geen oogenblik of het zal met deze opmerkingen gaan, zooals met meer dergelijke artikeltjes, dat men ze leest, het er al of niet mee eens is, eens zucht over „theorie en practijk", en dan zijn gang gaat.

Ik wil daarom niet te veel zeggen. Het is goed, dat men nuchter het leven bekijkt, en weet, wat in den regel de uitwerking is van een woord, dat men spreekt of schrijft.

Maar ik ben er ook van overtuigd, dat datgene, wat we als ideaal stellen, bereikbaar is.

Ik ben daarvan overtuigd, omdat het thans in meer dan één kerk bereikt i s.

Maar afgedacht daarvan, wil ik met den meesten ernst aan het eind van deze artikelen de vraag stellen, of we er wel voldoende van doordrongen zijn, wat in onzen tijd het vraagstuk van de jeugd en de toekomst der Kerk beteekent. Er is voor de Kerk van Christus in onzen machtigen tijd geen grooter gevaar dan de sleurgang, en op geen enkel terrein is dat gevaar meer ingrijpend dan op het terrein van het contact met de jeugd.

Neen, we denken er niet aan om te zeggen, dat de Kerk de jeugd in het gevlei moet komen.

Er is geen sprake van, dat de begeerten van de jonge menschen normen mogen worden voor het doen en laten van de gemeente des Heeren. Dit tQ doen zou beteekenen, dat de Kerk van Christus zich schuldig maakte aan het zich buigen voor den geest der eeuw.

Maar anderzijds heeft de Kerk van Christus de dure roeping om het beste toegeven, dat zij geven kan, om althans te strijden tegen een verkeerde gewoontevorming.

En daarom zal de Kerk des Heeren ook in onzen tijd zich met den meesten ernst juist tot het vraagstuk van de jeugd hebben te wenden.

Ik weet wel, dat exclamaties niet veel geven. Maar ik weet ook dat 'zij, die de toestanden in de groote steden kennen, heel erg ongerust zijn over de toekomst van de Kerk van Christus.

En nu is het zoo heel moeilijk om ten dezen bepaalde feiten te noemen.

Het heeft zoo spoedig den schijn, alsof men bepaalde predikanten wil aanwijzen, bepaalde feiten als voorbeeld wil stellen., bepaalde verhoudingen wil hekelen.

Waarlijk daarom gaat het niet.

Maar het gaat om het waarachtig^felëSi-g^^rï^e Kerk van onzen Heere Jezus Christus.

En met de weinige woorden, die we schrijven in ..jieze artikelen en met de vele, die — als God ons spaart — we nog zullen kunnen schrijven, zullen we zoolang de toestand niet verandert, blijven hameren op hetzelfde aambeeld.

Gemeente van Christus, versta toch uw roeping tegenover de jonge menschen. Het gaat immers bij hen om uw eigen toekomst?

We weten niet, wat de toekomende tijden aan de Kerken in ons vaderland zullen brengen.

Tot heden hebben we door de goedheid onzes Gods ons als gereformeerde kerken kumien hand^ haven. 'Er zijn zelfs _ jaren geweest, waarin we groeiden en aan invloed wonnen.

Maar we vreezen, dat we ons hoogtepunt hebben bereikt.

En als we terug zullen gaan in de eerstkomende jaren, dan zal dat, zoo meenen wij, niet in de eerste plaats zijn, omdat het den vijand gelukt is door zijn sterkte onze sterkte te overtreffen, dan zal dat niet zijn omdat de Kerk van Christus het tegen liberalisme en socialisme, tegen relativisme en vrijzinnigheid, niet heeft kunnen uithouden.

Maar indien het geschiedt, dat we aan kracht verliezen en aan invloed inboeten, indien onze jonge menschen bij tientallen zich van de Kerk afkeeren, dan zal de oorzaak daarvoor in de eerste plaats gezocht moeten worden in het gereformeerd gezin, dat onder den invloed van den geest van onzen tijd niet meer een eenheid voi-mde, en waarin niet meer gekend werd de liefde tot en de gehoorzaamheid aan het Woord van God, die voor een goede opvoeding noodzakelijk zijn.

Maar dan zal ook in de tweede plaats onmiddellijk moeten volgen, dat de oorzaak daarnaast ligt bij de Kerk van Christus, die^, toen het gezin verslapte, niet voldoende de nooden van het oogenblik heeft begrepen, niet voldoende zichzelf heeft weten los te maken van den ouden sleurgang.

De gereformeerde Kerken in ons vaderland hebben in de laatste kwarteeuw op vele terreinen haar roeping gezien.

De arbeid der zending breidde zich uit en vroeg groote offers.

En we danken er onzen God voor.

De arlieid der evangelisatie werd allerwegeia krachtig ter hand genomen.

Wie zou zich niet verblijden?

De verstrooiden in Indië, in Frankrijk, in België, in Zuid-Amerika, en waar ook, zijn voorwerp van onze zorgen.

Wie zou hier niet zien de roeping van Gods Kerk?

Dit alles is goed.

Dit alles is noodzakelijk.

We offeren voor Hongaren, die ten onzent komen studeeren, voor Russische Christenen, die in nood zijn, voor de politieke actie en voor de sociale organisatie.

Het is prachtig dat we dit alles mogen doen.

Maar...

Onder dit alles ontbreekt veelszins de tijd om aan de hoop en de toekomst der Kerk, aan de jonge menschen, onze aandacht te besteden.

Er is veelszins geen geld aanwezig om met het oog op hun belangen hulppredikers te benoemen. Er is menigmaal geen liefde tot dat wat vlak bij is.

Men is mild, ook mild van oordeel. Tegenover alles en tegenover iedereen, behalve jegens de nooden van onze jonge menschen.

Neen, werkelijk, ik zeg deze dingen niet omdat ik die jonge menschen zulke adorabele wezens vind. Er zijn aardige, geschikte, prettige, er zijn ook vervelende, ongeschikte, onaangename exemplaren onder hen.

Het gaat niet oni die brave jonge menschen, het gaat ook niet om de niet-bravel

Maar het gaat om de toekomst van des Heeren Kerk.

Wat zullen we niet al óns mooie werl(naar buiten

doen, a; ls we niet innerlijk het leven gezond houden?

We zullen in onzen tijd het moeten leeren verstaan, dat we om het huis des Heeren onzes Gods wil, het goede moeten zoeken voor onze jonge menschen, ook door de catechese.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELUKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's