GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Becht en economische noodzaak.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Becht en economische noodzaak.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelijk men o.a. uit een stem uit onze kerken, opgenomen in dit nummer van ons blad, kan zien, heeft ons stukje van verleden week over de predikantstractementen, een pen in beweging gebracht.

Nu is bedoeld stukje waarlijk het eenige niet dat we naar aanleiding van onze opmerking over de predikantstractementen ontvingen. We nemen evenwel het schrijven van den heer Guyt, omdat dit wel 't meest concrete is wat ons werd geboden.

Hoewel het de vraag is of over de eerste opmerking van den heer Guyt niets te zeggen zou zijn, willen we ditmaal zijn tweede opmerking aandacht schenken, en dan wel speciaal de stelling: de rechtsvraag domineere, en de vraag naar het volgens menschelijk inzicht economisch-noodzakelijke kome in de tweede plaats.

Tegen dezen zin hebben we bezwaar. Deze zin toch gaat uit van een gedachte, die we methodisch onjuist achten.

Meer dan eens kan men, — het is volkomen waar —, in de laatste jaren de stelling hooren poneeren, dat het recht zijn loop moet hebben, en als dat geschied is, dan pas houden we rekening met het economisch noodzakelijke. Vooral in den strijd om het beruchte artikel 40 werd deze stelling herhaaldelijk gelanceerd.

We willen toch even zien of deze stelling zonder meer juist is.

Nu ontveins ik mij niet, dat ik door het bespreken van deze stelhng den schijn op mij laden kan mijn betoog van de vorige week ondersteboven te werpen. Dat dat allerminst de bedoelmg is, zullen onze lezers vanzelf wel begrijpen. Het gaat op het oogenblik alleen om de vraag of de stelling door den heer Guyt geponeerd, in haar algemeenheid opgaat. Dan meen ik te moeten zeggen, dat • er in de stelling zelve een fout ligt. Namelijk deze fout, dat men uitgaat van de gedachte, dat het recht op een bepaald salaris een recht is afgedacht van alle mogelijke omstandigheden.

Het recht toch op een bepaald inkomen, heeft toch altijd betrekking op de economische positie van hem, die dat inkomen verschaft. Wanneer onder bepaalde omstandigheden een rechtsverho'uding ontstaat, doordien X in dienst treedt van Y, dan onderstelt deze rechtsverhouding omtrent Y's positie zekere mogelijkheden. Nu kan het echter nooit de bedoeling zijn, dat de positie van Y losgedacht wordt van de rechtsverhouding tusschen X en Y. Te meer niet, omdat de positie van X juist door deze rechtsverhouding aan de positie van Y wordt verbonden. De rechtsverhouding tusschen X en Y is er dus een, die gebaseerd is op de economische situatie, waarin Y verkeert. Maar het spreekt vanzelf dat, zoodra de economische situatie van Y zich wijzigt, in dier voege dat deze verandering invloed krijgt op de mogelijkheid om de verplichtingeia uit de rechtsovereenkomst met X na te komen, de economische noodzakelijkheid en de rechtsverhouding parallel loepen.

Te meer klemt dit, indien tengevolge van het stroef en eenzijdig handhaven van de rechtsverhouding de economische positie van Y geheel vernietigd wordt, wat dan vanzelf tengevolge zou hebben, dat ook de uit de rechtsverhouding voortvloeiende economische positie van X vernietigd zou worden.

Uit deze redeneering moge duidelijk worden, dat we nooit kunnen zeggen dat het recht eerst zijn loop moet hebben en dat daarna het econo^ iliisch mogelijke aan de orde komt.

Dit is natuurlijk wel zoo wanneer het gaat om de goddelijke orde zonder meer.

Ook is het zoo wanneer het gaat om de handhaving van het recht door het toedienen van straf. Maar dat is alles iets anders dan wat hier besproken wordt.

Hier gaat het om de vraag, of niet de rechtsverhouding, waarop onze inzender zinspeelt, zelve economisch van aard is, en dus dadelijk in de sfeer van het economisch mogelijke is getrokken.

Dat dit laatste het geval is, kan tiiemand ontkennen.

Daarom willen we dan ook niet spreken over een recht dat voorafgaat aan de behandeling van het economisch mogelijke. Trouwens een betoog als dit wordt in den regel gehouden in een tijd van nedergang van een conjunctuur.

In de jaren 1914—1918 liet men meestaJ het economisch mogelijke en noodzakelijke voorafgaan aan de rechts-positie.

Indien in onze kringen scherper werd onderscheiden en minder werd gescheiden datgene wat samen hoort, dan zou wellicht minder geargumenteerd zijn tegen maatregelen die voortvloeiden it het economisch noodzakelijke, en die, aangezien zij rechtsverhoudingen betroffen, die met het economisch leven waren saamgeweven, dan ook zedelijk niet waren te veroordeelen. Deze opmerking meenden we te moeten maken ij het, ons overigens sympaüiieke, schrijven van en heer Guyt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Becht en economische noodzaak.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1931

De Reformatie | 8 Pagina's