GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het rjjk van de stilte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het rjjk van de stilte.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

a) Binnen de provincie van de mystische stilte, waar wij bezig zijn rond te dwalen, komen wij allereerst in een streek, waar die menschen wonen, die meer op hebben met de immanentie dan met de transcendentie Gods, of die, christelijk getint, sterker nadruk leggen op de tegenwoordigheid van den Geest in ons, dan op de werking van het Woord buiten ons. Hier komen wij ö.a. zoowel de vroegere Quakers als de tegenwoordige Buchman-beweging tegen.

li geloof niemand cmre : 'ht te 'toen, wanneer ik juist deze twee te samen neem. Ik doe dat niet slechts, omdat zij beide de stilte zoeken; maar vooral omdat beide enkele zeer typeerende karaktertrekken gemeen hebben.

Ten eerste beoefenen zij beide de stilte niet slechts individueel, maar vooral collectief of gemeenschappelijk. Voorts wordt voor beide het hoogtepunt van hun religieuze samenkomsten juist door de stilte gevormd. En eindelijk zoeken zij beide haar met ongeveer gehjke bedoeling.

Wel is waar bestaat er tusschen beide ook op dit punt wel eenig verschil. Die Quaker is meer actief. Hij trekt aan het werk, en blijft ook in de stilte aan den arbeid. Hij is de bedevaartganger, die optocht houdt naar het heiligdom, dat in het binnenste van zijn hart staat opgericht. Elke storende gedachte drijft hij buiten. Dioor zijn stilte verzinkt hij al dieper in zich zelf. Deur na deur der verschillende vertrekken van zijn zielehuis haalt hij achter zich toe. Totdat hij de binnenste kamer van zijn zielewoning bereikt heeft en daarmee te gelijk die plaats, waar de stilte zich verdiept, wijl zij vervuld is van de tegenwoordigheid Gods. Hier woont Hij als het innerlijke licht of als het inwendige woord bij ons. Hier maakt Hij rechtstreeks zijn waarheid bekend aan het diepst van ons bestaan. „I knew experimentally that Jesus-Christ enlightens. I now knew God by revelation as he who has the key did open". ^)

Hiertegenover is de man van de Buchman-beweging veel meer passief. Die quiet time in de house-party wordt wel voorbereid door bijbellezing en gebed, maar bestaat desniettemin zélf in het stil zijn van allen arbeid, ook van het gebedswerk. „Als wij ons tot het gebed begeven, komen wij met zielen, die reeds gevuld zijn. Er zullen dingen zijn, waarover wij ons bezorgd maken en die wij aan Zijn zorg willen opdragen; gebeurtenissen, welke onze verbeelding met vrees tegemoet ziet, en waarop wij door Zijn liefde wenschen te worden voorbereid; en vragen, waarover wij in twijfel zijn, en Zijn wil zouden wenschen te Weten. Tot God komen terwijl onze ziel beheerscht wordt door een verzoek, dat wij Hem willen doen, beleekent echter: een God blijven in onszelf en een niet-eerbiedigen van Zijn majesteit." 2)

Maar hetzij de Quaker de stilte meer actief belut, om naar het binnenste van zijn zielehuis op te trekken; hetzij de man van de house-party de quiet time meer passief doorbrengt, wachtend, of uit de diepste bron. van zijn wezen niet een of andere gedachte opwelt — voor beiden heeft de stilte deze waarde, dat wij door haar van binnenuit Gods tegenwoordigheid en licht. Zijn waarheid en leiding, ja zelfs bizonder e opdrachten en boodschappen ontvangen. ^)

b) Dicht bij deze streek ligt een andere, waar zij wonen die in de geschiedenis meer bekend staan als de officiëele mystieken. Zij onderscheiden zich van de bewoners der eerstgenoemde streek vooral hierdoor, dat zij niet meer eenzijdig den nadruk leggen op de immanentie Gods ten koste van Zijn transcendentie, maar dat zij de laatste pantheïstisch geheel opofferen aan de eerste.

Volgens hen moeten wij ons onze ziel voorstellen als een mijn met verschillende verdiepingen en schachten die, naarmate zij dichter bij het oppervlak, daarmee verder van God af liggen. Want het diepste in den bodem van onze ziel verborgen ligt de z.g. zielevonk. En deze zielevonk is niet, zooals het woord zou doen vermoeden, een soort smeulend vuur, maar zij is veel meer onze diepste' neiging, onze innerlijkste houding, waardoor onze ziel naar God uitgaat, en waarin Hij zelf reeds bij ons tegenwoordig is. ^)

En in de stilte, die ook de mystiek zoo zeer bemint, doen wij niets anders dan dat wij de lagen, die het dichtst bij het oppervlak van onze ziel liggen, wegschuiven, en zoo den dieperen bodem met de zielevonk bloot leggen. Want pas als de ziel zich „van al het aardsche losmaakt, alle voorstellingen onderdrukt, bewustzijn en wil doodt""), komt de eigenlijke kern des menschen te voorschijn. En als dit geschiedt, dan valt alle onderscheiding tusschen God en ons weg. D; an staat er niets meer tusschen Hem en ons. Dian wordt de volle gemeenschap tusschen Hem en ons gevierd, omaat Hij en de ziel één geworden zijn. Die grond onzer ziel is onze inwendige hemel en de stilte is de weg, waarlangs deze hemel wordt bereikt.")

c) Trekken wij van hier weer wat verder, dan komen wij in de streek, die bevolkt is door de aanhangers van Schellings identiteits-filosofie.') Het eigenaardige van dezen in onderscheiding van de mystici is, dat zij niet slechts het wezen Gods pantlieïstisch met de wereld en met de ziel vereenzelvigen, maar dat zij bovendien Gods wezen nog veel vager en algemeener en onbepaalder zich denken en dit a.h.w. gelieel oritledigd hebben.

Wanneer wij, volgens Schelling, door onze woorden.j^ en door alles wat zich in ons bewuste zieleleven beweegt, ja ten slotte door den bodem van onze ziel zelf heenzinken, komen wij terecht in den onmetelijken oceaan van het oneindige, in de onpeilbare afgronden van het onbewuste, en daarmee tegelijk in het ware rijk der eeuwige stilte.

En dit rijk bezit vooral twee heerlijkheden. In de wereld, waarin wij dagelijks verkeeren, vermoeien ons de veelheid en de bontheid der dingen, die zich aan ons opdringen. Hoe eindeloos gedeeld is het leven, en van hoeveel behoort een mensch niet kennis te nemen! Maar als wij door dit alles heen in het rijk der stilte verzinken, komen wij in die wereld, waar al dat vele en gescheidene, dat gedeelde en beperkte, is opgeheven, omdat daar de volmaakte identiteit van allen en alles bestaat.

Bovendien wordt in het leven, waarin wij gewoonlijk verkeeren, ook gesproken. En spreken verdeelt. Het woord scheidt. Naar mate het helderder bewust, klaarder doordacht en belijnder geformuleerd is, des te scherper afscheiding het aanbrengt. Hoeveel woorden moet ge niet gebruiken om een ander uw bedoeling juist te doen begrijpen of om hem iets te laten gevoelen, zooals gij zelf het gevoelt; en hoe loopt ge zelfs dan nog de kans, om misverstaan en verkeerd beoordeeld te worden. Het woord, de leuze, belijdenis en dogma, verdeelen menschen en partijen en groepen en kerken. Maar indien wij ophouden met spreken, en ons tot achter het onbewuste zieleleven in het rijk der stilte terugtrekken, wordt het alles anders. Daar is alle onderlinge verdeeldheid beëindigd. Afzonderlijke partijen en kerken en verdere groepeeringen hebben hier hun bestaansrecht verloren. Hier blijken wij 't roerend met elkander eens te wezen. Tusschen alle zielen zonder onderscheid blijken de meest teere en subtiele levensbanden geweven te liggen. Alle menscheq. zijn hier broeders. Het rijk der stilte is dat der eenheid en des vredes tegelijk.

Het is goea uitgezocht, uit deze gedachtenwereld, dat het zeker niet onberispelijke spreekwoord stamt: Spreken is zilver, maar zwqgen is goud.

Het is van hieruit, dat verstaan moet worden de anecdote, die van Carlyle en Tennyson wordt verhaald. Een ganschen avond waren zij samen geweest, terwijl er geen woord gewisseld was en de beide heeren zwijgend in 't vuur hadden zitten staren. Maar toen om tien uur Tennyson opstond om heen te gaan, zei Carlyle: „Wat hebben wij nu een grooten avond beleefd, Alfred. Ge moet beslist eens spoedig terugkomen". *)

Het is deze identiteits-gedachte, die ten grondslag ligt aan de geschriften van Maurice Maeterlinck, en vooral aan zijn bundel: Le trésor des humbles, en nog weer nader aan zijn beroemd opstel: Le Silence. H; et is van hieruit dat paradoctische uitspraken als de volgende begrijpelijk worden: „Wij spreken slechts in die uren, waarin wij niet leven en op die oogenblikken, waarop wij onze broeders niet zien willen, en wij ons op een grooten afstand van de werkelijkheid gevoelen. Zoodra wij elkander werkelijk iets te zeggen hebben, moeten wij zwijgen. Wij kennen elkander nog niet, zoolang wij nog niet samen hebben durven zwijgen." 9)

Het is eén zeer na-verwante levensphilosophie, die zich uitzingt in de klassieke hymne van Thomas Carlyle op de stilte: „O stilte en zwijgen! Als deze tijd nog altaren bouwde, mochten zij wel voor u opgericht worden! Het spreken is van den Tijd, het zwijgen is van de Eeuwigheid... O stilte, het groote rijk van de stilte: Hooger dan de sterren, dieper dan het .gebied van den dood! Die groote zwijgers! Een land, dat ze niet of schaars bezit, is er slecht aan toe. Het is gelijk aan een woud zonder wortels, waar alles is overgegaan in bladeren en takken en dat spoedig moet verwelken en ophouden een bosch te zijn." 1°)

Het lijkt mij dezelfde gedachtenwereld te wezen die ge ontmoet in het vers van Adama van Scheltema over de stilte"):

Min de stilte in uw wezen. Zoek de sülte die bezielt.

Zij, die alle stilte vreezen Hebben nooit hun hart gelezen Hebben nooit geknield.

Leer u aan de stilte laven Waar het leven u geleidt; Zij is uwe veil'ge haven Want ze is de groote gave Van de eeuwigheid.

Sluit de stilte in uw gaarde Wees in haar gelukkig kind Al wie ze aan haar schoot vergaarde Alle zaligen op aarde Hebben haar bemind.

d. Er ligt binnen de provincie van de mystische sülte nog één streek, die we niet onopgemerkt mogen passeeren. Die God, wiens wezen pantheïstisch met dat der wereld vereenzelvigd wordt, kan niet alleen in rust, maar ook in beweging verkeeren. Hij kan gedurig in actie zijn. Hij kan als een geweldige levensstroom door het diepst bestaan van alle dingen en personen heengolven en zoo in hen een heele evolutie meemaken. Hier komen wij Bergsou tegen en zijn, zij het in deze grondgedachte minder j)antheïstische, leerlinge Dr

Volgens Montessori is de mensch allereerst niet een ontvangende, maar een actieve persoonlijkheid. ^^) Wij komen ter wereld als een bewegingsvolle bundel van mogelijkheden en krachten, die persen en dringen om tot volle actie te komen. Wij zijn dan als éen embryo. En evenals in een emibryo allereerst de cellen zich differentiëeren en dan tot de verschillende organen en leden van het lictiaam uitgroeien — zoo ook het embryo, dat menschelijke persoonlijkheid heet.

Wij moeten het daarom gelegenheid geven, dat wat er aan kracht en talent in zit, zich differentieert, en aldus tot ontwikkeling komt. Groeien is, volgens Montessori, ordenen. ^^)

En één van de gunstigste gelegenheden voor dezen groei biedt de sülte. Het stilte-spel is in de Montessori-school dan ook het spel waaraan alle kinderen, van de kleinste af tot de grootste toe, meedoen. Dan wordt het schoolvertrek zoowel geheel donker als totaal stil gemaakt. Alle licht-en geluid-prikkels moeten dan gedoofd. In de al dieper wordende stilte roept de leidster vanuit een ander vertrek fluisterend den naam van de kinderen één voor één af en sluipen deze geruischloos uit het lokaal naar buiten. En in deze mysterieuze stilte geschiedt het. De aanleg, om geluiden, steeds afnemend in sterkte, waar te nemen, differentieert zich en hiermee zet zich de groei der persoonlijkheid door.

Dit stilte-spel is haast een soort eeredienst in de Montessori-school. „Zo plechtig als in de koele schaduw van 'n kerk, valt in deze praktiese, moderne schoolkamer voor 'n ogenblik 'n sluier van kontemplatie tussen de mensenziel en de werkelikheid der wereld. Deze moderne wetenschappeüke Romeinse doktor, die waarschijnlik nooit van William Pienn heeft gehoord, heeft de mystieke vreugde van zijn sekte ontdekt, en heeft in haar opvoedings-systeem een van de meest weldoende elementen van de godsdienstige bijeenkomsten der

En ook onze landgenoot, de bekende paedagoog Dr J. H. Gunning Wzn, raakte eens zoo onder de bekoring van dit stilte-spel, dat het hem deze lyrische ontboezeming ontlokte: „O gezegende rust, o weldadige kalmte, o heilige vrede, gewijde stilte, zoo vreemd geworden aan ons hart en toch al het heimwee daarvan, hoe heerlijk te denken, dat onze kinderen, kinderen van den rumoerigsten, onrustigslen, meest uiteengereten tijd, dien de wereld ooit gezien heeft, u zoo jong reeds mogen leeren kennen, leeren kennen op een hun volkomen natuurlijke wijze, leeren kennen als de bezigste bezigheid en als den vruchtbaarsten arbeid der ziel! Zou iets hun nuttiger, iets der menschheid noodiger kunnen zijn? Is het denkbaar dat van uw zacht nederdauwende harmonie niets op hun zielen zou blijven liggen, dat alles •weer verdampte, niets bevruchtend indrong? En indien ook maar iets, perspectief!"!^)


. I) George Fox, aangehaald door Dr J. Lindeboom, Stieftonderen van het Christendom, 331.

2) Geoffrey Allen, aangehaald door G. N. M. Collins. B. JJ.. art. The Oxford Group movement in The Evangelical Quarterly, V 166.

3) William C. Braithwaite, art. Society of Friends in Hastings' Encyclopaedia of Religions and Ethics VI, 142—143; Thomas Hodgkin e.a.. The fellowship of silence, vooral 117—132; Cyril Hepher, The fruits of Silence, 21—28; Ds W. van 't Sant, Beproeft de geesten, 15—17.

4) Gustav Mensching, t.a.p. 30. 5) Dr H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek IV^ 53. 6) Ds P. N. Kruyswijk, art. De mystieke leer van den grond der ziel, in Geref. Theol. Tijdschr. XXXIV, 227—247. 7) Zie over hem o.a. Dr Is. van Dijk, Gezamenlijke Geschriften III, 275 v.v.

8) Verteld door Van Dijk, t.a.p. 286. 9) Morceaux Choisis, 4—14.

10) Aangehaald door Rufus M. Jones, Art. Silence in Hastings' Encyclopaedia of Religion and Ethics XI 513.

11) Uit zijn bundel Stilte en Strijd.

12) Zelfopvoeding, 67—68.

13) t.a.p. 10—11. Zie ook Dr S. O. Los, Moderne paeda-Xogen en richtingen, 85 v.v.

14) Mevr. Fischer, aangehaald door Fr. S. Rombouts, Montessorianisme, 82.

15) Dr Maria Montessori 68.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juni 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Het rjjk van de stilte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juni 1934

De Reformatie | 8 Pagina's