GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hernieuwd Apollinarisme?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hernieuwd Apollinarisme?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

ni.

Wanneer wij de vraag willen beantwoorden ot de dezerzijds voorgedragen meening in hoofdtrekken overeenkomt met het standpunt van Apollinaris dat door de kerk werd verworpen, dan is het uit den aard der zaak noodzakelijk een poging te wagen om de meening van Apollinaris te teekenen en deze dan te gaan vergelijken met die, welke wij voordragen.

Nu moeten wij hier echter al dadelijk op onze hoede zijn voor de mogelijkheid van een niet geringe vergissing. Heel het denken over psychologische onderwerpen is sinds de vierde eeuw na Christus anders geworden. Onze probleemstellin-: gen zijn lotaal anders dan die welke Apollinaris kende. Vandaar dan ook dal het zoo moeilijk is om Apollinaris te beschrijven in de termen van de zielkunde van 1934. De termen toch die Apollinaris gebruikt, vindt men hier en daar in de hedendaagsche zielkunde wel terug, maar een nadere beschouwing leert dan dikwijls dat zij iets gansch anders beteekenen. Dat is steeds een groote moeilijkheid op ons vakgebied. Het denken heeft zich in zestienhonderd jaar wel zoozeer ontwikkeld, dat het onmogelijk is om een beloog vani heden te leggen naast een betoog van zestienhonderd jaar geleden, om dan te concludeeren: dit betoog is gelijk dat betoog. Reeds om deze redenen past ons groote voorzichtigheid.

Maar er is nog iets anders. Niet alleen zijn de termen gewijzigd en heeft de denkwereld zich uitgebreid, maar wij hebben zelfs probleemstellingen, die men zestienhonderd jaar geleden niet kende, terwijl men toen weer uilging van een gedachtenschema, dat ons ten eenen male vreemd is. Wie dit vergeet zal, als hij gaat vergelijken, steeds onrecht doen öf aan de menschen uit de vierde eeuw, öf aan de menschen van 1934; mogelijk ook aan beide.

Om een voorbeeld te noemen. Ds Steen poogt in zijn artikel de dezerzijds verdedigde opvatting te dringen in het schema: passieve stof en actieve vorm. Nu is dit schema, ontleend aan de Aristotelische philosophic, misschien voor velen bruikbaar wanneer wij spreken over opvattingen uit de eerste eeuw. Maar het meest kunstige sophisme is toch ongeschikt om de hedendaagsche psychologische opvattingen in hel schema: passieve stof — actieve vorm, in te drijven. En dit om de eenvoudige reden, dat heel de denkstructuur die aan deze onderscheiding ten grondslag ligt tegenwoordig psychologisch is verworpen. De hedendaagsche opvattingen zijn niet eens meer vergelijkbaar met

de opvattingen van vóór zestienhonderd jaar. Wie deze vergelijkingen toch maakt, moet of naar de eene of naar de andere zijde onrecht doen.

Een ander punt is dit, zooals wij terloops reeds opmerkten, dat er termen zijn die schijnbaar nog bruikbaar zijn in den tegenwoordigen tijd, terwijl zij ook reeds meer dan vijftienhonderd jaar geleden werden gebruikt, maar die toch in wezen hu iets anders beteeüenen dan toen. Dit bleek duidelijk wanneer Ds Steen door het feit dat in de dagen van Apollinaris „pneuma" en „nous" min of meer synoniem gebruikt werden, zich laat verleiden om nu ook in de denkwereld van vandaag deze gelijk te stellen. Zoodoende ontbreekt soms aan ziin beloog de humor niet. Hij citeert uit Seeberg (Geref. Theol. Tijdsc.hr. bid. 389 34e Jg.) dat de Logos volgens Apollinaris bij Christus de creatuurlijke nous had vervangen.

Nu beteekent „nous", gelijk wij veertien dagen geleden opmerkten, verstand; maar bij Apollinaris iets anders. Ieder, die zich de moeite gegeven heeft om zich ia onze opvatting in te denken, weet, dat dit verstand volgens onze opvatting evenals volgens die van de moderne psychologie, eenerzijds nooit is te identifioeeren met het „ik" (ik kan wel zeggen: ik heb verstand, maar nooit ik ben verstand) en anderzijds behoort tot de menschelijke natuur, tot welke alle hoogere functies gerekend moeten worden (zooals Ds Steen zelf van mij citeerde '(Geref. Theol. Tijdschr. bid. 384).

Dat nu deze misvattingen moeten ontstaan is duidelijk wanneer men bedenkt dat de opvatting omtrent het „ik" als active e ringsprincipe voor de menschelijke natuur, die al de menschelijke kwaliteiten in zich draagt, niet past in het kader van het denken van Apollinaris.

Maar deze opvatting is m.i. ook niet verstaan door mijn hooggeachten opponent. Hij toch immers schrijft het volgende:

„Letterlijk zegt Prof. W.: „Dit ik is dus de drager van al de kwaliteiten welke de natuur zelf eigen zijn". Feitelijk komt het dus neer op een commuuicatio idiomatum van psyche en pneuma aan elkaar, men mag dit dan trachten te beredeneeren door te spreken van aanleg en functie, ingeschapen zijn e.d.g. Zoo immers wil Prof. W. bewijzen, dat Christus die het hoogere deel van de ziel niet bezit, de pneuma, en welk hooger deel drager is van de hoogere functies, ook de menschelijk hoogere functies bezit, omdat het lagere, krachtens aanleg enz. toch ook iets van die functies heeft."

Uit dit citaat blijkt, dat Ds Steen niet gezien heeft hoe eigenlijk de begrippen zich tegenover elkaar verhouden en wat de zin is van hetgeen wij betoogden.

Wanneer wij het hebben over zekere eigenschappen, over een aanleg tot functies^ die een activeeringsprincipe noodig heeft, dan denken wij daarbij aan een verhouding als van aanwezige mogelijkheid en gerealiseerde mogelijkheid. De kwaliteit, de aanleg tot elke functie is in de menschelijke natuur aanwezig. Zij behoeft echter nog het activeeringsprincipe om deze kwaliteiten en deze functies realiteit te doen worden. Dat heeft met communicalio idiomatum niets te maken. Voor wie denkt in mechanische optelsommen, in strepen en in lijnen is dit alles onbegrijpelijk, maar voor het organisch denken moet het gezegde duidelijk zijn.

En wijl nu juist deze organische denkwijze aan de opvatting van Apollinaris vrijwel vreemd is, is het zoo moeilijk om zijn meening uit te drukken in termen en begrippen van de hedendaagsche psychologie.

Maar dit mag ons er niet van weerhouden om te pogen gijn meening zoo juist mogelijk te omschrijven. Zij is meerdere malen op voortreffelijke wijze weergegeven.

Maar als men de meening van Apollinaris omschrijft, dan moet men er zich wel rekenschap van geven wat in deze omschrijving ieder woord beteekent, anders komt men in een chaos van misverstanden.

Om nu ons doel te bereiken willen wij trachten eerst de psychologische opvatting van Apollinaris te vermelden. Wij zullen dat zoo veel mogelijk doen met het oordeel van anderen, opdat men niet denke dat wij Apollinaris eenzijdig citeeren. En wanneer wij dan die uitspraak van anderen geven, zullen wij daarbij ook geven de meening van Ds Steen, om er in ieder geval van overtuigd te zijn dat deze ook met onze teekening tevreden is. Trouwens, Ds Steen heeft Apollinaris op meer dan een punt voortreffelijk weergegeven. Er zijn .anderen die zich meer over zijn wijze van refereeren hebben te beklagen dan Apollinaris.

De psychologie van Apollinaris is geboren uit de poging om de l)ijbelsche begrippen geest en vleesch te verbinden met de Aristotelische opvatting van den vorm en de stof. Daarin ligt het eene grondbeginsel (Seeberg, „Lehrbuch der Dogmengeschichte" 2e druk bid. 162).

Het tweede psychologisch grondbeginsel is dat het vormgevend principe de nous is, die denkt en wil. Deze nous is een autocraat, duldt geen heerscher naast zich (Apollinaris „Fragmenten" 150; Seeberg a.w. 162). Deze nous denkt en wil in den mensch, zij heerscht dus in het menschelijke vleesch en is als zoodanig ook het beginsel dat de stof vormgevend beheerscht.

Uit deze twee principes vleesch en nous is het menschelijke leven opgebouwd.

In later tijd wijzigt Apollinaris in zooverre zijn psychologische opvatting, dat hij met een beroep op de trichotomie van Plato in den mensch naast het denkend deel (nous, logisticon) nog een derde aanneemt. .Voor dit derde, dat inderdaad heilagere psychische leven omvat en dat in wezen bij het lichaam behoort, worden verschillende woorden gebruikt. Dit lagere is echter nimmer „nous"; het is niet verstandelijk. Apollinaris wilde met dat laatste lagere zieleleven uitsluitend uitdrukken dat het vleesch levend vleesch was. Seeberg betoogt in tegenstelling met Lietzmann dat deze wijziging in de opvatting voor Apollinaris' leer van betrekkelijk geringe beteekenis is geweest (Seeberg, a.w. bid. 163; vgl. Steen, Geref. Theol. Tijdschr. bid. 380). Bij Apollinaris' opvatting krijgen wij dus dit: de mensch heeft een levend lichaam, is levend vleesch; dit levend vleesch stamt van de ouders. De mensch heeft ook een nous; deze nous denkt, deze nous wil. In het denken en in het willen, in heel de redelijk zedelijke persoonlijkheid dus, wordt het levende lichaam slechts gestuurd, het laatste is slechts de wagen, waarop de koninklijke nous rijdt.

Wij zullen een volgend maal nu deze psychologie gaan vergelijken met hetgeen onzerzijds werd betoogd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Hernieuwd Apollinarisme?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1934

De Reformatie | 8 Pagina's