GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZIELKUNDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZIELKUNDE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vorming der persoonlijkheid.

IV.

Met do tot dusver gegeven uiteenzetting zijn wij nog niet waar wij wezen moeten.

Immers, er blijven nog verschillende vragen ter beantwoording over voor wij zoover zijn, dat wij een scherp omschreven begrip hebben van de term-en waarmee wij in aanraking komen.

Gelijk wij reeds keiden is scherps begripsvorming to moeilijker, wijl de woorden, waar het om gaat, zoo menigmaal „zweideutig" zijn. Zij kunnen zoowel het een als het ander beteefcenen.

Toch zijn wij anderzijds wel zoover, dat wij thans kunnen overgaan tot ©en nadere omschrijving van de begrippen, waarmee wij iin aanraking komen.

Om het begrip p e r s o o n 1 ij k li e i d te omschrijven moeten wij niet alleen letten op de beteekenis van het woord karakter, maar ook op da beteekenis van het woord persoon. De poging om deze woorden scherp te omschrijven wordt vergemakkelijkt, indien wij daarnaast nog stellen de woorden individu en individualiteit.

Het woord individu stempelt den eenen mensch als een ding op zichzelf. Men zal zeggen: dan kunnen wij dat woord niet gebruiken, want de mensch is geen ding op zichzelf. Natuurlijk is zulk een uiting niets anders dan speling van valsch vernuft. Immers, iemand die het .woord individu gebruikt zal nooit ontkennen, dat er verband bestaat tusschen dit individu en zijn ouders. Hij zal nooit beweren dat deze mensch uit het luchtledige naar de aarde is komen vallen. Maar door het gebruik van het woord individu wil hij slechts aangeven, dat deze mensch op en voor zichzelf bestaat als een eenheid, als een wezen met eigen verantwoordelijkheid, als ©en eenheid, afgegrensd tegenover andere eenheden van eenzelfde natuur en van eenzelfde soort.

Het woord individu is dus min of meer neutraal, duidt alleen aan, dat die mensch er is en dat die mensch op en voor zichzelf bestaat. Het spreekt vanzelf, dat daarmee niet ontkend wordt al datgene, wat wij omtrent alle schepsel belijden: „in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij".

Ook het woord „individu" wordt in ©en specifieke beteekenis gebruikt. Wanneer iemand uitroept: V/at ©en individu!, dan bedoelt hij daarmee een ongunstige kwalificatie te geven van den betrokkene. Natuurlijk moeten wij deze beteekenis van het woord individu hier ter zijde laten.

Naast het woord individu wordt het woord individualiteit gebruikt. Duidt individu min of meer kleurloos het op en voor zichzelf bestaan van den éénen mensch aan, het woord individualiteit ziet meer op de eenheid van structuur. Als ik dus spreek over iemands individualiteit, dan bedoel ik daarmee aan te geven zijn typische „einmalige" verschijning, ©en structuur zooals die in hem aanwezig is en niet in een ander.

Maar met het woord individualiteit zeg ik niets omtrent den al of niet harmonischen samenhang. Dit komt omdat het woord individu den eenen mensch bepaalt vanuit de wereld rondom; tegenover alle andere dingen is die ©ene mensch ook ©en ding, een individu. Hoe of het er binnen bij dien individu uitziet, dat is een kwestie van zijn individualiteit, maar daar trekt zicli de „Umwelt" verder niets van aan.

Vandaar dat wij tot op zekere hoogte ook kunnen zeggen, dat een dier individualiteit heeft. Daar is een zekere speciale verschijningsvorm van hond X tegenover de n honden, waarmee hond X in aanraking komt. Alles wat dus van buiten bezien '©en eigen aard heeft, heeft ook een zekeT© individualiteit.

Maar met het woord persoonlijkheid staat het gansch anders. Voor de verschijning van ©en persoonlijkheid is steeds voorwaarde de aanwezigheid van een persoon.

Dat is al dadelijk een belangrijk verschil met het begrip individu. Het woord individu zet de gedachte aan den persoon geheel op den achtergrond, zegt alleen maar: het is één te midden van anderen.

Maar „persoon" zegt al dadelijk, dat hier ©en redelijk wezen is.

„Persoon" is het subject van een redelijk© natuur. De persoon is het in en voor zichzelf zijnde. De persoon is eigenaar van de natuur. Hij is bezitter, hij is heer van die natuur. De persooai is het subject dat denkt, dat leeft, dat wil', dat handelt en daartoe d© natuur met haaiganschen rijken inliotid gebruikt. Zonder ©ÖH persoon kan de bij de persoon behoorende natuur niet tot zelfstandig bestaan komen.

Wij moeten dus onderscheiden tusschen den eigenlijken persoon, het „ik", dat subject is in den mensch, en de totaliteit van dien mensch welkte door den persoon, door het „ik" wordt beheerscht, geleid en g©dragen.

Nu begrijpen wij dat het woord persoon met het woord persoonlijkheid samenhangt.

Het woord persoonlijkheid toch is een woord, dat gevormd is van „persoon" - f- „lijk" -|- „h©id". Het woord persoonlijkheid is immers op dezelfde manier gevormd als mannelijkheid, goddelijkheid ©nz. Het achtervoegsel „lijk", dat in alle West-Gennaansche talen voorkomt (Engelsch „ly"; D'uitsch „lich"; Zweedsch en Deensch „lig") is hetzelfde als het woord „lijk" (zelfstandig naamwoord) en dat is weer gelijk aan „lijf", hetwelk beteekent: voorkomen, vorm. Duidelijk komt de verwantschap tusschen „lijk" en „vorm" uit by het Nederlandsche woord „gelijk" in verhouding tot het Fransche „conforme". Het achtervoegsel „lijk" zit ook nog in andere woorden zooals in het woord „zulk", hetwelk eigenlijk is: zooi-lijk; en het woord „welk", waarin het woord „wie" met het achtervoegsel „lijk" is verbonden. „Persoonlijk" beteekent dus: hebbende het voorkomen van eeta persoon, hebbende den vorm van een persoon.

Het achtervoegsel „heid" dient om van de bijvoegelijke bepaling „persoonlijk" weer ©en zelfstandig naamwoord te maken. Ook dit achtervoegsel komt in andero talen voor (Engelsch „hood"; Duitsch „heit"). Het kwam in d© West-Gemiaansche talen ook voor als substantief ©n beteekend© dan: waardigheid, ©er, toestand of wijze; ook wel vorm.

Het woord „persoonhjkheid" bedoelt dus uitdruk- Idng te geven aan deze gedachte, dat ©r iets is dat zich openbaart in den vorm van, m©t het voorkomen van ©en persoon.

En hiermee krijgen wij precies de eigenaardige variatie van de beteekenis, die het woord persoonlijkheid in de psychologie h©©ft.

Zien de woorden „individu" en „individualiteit" op het aanduiden van buiten af, tegenover andere soortgelijke dingen, — het woord „persoonlijkheid" duidt zeer nadrukkelijk daar op, dat er ©en individu is met de kwaliteit, dat hij den vorm, de hoedanigheid heeft van ©©n p©rsoon; dat is dus: in dit geval een menschelijk wezen, dat van binnen uit zichzelf als subject beheerscht en regeert.

Zoo ligt dus in het woord persoonlijkheid zeei' duidelijk d© gedachte van het zelf subject zijn; zelf verantwoordelijk zijn voor zijn eigen daden; maar ook: eenheid zijn; krachtens eigen principes handelen; als persoon langs vaste lijnen zich bewegen.

Iemand die d© vaste lijnen in zij'n doen en denken mist, mist den vorm, d© gestalte van ©en persoon. Daarom spreken wij dan ook bij zooiemand niet van „een persoonlijkheid" in den praegnanten zin. Het is natuurlijk nog wel een persoonlijkheid, maar ©en „slappe persoonJijkh©id". Zijn doen ©n laten wordt niet volkomen geregeerd door den persoon, die de eene heer en gebieder van de natuur, gaven en krachten is. Daarom mist zoo iemand den vorm van ©en persoon, het persoonlijke ©n dus mist hij d© spfr ciale kwaliteiten, die wij aan iemands persoonlijkheid gaarne toekennen.

Nu zal iemand zeggen, dat dit alles toch erg heidensch klinkt. Een christen hoort er niet gaarne van, dat zijn persoon heer ©n gebieder is over de gaven en krachten die hij krachtens zijn natuurlijken aanleg heeft ontvangen. Mocht men echter deze tegenwerping bij onze beschouwing maken, dan komt deze tegenwerping óf voort uit een niet verstaan van hetgeen de bedoeling is, óf uit een zekere valsch mystieke instelling.

Want immers ook bij den wedergeboren mensch is het zoo, dat hij de volle verantwoordelijkheid draagt voor zijn doen on laten. En het is wel waar, dat die wedergeborene geleid wordt ©n geleid wil worden door dan Geest van God; zeker, het is zijn dagelijksche bede: „Neem Uwen H©iligon Geest ni©t van mij"; het is zijn stage belijdenis: „Het is God die in ons werkt, beide het willen en het volbrengen naar Zijn welbehagen"; maar tevens belijdt hij, dat hij het is, die de roeping heeft tö heerschen over zijn zonden en boosheden; dat hij het is die verantwoordelijk gesteld wordt voor zijn eigen doen en laten; dat hij het is, door wien d© Geest des Heeren triumpheeron wil. Kortom, God heeft in Zijn bestel den triumf over de zonde, de heerschappij over het vleesch, het regiment over de natuur, ook bij den wedergebot ren© niet onmiddellijk, maar midd©llijk willen realiseeren. De persoon des menschen, zijn geest zal, geregeerd en beheerscht door den Geest van God, door de kracht van dien Geest, het regiment voeren moeten over al de natuurlijke gaven ©n krachten die God aan dien mensch schonk.

- Enz'Oodra wij maar iets laten vallen van deze

organische gedachte, verzeilen wij ia de wateren v^rde valsche mystiek'. Vandaar dat de Schrift in de openbaring omtrent het verbond Gods eenerzijds voortdurend ons voorhoudt, dat het God is die werkt, maar anderzijds ons ook de bede op de lippen legt: „Laat de oprechtheid en de vroomheid mij behoeden". Vandaar ook dat de mensch, ook de' wedergeboren mensch, de volle verantwoordelijkheid blijft dragen voor de wijze, waarop hij zijn natuurlijke gaven en krachten aanwendt; voor de wijze waarop zijn persoon heerscht in de microkosmos van zijn denk- en ^evoelS- en wilsleven.

Wedergeboorte is immers herstel van het drieërlei ambt van Profeet, Priester en Koning. Het voUe herstel der persoonlijkheid is daar, waar het subject der redelijke natuur in den bestaansvorm dezer natuur onder de leiding van Gods geest weer profetisch en. priesterlijk en koninklijk gaat functioniieeren. Het waarachtige herstel der persoonlijkheid is dan ook alleen door de wedergeboorte denkbaar.

Maar dit beteekent niet, dat wij bij de nietwedergeborenen bet woord persoonlijkheid niet zouden mogen gebruiken.

Immers, het rechte denken is ook alleen weer daai', waar het verstand is verlicht.

Dit beteekent weer niet, dat wij zeggen, dat een niet-wedergeborene niet denken kan. Denken zonder het licht des Heiligen Geestes is ook' denken, al is het dan ook denken in de duisternis. Wandelen bij nacht ia de woestijn is ook wandelen, al zou bet veelszins tot dwalen aanleiding geven.

Heerschappij van het „ik" over de gaven en krachtea van de natuur, beleving van de eenheid der persoonlijkheid door harmonische uiting van samenhang tusschen de onderscheiden gaven on krachten die de mensch bezit, is ook openbaring daarvan, dat de vorm eens persoons aanwezig is^ dus dat er persoon-lijk-heid is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

ZIELKUNDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's