GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Overmits hetgeen van God kennelijk is in hen openbaar is; want God heeft het hun geopenbaard. Rom. 1:19.

, : ; Eenvoudige probleemstelling.

Zoolang men zal zeggen, dat religie gemeengoed der menschheid is, dat reeds vele volken over God en over den Godsdienst schoone dingen gezegd hebben, dat religie ook een ontwikkelingsproces is, zoolang zal Paulus niet in eere komen. En zoolang wij niet onvoorwaardelijk buigen voor de Schrift, als het Woord van Goid, zoolang zal ook voor ons verborgen blijven de eenvoudige probleemstelling van den apostel Paulus in verband met het feit, dat deze wereld inderdaad gedachten heeft over God, over verlossing, over toekomst etc.

De apostel gaat uit van het simpele feit, dat er is één God, één openbaring Gods, en daarmee in verband één kennis-mogelijkheid voor den rapusch. '^od heeft zich geopsnbaaid, liij heeft gesproken. En als Adam in het paradijs kennis heeft van God, van deze wereld, van de toekomst, van eeuwig leven, dan dankt liij dit alles aan deze openbaring Gods. Zonder haar is ook voor Adam alles in dien prachtigen hof van Eden een raadsel, zonder haar weet hij ook niets. En na den val heeft God weer gesproken, en het reeds gesprokene gezet in hef lidit van Jezus Christus. Dank zij dez> e verdere openbaring kan Adam in het troostelooze land van den vloek zijn tent opslaan in het licht der belofte.

Welnu, zegt de apostel: als er is één God, één openbaring Gods, dus alleen openbaring den mensch kennis geeft, dan kan er geen afgod in deze wereld staan, tenzij de mensch eerst gehad heeft zuivere kennis van God. Er kan geen afgod zijn, als God er niet is. De mensch kan geen gedaclite hebben omti-ent oorsprong der schepping, omtrent verlossing, of God moet daarvan eerst gesproken Tiebben. De heidensche filosofie kan iniet spreken van een onsterfelijke ziel, of God moet eerst in deze wereld gesproken hebben van eeuwig leven. En zoo kunnen we doorgaan — een Hitler kon niet van een Walhalla spreken in zijn bekende grafrede, of God moet eerst gesproken hebben van Zijn sabbath. Deze wereld kan geen kennis hebben, tenzij God kennis heeft gegeven. Het is zoo eenvoudig: er is openbaring in deze wereld, in den beginne was het Woord!

Niet de menscli heeft God idtgedacht, niet de mensch heeft vele schoone gedachten uitgesproken over Godsdienst. De heidenwereld, zegt Paulus, zou geen afgodstcmpel hebben, en geen geloof in onsterfelijkheid, of geloof in een hiernamaals, als God er niet van gesproken had, en Zich niet had geopenbaard. Wij zullen daarom voorzichtig moeten worden met de uitdrukking: ingeschapen Godskennis. De mensch kan wel openbaring verwerken, of in ongerechtigheid ten onder houden^ maar hij kan uit zichzelf niets zeggen over God, pver zichzelf, over deae wereld. En als hij iets zegt, dan moet God het hem eerst hebben voor gezegd. En in plaats van nu met de Religionsfilosofen mede te gaan om hopeloos verstrikt te raken in ©en valsche probleemstelling, kunnen we beter buigen voor den gedachtengang van Rom. 1 — deze wereld heeft openbaring Gods gehad. Reeds voordat de geschiedenis begon. God hoeft alles gezegd, en heeft zoodra de eerste tent zou opgeslagen worden buiten het paradijs, alles gezet in het licht van Jezus Christus. En dan krijgt Paulus gehjk om Ie zeggen: dan is alles, wat ik vandaag vind de rest, het overblijfsel. En we komen nu tot een geheel andere conclusie. In plaats van schoone gedachten te vinden in Cliina, in Indië, in Afrika, vinden wij nu daar schuld, gi-oote schuld. Het zijn verminkte gedachten, verschrompelde resten. Het is verdonkerd licht, dat God aan de menschheid had meegegeven in het land van doornen en distelen. Nu Paulus ons onderwijst, nu zeggen wij, in de tempels van Indië, en van China, en van Afrika, in die gansche heidenwereld klaagt Christus: zij hebben Mij verworpen. Dat blijkt uit de resten, uit de overbUjfselen.

En zoo krijgen we ook ©enigszins dieperen kijk op wat Jezus zegt van Kapernaüm en Bethsaïda, en van Tyrus en Sidon. In de tempels van Tyrus en Sidon klaagt Chiistus Zijn klaagzang: zij hebben Mij verworpen. Maar Hij klaagt daar Zijn eersten klaagzang. Maar in Bethsaïda en Kapernaüm en Jeruzalem klaagt Hij Zijn tweeden klaagzang: zij hebben Mij verworpen.

En zien wij de wereld niet bezig Hem voor den tweeden keer te verwerpen? Is dat niet de ontzaglijke ernst van onzen tijd? Van het oude heidendom zegt Paulus: zij hebben God in Christus verworpen — toch is het nog de eerste keer. En van het nieuwe heidendom moeten wij zeggen: zij hebben Christus verworpen, en het is de tweede keer.

Voor de eerste verwerping heeft God vele slagen — niemand is onschuldig — maar voor de tweede verwerping heeft God dubbele slagen — zooiemand zal God geenszins onschuldig houden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's