GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Genus: Generaal.

Vroeger jaren had ik nog wel eens het genoegen een generaal te zien. Onze hoofdstad had toen nog haar garnizoen en vaak zag ik onzen Stelling'commandant galoppeeren langs het ruiterpad van de Stadhouderskade. Ik heb daar altijd schik in gehad. Ik meen af te stammen van ©en ras, dat Geuzen heeft voortgebracht en dat geestelijk verwant was aan Camisards en Rondkoppen. Ook behoor ik tot een volk, dat nog altijd een klimmende leeuw in zijn wapen voert en geen liggende os! Maar al houd ik van generaals, men kan van het goede ook te veel krijgen. Men kan zoovele balken zien op zijner broeders kragen, dat de oogen er van gaan tranen! En dan gevoel ik de neiging om te zeggen: Lieve generaal, kom toch van uw paard en ga naast mij wandelen in het gelid. U begrijpt, dat ik hiermede doel op de lieden, die te hóóg te paard zitten. Die hebben we in ons publieke leven nog al tamelijk veel. Dat is te begrijpen: het publieke leven is gevaarlijk! Men slaat zich zelf al spoedig te hoog aan. Men taxeert zijn broeder te laag. Er zijn genoeg onverstandige menschen, die dit in de hand werken. En dan gaat iemand al gauw dominee-ën, apostelen en wordt hij een ongenietbaar en voor het koninkrijk Gods onbruikbaar mensch. Wij hebben daar in heel ons publieke leven last van, dus ook in de Evangelisatie. Niet het minst in de Evangelisatie! Want vaak zien wij dit werk niet als een normale tak van christelijken en kerkelijken arbeid, maar als iets heel bijzonders, waarvoor men een aparten knobbel moet hebben. Met dien knobbel voorzien, is men dan meteen veilig geïsoleerd. Overleg met zijn medebroeders, onderworpenheid aan de bevoegde instanties, loyale medewerking en samenwerking, och wat! Ik heb den knobbel, weet u! Gelukkig begint er op dit punt kentering te komen. Wij krijgen steeds meer menschen, die geen knobbel hebben, maar een hart, een geloovig hart. Een geloovig hart nu vréést het isolement en zoekt en bidt om gemeenschap. Het ziet de groote beweging van het Koninltrijk Gods en wil niets meer dan in die beweging te zijn opgenomen. In welken rang of kwaliteit, met strepen of met sterren, dat maakt hem bitter weinig uit. Voor hem is het , „Uw volk mijn volk, uw God mijn God" tot een onverbreekbare eenheid geworden. Toch doet zich nog altijd het verschijnsel voor van het genus: generaal. Toch dreigt nog altijd het gevaar, dat men ook in dit werk in den hoogmoed verstrikt raakt. En dit gevaar loopen vaak overigens uitnemende menschen. Zij hebben schoone gaven. Zij vertoonen een beschamenden ijver. Maar helaas: zij hebben geen hakken! Aan orde en regel kunnen noch willen zij zich onderwerpen. Zij wiUen alléén werken, op eigen houtje. Hoogstens willen zij een zekere éUte vormen: een krijgsraad van generaals. Maar het psalmvers: „Ik ben een vriend, ik 'ben leen metgezel, van allen, die Uw Naam ootmoedig vreezen", dat schijnt niet in hün psalmbundel te staan. Natuurlijk, er zijn allerlei dingen, die het genus-generaal in de foutieve opvatting sterken. Het dienen in gemeenschap is een dagelij ksche school |van zelfverloochening. Men voelt zich er meestal meer een geplukte kip dan een generaal! Men komt in de samenwerking met alleiiei pietluttigheden en onheiligheden in aaniraking, di© men in zichzelf over het hoofd ziet! Maar er is nog iets anders, mijn beste broeder! Er is pok nog zoO' iets als de zegen des Heeren! Er is ook nog zooiets als de heerlijkheid des Verbonds. Van dat Verbond, dat geen theorie is uit ©en catechisatie-boekje. Maar dat is De — maar dan ook de éénige ! — gemeenschap aan Jezus Christus en al Zijn schatten en gaven. Dat is de reine gemeenschap tusschen Zijn verloste mejischen, die het leven zoo onbegrijpelijk rijk en heerlijk maakt! O, wie Het Verbond leerde verstaan, wie tot de gemeenschap kwam, wie losgebroken werd door den Geest des Heeren uit het onheilig isolement, voor dien is het leven zoo onzegbaar rijk en heerlijk geworden! En het smart hem zoo diep als hij menschen in vrijwillige armoede ziet leven. ^

Wie niet tot de gemeenschap komt, ook in den arbeid der evangelisatie tot de gemeenschap komt, 'die is voor het koninkrijk Gods verloren!

Vleesch, vleesch! hoe ilang zult gij nog begeeren tegen den Geest!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1936

De Reformatie | 8 Pagina's