GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Alle inzendingen, deze rubriek betreffende, aan Ds D. van Dijk, Aklcerstraat 26, Groningen.)

De drie stukken.

De artikelen in deze rubx-iek over: „Belijdenisdoen" hebben niet nagelaten in het hart van sommige lezers vragen te doen rijzen.

Ik ben daar oprecht blij om.

Het gaat hier over een zaak, die raakt den wortel van ons geloofsleven, onze blijdschap en onze heiligmaking.

Het is zoo juist, wal een broeder mij schreef: „ook mensclien, die reeds belijdenis hebben gedaan, loopen met dezelfde moeilijkheden".

Inderdaad; dezelfde beschouwingen, die menigeen terughouden van belijdenis doen, rooven aai duizenden, die reeds belijdenis deden, de vreugde, de rust.

O zoo graag zou ik daarom willen, dat velen zich over deze zaak eens wilden uitspreken, opdat er klaarheid moge komen.

Laat ik trachten een bezwaar, dat tegen de door mij gegeven voorstelling telkens gemaakt wordtj wat nader onder de oogen te zien.

Men zegt: in den catechismus wordt ons jgeleerii, dat wij, om den eenigen troost deelachtig te worden, drie stukken moeten kennen:

lo. hoe groot mijne zonden en ellende zijn,

2o. hoe ik van alle mijne zonden en ellende verlost worde,

3o. hoe ik Gode voor zulke verlossing zal dankbaar zijn.

Volgens deze belijdenis, zegt men dan, moet ik dus eerst de grootheid mijner zonden en ellende kennen, voor ik betreden kan den weg ter verlossing in Christus, en kan dus niet het eerste zijn dat ik door het geloof Christus omhels, ei mij in Hem verlost weet.

Ik stem toe, dat Zondag I van onzen Catecliismus in deze richting s c h ij n t te wijzen.

Toch mag het zoo niet opgevat worden.

Ik herhaal, wat ik in één van de vorige artikelei: schreef: dat is een intellectualistisch uiteenhalen van het leven.

Zóó, als men zich voorstelt, dat het leven des geloofs zich ontplooien moet, gaat het in werkelijkheid niet toe.

Het leven des geloofs is een éénheid. Ongetwijfeld zitten daarin de drie elementen van: ellendekennis, verlossingskennis, dankbaarheidskennis.

Maar die drie komen altijd tegelijk voor; hel ééne kan zonder het andere niet zijn.

Zooals een lichtstraal in een prisma uiteenvalt in zeven onderscheidene kleuren, zoo kan ik ii het prisma van mijn denken de ééne lichtstraal van mijn geloofsleven uitéén laten vallen in die drie kleuren: ellende, verlossing, dankbaarheid.

Maar evenals ik, wanneer ik wandel in hei zonnelicht, niet zie die zeven kleuren, maar het eéne, witte licht, zoo is ook in mijn level, dat ik als kind van God leef, dat geloof ééi en geeft aan mijn leven de gestalte van een, op grond van Gods onfeilbaar Woord, geloovig rusten in Christus, als in mijn Zaligmaker en Heere.

Vandaal-, dat ik niet moet zeggen: mensch, lee' eerst uw zonde kennen en, als dat in orde is, grijp dan Christus aan als uw Zaligmaker, maar dat ik altijd weer moet prediken: mensch, gelo» in Jezus Christus, als in de eenige bron van hé en zaligheid.

Daarmee is alles gezegd; en wie daarnaar ban' delt, die kent zichzelf ook als zondaar en zal ook, uit dankbaarheid, God willen dienen naar Zijn Woord.

Dat men dit zoo slecht inziet, komt vooral W vandaan, dat men zich van ellende-kennis een g'' heel verkeerde voorstelling maakt.

Men meent, dat ellendekennis een quaeS' tie van ervaring, van beleving is; en "^ het aannemen van Christus, g e 1 o o v e n is.

Daardoor wordt ellendekennis iets aO' dersoortigs dan het aannemen van Christu' en kaji men zich niet voorstellen, dat die t in den grond één zijn. jU

Eerst dat gevoel, die ervaring van z)^ zonde; en dan de daad der aanneming Christus.

Maar zóó is het niet. . jj

Ellendekennis is ook geloofskennis, f^ ellendig ben, weet ik ook alléén hierdo"' dat God zegt dat het zoo is. l

W, o wordt het duidelijk, dat ik zeggen mag en gt: neem Christus aan als uw Zaligmaker door liet geloof; zonder dat ik eerst opzettelijk tot ^g.inzicht behoef te vermanen.

*Vaiit wie Christus door het geloof als Zijn Heiland omhelst, heeft daardoor ook, door het geƒ zijn zonde en ellende door het geloof aanvaard en beleden.

En hoe vaster, kinderlijker, ik door het geloof jt in Christus, hoe klaarder ik mij in mijn zonde ellende zal zien; naar die mate zal Christus jjji dierbaarder worden en zal ik beter weten nijn roeping tot dankbaarheid, en sterker hebben de begeerte om, uit dankbaarheid, in heiligmaking ie wandelen.

En nu zegt die broeder, die mij schreef: ja, maar daar staat toch: komt herwaarts tot IVIij, allen die vermoeid en belast zijt; daar kan dus van komen tot Christus geen sprake zijn, tenzij men eerst vermoeid en belast zich gevoelt.

Maar dat is iets vanzelfsprekends.

Wie geen behoefte aan Jezus gevoelt, zal naluurlijk niet tot Hem komen, die wil het niet, die doet het niet.

•\Vat Jezus hier zegt, zou men ook aldus kunnen lezen: Die wil^, die kom e. Daar komt het op neer.

Beste broeder, lees het nu zóó eens.

Gij worstelt; gij zoudt zoo graag het heil in Christus hebben en er u in venheugen. Maar gij meent, dat uw zondebesef, uw gebrokenheid niet groot genoeg is. Maar uw heele schrijven getuigt er van dat ge den rijkdom in Christus zoudt willen bezitten. !,

Maar wat ter wereld kan er u dan toch van afhouden, dat gij tot Christus zoudt gaan en Hem als de uwe onüielzen.

Doe dat toch en jubel in de verlossing.

Als gij straks werkt en geniet en onderwijl u verheugt in de verlossing in Christus, dan zult «e eerst recht zien de grootheid van uw zonde; dan eerst wordt uw hart, dat jubelt in Christus, tegelijk een gebroken hart.

Wie Christus door het geloof aanneemt, diens geloof krijgt ook vat aan alles, wat Gods Woord omtrent onze zonde zegt.

Gij schrijft: God dankbaar zijn voor allen zegen en voorspoed en blijheid, dat gaat wel. Maar het gebroken hart en die verslagen geest...

M'n lieve broeder, wat is dat ver, ver mis. Hoe wilt ge dankbaar zijn voor allen zegen en voorspoed en blijheid, als ge niet begonnen zijt met Christus als uw Heiland aan te nemen? Ja, dan kunt ge wel een soort gevoel van tevredenheid hebben, maar dat is geen dankbaarheid; want ge ziet niet uw voorspoed als vrucht van uw verlossing door Christus; en daarom gaat uw blijdschap niet gepaard met een gebroken hart.

Begin nu eens met zonder twijfelen te gelooven, dat gij het eigendom van Christus zijt, dan zult ge zien, dat uw gansche leven anders wordt; dan wordt uw blijdschap anders; dan is dwars door uw vreugde heen ook altijd het inzicht uwer zonde; maar dat inzicht zal uw vreugde niet breken, alleen uw ootmoed en dankbaarheid grooter doen worden.

Dan zult ge ook kunnen zingen psalmen, die spreken van ellende. Niet om daardoor uiting te geven aan een „ellende-gevoel", dat over u heerscht; dat behoeft, dat mag bij een kind van God niet gevonden worden.

Maar dan zult ge ellende-psalmen kunnen zingen als een ondertoon van den jubel der verlossing. Wat de quaestie van het Avondmaalsformulier aangaat, daarover schrijf ik een volgenden keer, evenals over het sclirijven van een anderen broe- (Jer over de dorheid van 't leven in de gemeente.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's