GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Open Brief aan Prof. Dr H. H. Kuyper.

Prof. Dr. H. H. Kuyper heeft op mijn „Open Brief" lermgeerd. Ik meen, een antwoord verschuldigd te eijn, I» ml dit daarom geven. —

Eej! extra-vergadering, dte deze week op mijn werkim ingrijpt, en een heelen dag me afneemt, is evenmei mrmak, dat ik de copie van dit antwoord, dat ik vHf nspect voor de lezers weer als bijvoegsel geven wil, niet ióó tijdig naar de drukkerij kan krijgen, dat zij het. tira zet- en drukwerk op beho-orlijken termijn kan ilmrken.

ft heh daarom besloten, mijn anlwcxyrd — naar alia tiarschijnUjkheid voorloopig niet meer te vervolgen — khwaren voor het volgend nummer. Tot zoolang dus. Ook nu ml ik wat „De Heraut" schreef, weer in zijn rtee! opnemen, zonder één letter over te slaan.

K.S.

„Zelfonderzoek", „zelfbeschouwing", „zelfbeproeving”, Zelfkeuring” etc.

Brochure Dr C. N. Impeta. — De suggestieve titel. — De „noodzakelijkheid" door allen erkend. — Het geschilpunt niet dat van den titel. — Het latijn is weg, de latinist wog niet. — Schriftuurlijk en wetenschappelijk of didaötisch-homiletisch spraakgebruik. — Analyse der minnende zielen m twijfeling. — De parallel: verzoeking en beproeving. — Psychologie en zelfanalyse. — Onderzoeking en beproeving.

Onlangs heeft Dr C. N. Impeta een brochure geputili- *r(i, die, verschenen bij de N.V. Uitg. Mij J. H. Kolc * Kampen, reeds een middelpunt van vele discussies " Seworden. Misschien kon ik beter zeggen, dat ze daar- '" 6en „uitgangspunt" geworden is.

Indien mij gevraagd werd, wat ik in deze brochure " beteekenisvolste vond, zou ik antwoorden: den titel ^). Van beteekenis acht ik hem, wijl hij mij onjuist schijnt, " derhalve gevaarlijk in dezen ietwat nerveusen kom- '"ttimertijd.

^Is ik een brochure uitgeef, is de titel in gevallen '' dit een adagium. Luide roept Dr Impeta uit, dat Wonds lerzoek n o o d z a k e t ij k is. Hij wit dus waar- StllUWi 'en. Hij wil een signaal op onveilig zetten: de trein *t even worden opgehouden, anders gebeuren er on- *"nkken. En liet ongeluk komt dan van den kant van hen, die zelfonderzoek niet noodzakelijk achten. Nietwaar, dezen indruk krijgt elke lezer, die den titel leest. Hij behoeft niet eens het lijvige geschrift gelezen te hebben, om althans dit ééne te weten: Dr Impeta bestrijdt menschen, die zelfonderzoek niet noodzakelijk achten.

Is de gemiddelde advertentie-lezer eenmaal zóó ver — en hij is dat in een oogenblik, „im Hui" — dan kan hij verder informeeren. Hij kan zich afvragen: w i e worden er in deze brochure bestreden? Wie zijn het „derhalve" (ik redeneer nu uit het standpunt van den gemiddelden lezer), die het zelfonderzoek niet noodzakelijk noemen?

En dan verneemt hij namen. Hij hoort — reeds vóórdat r, hij twee bladzijden omgeslagen heeft — noemen: de Heeren A. Janse, Ds D. van Dijk, Ds C. Veenhof.. ' Derhalve, zijn dit de lieden, die zelfonderzoek „niet noodzakelijk noemen"?

Zoo concludeert waarschijnlijk de lezer, nog voordat hij goed en wel Dr Impeta's werkje gelezen heeft. Dat heeft de titel dan gedaan.

* Tracht evenwel de door den sprekenden titel reeds meegenomen lezer nu eens het terrein te verkennen, dan hoort hij al ras, d.w.z. nog vóórdat hij twee bladzijden heeft gelezen, vier-der-lei geluid uit deze nog maar

drie monden komen. Van zelfbeschouwing spreekt in een door Dr

Impeta geciteerden volzin de heer Janse.

Van zelfonderzoek Ds Veenhof.

Van zelfbeproeving dezelfde.

Van zelfkeuring nog eens dezelfde. En ten aanzien van elk van die begrippen neemt men

dan positie. Nu is het reeds aanstonds duidelijk, dat elk van deze

woorden weer iets anders kan beteekenen.

Maar iets anders springt eveneens in het oog. Dat andere is de kwestie der „noodzakelijkheid", die in den titel zoo nadrukkelijk als h è t eigenlijke strijd­

punt schijnt aangediend te worden. Is er iemand, die met een „niet-noodzakelijk" zijn

standpunt laat bepalen? Reeds één ding pleit tégen deze hypothese: al de genoemde auteurs vereenigen zich om den avondmaalsdisch, en doen dit, nadat het formulier ook tot hen gesproken heeft: „ten andere onderzoeke een iegelijk zijn hart, of hij ook deze gewisse belofte Gods gelooft..." Wie dit avondmaalsfonnulier aanvaardt in zijn hoofdgedachten, heeft daarmee het zelfonderzoek, althans iets dergelijks, aanvaard, en in de gemeenschap der heiligen, de kerk, daarvan professie gedaan.

Afgedacht daarvan trouwens blijkt reeds uit Dr Impeta's eerste bladzijden, dat de vraag, in geding, niet loopt over de af-of-niet-noodzakelijkheid. Van Ds Veenhof wordt nadrukkelijk verzekerd — en dat is maar goed ook — dat hij een bepaald zelfonderzoek noodzakelijk acht. Zeker, in de door Dr Impeta van Ds Veenhof geciteerde uitspraak bedient deze zich van de termen „zelfbeproeving" of „zelfkeuring". Maar dat sluit al weer dadelijk in, dat hij, zelfbeproeving noodzakelijk noemende, dus ook zelfonderzoek noodzakelijk acht. Want „beproeven" is in elk geval óók onderzoeken. Als de officiëele melk-keuringsdienst met een bepaald instrument de aangevoerde melk „beproeft", examineert, toetst, keurt, dan is dat onderzoek. Alle toetsing is tevens onderzoeking. Derhalve kan men veilig vooropstellen, dat b.v. Ds C. Veenhof zelfonderzoek noodzakelijk acht. En hetzelfde kan men vrijmoedig van de andere genoemde auteurs bij voorbaat constateeren. Hieruit volgt, dat de titel als slagwoord in den strijd beteekenisvol is. Zijn beteekenis is, dat hij onduidelijk is in het markeeren van het eigenlijke puntje, dat in geding is.

Dat ik hierop wijs, heeft zijn reden.

Natuurlijk is die reden niet, dat de ééne Kampenaar zout wil leggen op de slakjes des anderen.

Doch ze is deze: ons volk komt op die manier in verwarring, en een deel van zijn voorgangers wordt door een ander deel in een hoekje geduwd, waar het zéker niet staat, en nooit heeft willen staan. De strijd wordt onnoodig verzwaard, wijl onbedoeld verwarring van begrippen daarin optreedt. Reeds een eenvoudige lezing van Dr Impeta's eerste pagina's maakt duidelijk, dat voorzoover er inderdaad meeningsverschil is, dit om andere punten draait, dan de titel suggereert (suggereeren is natuurlijk allerminst een onvriendelijk woord). Er is verschil van meening over den aard van het zelfonderzoek, zijn vóór-onderstellingen, zijn mogelijliheden, zijn maatstaf, zijn doel. Maar niet over zijn noodzakelijkheid. En ten deele — ook dit is reeds uit Dr Impeta's tweede bladzijde duidelijk — loopt het over de vraag, hoe men preeken moet, hoe men de gemeente, saam vergaderd, tot dit noodzakelijk zelfonderzoek zal opwekken, welke leiding de dienst des Woords daarbij te geven heeft en van welke onderstellingen de prediker zelf heeft uit te gaan. Maar indien „zelfonderzoek" naar aller meening noodzakelijk is, dan kan de theorie, die de door Dr Impeta bestreden auteurs ter zake van de prediking zich hebben opgebouwd, nimmer dat noodzakelijke zelfonderzoek buiten beschouwing willen laten. Reeds niet om deze reden, dat de prediking en de liturgie (denk maar weer aan het avondmaalsformulier) elkaar niet kunnen bestrijden, en het in het geval der bedoelde auteurs ook niet zullen willen. En ook om deze andere reden niet, dat de prediking nimmer eenigen eisch, dien God stelt en dien de bedoelde auteurs erkennen en aanvaarden, buiten haar eigenlijken inhoud zal mogen of willen houden. (Zie vervolg op blz. 344.)

Ja maar, zal iemand zeggen, er zal dan toch wel wat achter zitten als de één van zelfonderzoek, de ander van zelfbeproeving of zelfkeuring spreekt.

Zeker, natuurlijk „zit" daar wat „achter".

In de booze dagen, toen de geleerden nog latijn schreven (schrijven is wat anders dan lézen), en toen zij daardoor de kerk lieten verkommeren voor een groot deel, en een soldatenleger voor de, (trouwens toenmaals volstrekt ondenkbare) Kuypers en de Colijns met geen mogelijkheid konden vormen (zoodra geleerden latijn spreken, heeft Dr Colijn geen geuzen meer), in die booze dagen, zeg ik, zouden zij dadelijk de kwestie hebben behandeld met latijnsche termen. Zelfanalyse. Zelfcritiek. Zelfdiacrisie. Zelfrubricatie. Zelftypeering. Zellconsolatie. Zelfconsult. Zelfdiagnose. Zelftherapie. Zelffundatie. Zelfpersuasie. En wat dies meer zij.

Maar nu we geen latijn meer spreken en nu we — gezegend de massa der uitverkorenen Gods! — de „groote gemeente" in haar mondigheid erkennen, rollen de Nederlandsche woorden genoegelijk door elkaar.

Het is wel.

Maar wie dan voorlichting geven wil, rekene dan toch met den onvermij delijken gang van het wetenschappelijke leven. De één kan dan in wetenschappelijk woordgebruik een voor het wetenschappelijk spraakgobied bedoelde preciese onderscheiding van woorden en termen begeeren, die de ander, op niet-wetenschappelijk terrein sprekende, nog nimmer heelt gemaakt. Dat is niets nieuws. Hoeveel dominees zijn er vandaag, die h.v. bij de behandeling van de zesde bede (leid ons niet in verzoeking) zeer nauwkeurig onderscheiden tusschen „verzoeking" en „beproeving"? „Verzoeking", zoo zeggen ze dan, is eigenlijk satanisch. Maar „beproeving" komt van God. De ééne geschiedt met booze bedoeling, de andere met goede. Eerstgenoemde wil den nieuwen mensch doen beschadigen door den ouden, echtsatanisch, de tweede daarentegen wil den ouden mensch doen kruisigen, dooden en begraven door de opveerende kracht van den nieuwen. Ja, en zoo weten de dominees dan heel veel over „verzoeking" in scherpe onderscheiding van „beproeving". En niet geheel uitgesloten moet het geacht worden, dat zij daarbij vooraf een oog hebben geslagen in „E Voto".

Toch spreekt de bijbel ^) soms van „beproeving" daar, waar volgens de theorie van den dominee eigenlijk „verzoeking" zou moeten staan. En omgekeerd.

Is nu die dominee te laken? En moet men nu zeggen: hij wil de „verzoeking" niet God toeschrijven; de bijbel doet het soms wel: ergo, schrijf een brochure: verzoeking noodzakelijk?

Weineen; die dominee heeft voor de wetenschappelijke distinctie en de paedagogische kracht zijner woorden een onderscheiding ingevoerd in zijn theologisch spraakgebruik, welke de Schrift in haar levendige, nietwetenschappelijk ingekleede taal niet in al haar woordgebruik heeft opgenomen, schoon de Schrift ongetvrijfeld de gedachten van „E Voto" en van den dominee in dezen heeft bestuurd en geleid.

Aan iets dergelijks zou ik nu ook hier willen gedacht zien.

Als de één nadrukkelijk de zelfonderzoeking van de zelfbeproeving onderscheiden hebben wil in zijn wetenschappelijk spraakgebruik, en dan b.v. déze aanvaardt, doch gêne verwerpt, dan, is de ander nog niet klaar met te zeggen: hij verwerpt de zelfonderzoeking (zelfbeschouwing), die de Schrift toch wel degelijk vereischt: ergo, schrijf een brochure: zelfonderzoek noodzakelijk! Want het zou best kunnen zijn, dat de aldus bestredene datgene, wat hij voor zich met de „zelfbeproeving" bedoelt, in de Schrift zelf gevonden meent te hebben, en derhalve slechts uit exegetische en didactische nauwkeurigheidsdrift het onduidelijke woord „zelfonderzoek" liever vermijdt en de bijbelsche „zelfbeproeving" ook in zijn spraakgebruik tot haar recht wil laten komen.

En ongetwijfeld kan dan zoo iemand oiider zijn broederen opstaan, vragende: „is er geen oorzaak? ", en daarin den broederen een heuschen dienst doen. Al ware het alleen maar- reeds hierom, dat het begrip „beproeving" meer begrensd is, tegenover het algemeenere begrip van „onderzoek". Zelfontleding, zelfanalyse, zelftypeering, wat kan men daar al niet van maken? Neem het eerste het beste verloofde paartje bij u onder de schemerlamp, en heb dan zelf een dosis psychologische wijsheid veroverd, — tien tegen één, dat gij den armen stakkers even gemakkelijk kunt „bewijzen", dat hun jonge liefde écht is, als, dat ze de ware liefde niet is. De psychologische vakman weet, dat hij in dezen veel vermag: en de jongelui hebben 't misschien zelf al lang, vóór hij hen onder de schemerlamp genood had, heel vaak zich afgevraagd: is 't wel de echte liefde bij ons? ... hoewel ze 't toch maar niet laten kónden, naar elkaar weer toe te komen, zoo vaak 't maar even kon. Welnu, met deze feiten voor oogen kan iemand aan zelfbeproeving als theologisch-homiletischen vakterm de voorkeur geven boven „zelfonderzoek", wetende, dat dit laatste neerkomen kan op zekere zelf-analyse, die geloofsvragen afhandelen wil met psychologische vakkennis, ... en welke? Ai mij, ai mij, als ik aan de eenvoudigen en ook aan vele geleerden denk. En aan mij zelf... ai mij, wat is m ij n psychologische vakkennis?

Het bovenstaande had geen andere bedoeling dan de gevaren, die Dr Impeta's titel voor den ouderlingen vrede in zich bergt, aan te wijzen en zoo mogelijk te bezweren.

We stellen ons voor, in enkele artikeltjes eenige opmerkingen ten beste te geven over de door bedoelde brochure opgewoi-pen kwestie. We zullen dat doen, niet in een reeks van genummerde vervolgartikelen, doch in losse artikelen, telkens met een anderen titel. Dat schijnt ons prettiger, vooral in den komkommertijd.

Polemiek.

K. S.

Een lezer zendt miji een knipsel uit „Calvinistisch Weekblad". Daarin wordt geciteerd hetgeen Ds B. Telder heeft geschreven onder meer over het sterven en don toestand na den dood. Het „Galv. Weekblad" voegt er enkele woorden aan toe, waaruit duidelijk blijtt, dat naar de meening van dit orgaan Ds Telder ingaat tegen de belijdenis. Mijn lezer wijst er op, dat in Bavinok, „Geref Dogmatiek" deel 4, blz. 576/7, zoo ongeveer woordelijk hetzelfde staat als Ds Telder schreef. Bijl vergelijking constateerde ik, dat die lezer gelijt had.

Hier is dus een blad, dat de wereld inging ondei de leus: „Wijl polemiseeren niet"; het doet dat echter reeds maandenlang, maar wanneer het op deze wijze gebeurt komt het gereformeerde leven niet verder. Men moet niet nerveus worden.

K. S.

„Harde dogmatismen".

In „Libertas ex Veritate", orgaan der S.S.R. (vereeniging van gereformeerde studenten aan openbare hoogescholen) komt een artikel voor van den heer J. W. Bruins, dat even de aandacht vraagt.

Niet zoozeer, wijl de schrijver toont, niet te kunnen waardeeren, dat een „kerkelijk hoogleeraar" bij een samenspreking, niet tusschen Kampen en Amsterdam, doch over „actueele vragen" opkomt voor zijn studenten, en dus een plaats verkiest, die aan de studenten van Kampen gelijke mogelijkheid biedt tot bijwoning der conferentie als aan hun collega's te Amsterdam, — want zulke „musschen" is het niet waard, uit den boom weg te schieten.

Neen, de reden, om over zijn artikel iets te zeggen, ligt in iets anders; dat beteekenis kreeg, doordat „De Rotterdammer" de opmerking van den heer Bruins^ doorgaf.

We lezen:

In het vorige nummer van „Libertas ex Veritate" meldt het Uniebestuur onder andere:

„dat het op 9 Mei een conferentie heeft bijeen geroepen tusschen de afgevaardigden van de Senaten van N.D.D.D. en F.Q.I. en het Uniebestuur, teneinde het voorstel tot samenwerking door middel van een stichting te bespreken;

dat op deze conferentie de pogingen tot samenwerking geheel zijn mislukt, als gevolg van het feit, dat de Senaat van F.Q.I. van meening was, dat hun corps niet kon samenwerken met de beide andere corpora, als deze samenwerking' niet tot grondslag heeft de Drie formulieren van Eenigheid volgens de nadere interpretatie van de Synode van Assen".

Of deze voorstelling van zaken, met name wat betreft het „mislukken" van de „pogingen tot samenwerken", juist en volledig is, laat ik buiten bespreking; want ilc beschik niet over de noodige gegevens, om hierover te schrijven in het openbaar.

Opmerking verdient evenwel, dat de schrijver opmerkt:

Wat zonden we naar binnen en naar buiten meer kracht kunnen bijizetten, wat zonden we werkelijk sterker zijn, innerlijk en uiterlijk!

Wat zouden de toestanden minder gecompliceerd zijn, wanneer het congres-werk, de orgaan-actie, de jeugdbeweging en het internationale Calvinistische studentendom. werden behartigd door de drie Senaten, die daarvoor een speciale afvaardiging van twee personen naar de gemeenschappelijke vergaderingen zonden.

En even later:

Het studentenkoïps te Kampen wil alleen een Sticliting of Federatie, wanneer deze tot grondslag heeft de Drie Fm-mulieren van Eenigheid, volgens de nadere interpretatie van de Synode van Assen.

P.O.I. moet ons nu toch eens aantoonen:

a. tmarom «ij een grondslag voor een stichting of federatie überhawpt noodmlcelijk acht, gezien het bestaan van de corpora F.Q.I., N.B.D.D. en S.S.R.;

b. waarom zi} voor een Gereformeerde stvdentcnfederatie óf voor een Sttchting de grondslag der S.S.R., met name de Drie Formulieren van Eenigheid, cnvoldaende acht en het noodzakelijk vindt om de besluiten, die destijds door de Asser Synode zijn genomen, cp te nemen in de grondslag-formule.

Tenslotte citeeren we nog:

Laat men mogen bedenken, dat de goede christelijke verhondingen van Nederland kunnen worden verstoord door een starre verobjeotiveering en een doodelijk heen en weer geargumenteer over kleine zaken. En nu bet overal begint te kraken en te scheuren is het goed om de subjectieve zijde van ons gemeenschapsleven even goed te belichten, als tegenwicht voor de harde doigmatismen die ons bedreigen gaan. De S.S.R. zal er niet alleen voor waken, dat deze scheuren worden doorgetrokken binnen haar gelederen, doch zijl zal er ook toe meewerken, voor zoover het althans in haar vermogen ligt, om de diagnoise zuiver te stellen en het kwaad te bezweren, voordat het zich in haar volle zwaarte demonstreert en het te laat is.

„Harde dogmatismen" derhalve.

Tegenover dit „harde" woord stel ik een andere meening. Ik geloof, dat wie niet ziende blind is, erkennen moet, dat de „nadere interpretatie" van Assen wel zeer noodzakelijk is geweest. De senaat van het Kamper Studentencorps heeft dan ook niet verklaard, dat de „drie formulieren" niet voldoende zijn, maar zeer nuchter nota genomen van het feit, dat velen, die zéggen op dien grondslag te staan, het in feite toch niet doen; dat derhalve een nadere interpretatie- (of handhaving) van die formulieren van eenigheid noodig was, om j „eenigheid" op een bepaald punt, van ingrijpend belan» te handhaven, en wérkelijk te maken, tegenover h staande toestanden, die de belijdenis tot een doode lett» maakten. Wat sinds Assen geschied is, toonde duidelük dat er van anti-Assensche zijde op dogmatisch en' ethisch gebied theorieën verkondigd worden, die tém, , de belijdenis en haar onderstellingen rechtstreeks h gaan; en dat dit van ruïneerende beteekenis i, voor heel het christelijke leven, voor alle terreinen waarop de studenten van eertijds een leidende positjó innamen en blijven innemen.

En daarom verblijdt ons de houding van het Kamper studentencorps. Het maakt geen scheiding, doch con. stateert ze; geeft den weg der waarachtige eenheid aan' bindt niemand kerkelijk, want dat Assen gelijk had' kan men constateeren, onverschillig .tot welke kerli men behoort; en het isoleert noch anderen, noch zich zelf, doch wijst alleen maar aan, dat er zijn, die zichzeli hebben losgemaakt van de gereformeerde „eenigheid" en derhalve zijn uitgegaan van de gemeenschap, waartoe ze eens behoorden, toen de drie formulieren inderdaad basis van „eenigheid" waren.

Hulde aan dezen moed, en deze nuchterheid. Hulde aan wie het er voor over hebben, een deel van den smaad der ouderen te dragen in hun jeugd.

K. S.


1) 't Is niet alleen een kwestie van vertaling

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1936

De Reformatie | 8 Pagina's