GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De arme ryke.

Arthur van Schendel: De Rijke Man. — Uitg. J. M. Meulenhoff, Amsterdam.

De laatste jaren verscheen er telkens ©en boek van Arthur van Schendel, waarin een godsdienstige kwestie of liever, afwijking, werd behandeld.

Door zich blind te staren op één bijbeltekst, geraakte de hoofdpersoon in letterlijken- en figuurlijken zin aan het dwalen, totdat de dood een droevig einde maakte aan zijn leven. Heel fatalistisch was wel zijn „Een HoUandsch Drama", waarin de hoofdfiguur zichzelf van het leven beroofde, omdat hij niet kon ontkomen aan den doem die op hem rustte, en dien hij uitgedrukt vond in Rom. 7, dat de mensch het goede niet kan

'Hoêii'/ ondanks zijn beste willen. Door een angstvallig leven van plichtsbetracliting, trachtten de andere personen den druk der wet te verliohten, maar tevergeefs.

Ten deele gebeel anders is het nieuwste werk van dezen grooten prozaschrijver. Ten deele, want ook dit boek is somber van toon en van afloop. Een donkere schaduw verdrijft telkens weer de lichtplekken, die er glanzen in deze bladzijden. Een troosteloos sterven is het einde.

Maar er is ook veel overeenkomst met het vorige werk. De hoofdpersoon Engelbertus Kompaan is erfelijk belast. Hij stamt uit een rijke familie, verweekelijkt door de weelde, zoodat hij niet in het werk een levensvervulling heeft. De milddadigheid der familie bereikt in hem haar hoogtepunt, maar slaat in het abnormale over. Als een zonderlinge zwerver doolt hij 's nachts door de straten van Amsterdam, los van alle maatschappelijke banden. Dit zwerverstype is een telkens weerkeerende figuur in Van Schendels boeken.

Engelbertus Kompaan heeft van jongaf medelijden gevoeld met den arme en verdrukte. Zijn hulp viel echter telkens verkeerd uit en telkens neemt hij zich dan ook voor zich niet met anderen bezig te houden, om zoo in vrede te leven

In het begin van het boek treffen we hem aan, uit een café gesmeten, waarbinnen hij een ruzie had willen stillen. En weer neemt hij zich voor, zich slechts met eigen zaken bezig te houden. Doch reeds dadelijk wordt hij van dit voornemen afgebracht door een vrouw die hem smeekt mee te gaan om haar te helpen. Hij komt in het huis van de armen en vindt daar zijn taaik: de armen te helpen met zijn geld. De weg naar huis wordt één doorloopend helpen. Ten slotte vlucht hij, de protestant, in een Roomsche kerk, waar hem onder het bidden de gedachte invalt: doe wel.

Bij het overpeinzen van zijn taak komt hij tot de conclusie, dat hij moet doen wat Jezus beval aan den rijken jongeling, die meende de geheelje wet te hebben volbracht, namelijk zijn goederen geven aan de armen. Hij gaat het als onrecht gevoelen, geld te bezitten, terwijl anderen gebrek lijden. Met enkele vrienden spreekt hij af, dat ze steeds hun verantwoordelijkheid als christenen voor den naaste zullen gevoelen.

Spoedig komt hij in botsing met het materialisme; de liefde tot zich zeli alleen. Vluchtig wordt verteld zijn huwelijk met een dochter van Blauw. De familie der liefdadigen geparenteerd aan de hebzuchtigen. Na den dood van zijn vrouw komt deze familie in zijn huis, in schijn om de kinderen, in werkelijkheid om zijn geld. Deze kinderen volgen de lijn der erfeUjkheid: de drie zoons aSrden n'aar moeders kant, zij zijn ruw, oneenig, hebzuchtig en oneerlijk. Het eene meisje heeft meer zijn aard, maar zij sterft jong, de eenige < Me haar vader heeft begrepen en zijn gedra, g heeft kunnen verklaren en billijken.

Zijn zwagers houden hem in hun zaak, waarvoor hij niets voelt en niets doet, om hem in 'toog te kunnen houden en ook een deel van zijn geld te kunnen opstrijken. Slechts een trouwe huishoudster helpt hem in zijn liefdevol, maar dikwijls moedeloos makend werk. Het langzaam uitsterven van zijn milddadige en rijke familie verschaft hem telkens weer geld, als hij geheel arm geworden is. Tonnen gouds geeft hij weg, links en rechts. Zijn kinderlijk eerlijk hart stelt vertrouwen in ieder die tot hem komt. Zoo bemerkt hij niet, dat zijn geld naast veel goeds, ook veel kwaads sticht. Het speculeeren op zijn goedgeloovigheid doet velen vragen, die niets noodig hebtoen, en die het zoodoende hem en zijn armen ontstelen. Zijn gaan naar de armen doet hem ziclizelf en zijn kinderen verwaarloozen. Door zijn gebrek aan leidinggeven, groeit het kwade in hun karakter uit. Zij worden de slechtsten van zijn geslachtj daar de eigenschappen van moeders kant onbesnoeid kunnen uitgroeien, waardoor zij zijn tegenbeeld gaan vormen. Dit gezinsleven wordt een symbool van het uitsterven van het goede en het zich vermenigvuldigen van het kwade.

Zijn vrienden, die in hun jeugd met ham gezworen hebben de naastenliefde te betrachten, zijn welgestelde menschen geworden, „verstandige" gevers, die hun maatschappelijk aanzien daardoor verhoogen. Hij wordt de bespotte dwaas, zij de geëerde goede burgers, die ten slotte heimelijk meedoen aan het algemeen spel en met allerlei redeneeringen zich een deel van zijn geld weten toe te eigenen. Hun waarschuwingen en goede raad dienen ten slotte alleen om den armen het hunne te onttrekken, tot eigen voordeel.

Eindelijk begint het wantrouwen bij hem wakker te worden, maar dadelijk legt het zich weer neer, als hij een kleine daad van stille dankbaarheid ontmoet. Dat geeft weer licht aan zijn leven van moeten geven, waarvan hij de wrange gevolgen gaat zien. Niet het verlies van geld en huis, het eindelijk zelf moeten leven van de weldadigheid van zijn slechte zoons en enkele dankbare bedeelden, ontneemt hem zijn levensvreugd, want dat is het logische gevolg van zijn taak. Maar als hij het geloof in de menschen gaat verliezen, als hij eindelijk zelfs op inblazingen van zijn zoons, zijn gestorven huishoudster gaat wantrouwen, begint Mj te malen en eindigt zijn leven van liefde, bij een twist tusschen twee helpers in een plantsoen.

Het is een somber beeld, dat hier gegeven wordt, niet alleen van Amsterdam uit de laatste helft der vorige eeuw, waar het opkomend socialisme zeer radicaal de rechten der armen bepleit, maar van de geheele menschheid, inclusief de Christenheid. Tegenover de algemeene hebzuclit, van rijken en armen, steekt de figuur van den rijken man^ die Christus' gebod wilde volgen, verkoop al wat ge hebt en geef het den armen, schril af. Het zeggen van een zijner vrienden, dat God het bezit geeft om het; met zorg te beheeren, wijst Kompaan af, door zich vast te klemmen aan Jezus' eisch^ die niet spreekt van beheer, maar van doen, van geven. Kennis der leer is niet voldoende, er moet naar gehandeld worden. Aan zijn broer schrijft Kompaan: „De ware mensch behoort meer te doen, dan de tien geboden".

Het geheele boek gaat alleen over het tweede der voornaamste geboden: Heb uw naaste lief als u zelf. Daaraan wijdt de hoofdpersoon zijn leven, daaraan klampt hij zich vast bij alle ontnuchtering. Dat geeft het mooie van dit boek, dat in dezen ieder iets heeft te zeggen. Maar het geeft ook het arme ervan. Van het eerste, het groote gebod, wordt niet gesproken, en het tweede gedeelte van zijn tekst, die de reden bevat van het eerste deel, ontgaat Kompaan. Het „en volg Mij" heeft hij niet beleefd, en dat maakt hem tot een armen man. Zijn liefde is een edel humanisme, maar geen christendom, waaruit de liefde van God en tot God spreekt. Deze eenzijdigheid maakt, dat nergens het licht doorbreekt en er geen venster naar den hemel geopend wordt.

De monotone gang der zinnen, die echter soms iets gewrongens hebben, teekent prachtig dit leven van een man, dat zonder hem schokkende gebeurtenissen verloopt naar zijn tragische einde. Zoo'n boek kan alleen Van Schendel sclirijven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1936

De Reformatie | 8 Pagina's