GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want de aarde is des Heeren, mitsgaders al haar volheid. 1 Cor. 10 : 26.

Nemen, niet graaien.

Het is vanouds onder ons een bekend gezegde, dat onze vrijheid hgt in onze gebondenheid, dat ons mogen niet te scheiden is van ons moeten, ons recht niet van onzen pücht, de „gave" niet van de „op-gave".

En practisch weet ieder wel zoo ongeveer, ho© 'hij dat verder beredeneeren moet; hoewel de diep­ ste vragen in deze enkele korte volzinnetjes aangeraakt rijn, vragen, die toch ook weer de meesten onzer niet eens onder formule zouden kunnen brengen.

De hier bedoelde vragen worden in de Schrift herhaaldelijk aangeraakt. En een van die plaatsen is nu het tiende hoofdstuk van Paulus' eersten brief aan de Corinthiërs.

In het slot van dit hoofdstuk gaat het over de bekende twistvraag, 'die in den eersten tijid der cliristelijke kerk zoo herhaaldelijk opgekoinen is: of het n.l. geoorloofd was, aan te ritten aan ©en diner, waarop vleesch geserveerd werd, dat eerst offidëel dienst gedaan had als offerande op het altaar der afgoden. Stel, dat ©on lid der kerk reeds heel lang geleden (m den tijd vóór zijn be'keering) opgenomen was in het bestuur van een of anüer gilde, b.v. van het leerlooiersgilde ter plaatse; sfcel, 'dat dit gilde (later heetten ze toch ook meermalen St. Lucas, of iets dergelijiks? ) — stel, dat dit gilde genoemd was naar een of anderen heidenschen god of half-god, en dat het op zijn jaarfeest officieel aan zijn beschermgod een offerdier wij'dde, of door ©en kop-organisatie of door het stadsbestuur of andere instantie op gezette tijden werd uitgenoodigd mee te 'doen aan een publiek feest, niet zonder offers 'in den 'heidenschen tempel; 'en stel dan, dat des avonds een baiiket aangeboden werd, waarbij het vleesch van het geslachte offerbeest geserveerd werd; moest dan dit gemeentelid van de feesttafel wegloopen, vanwege zijn principieel bezwaar tegen het eten van wat eerst door de handen van den heidenschen priester gegaan en door hem aan zijn goden „gewijd" was, of mocht hij büjven aanzitten, wetende, hij voor ziclizelf, „dat , een afgoid niets is"? Deed hij hel eerste, dan werd wel alle sehijn vermeden, alsof hij probestloos al dien heidenschen rompslomp over zijn kant liet gaan, maar... dan werd hij meteen verantwoordelijk voor het verdwijnen van den invloed der christenen in het gildebestuur, wat toch een schadepost was: pro Regel En volgde hij de andere gedragslijn, bleef hij kalm mee-feesten, had hij - dan wel getuigd vóór zijn Koning? 'Had hij dan niet meegeholpen aan de verflauvnng der grenzen en aan de saecularisatie van het christendom?

Het vraagstuk kwam op allerlei manieren de conscientie of 'de discussie 'dwingen; beusch niet alleen op déze manier. Maar 'juist daarom werd het een kerkelijk twistpunt: het probleem van vrijheid of gebondenheid, van scherpe antithese dan wel gemakkelijker en vlotter Oimgang met „andersdenkenden", drong zich dagelijks in allerlei vorm op We kennen het nóg, op ons zendingsveld, in ons christelijk leven, in ons eigen verkeer met „dte wereld". En het spitste destijds zich toe in de kwestie: afgoden, offervleesdh eten, ja, dan neen?

Als nu de apostel Paulus de kerk van Co'rinth'e in dezen zijn herderlijk vermaan geeft, dan doet hij, oud-ieerling van Gamaliel, toch geen casuistische oplossing aan de hand. Hij leert de kerkleden zelfstandig „ieder geval te beoordeelen", en wekt hen op, telkens, wanneer het probleem zich voordoet, „tijd - en wijze te weten". Sommigen vinden dit laatste een klein kunstje, en — zij werken met die leus speciaal den kant der Vrijheid', der! ongebondenheid, der „licentie" uit. Paulus doet dat niet. „Tijd en wijze weten", — dat stuwt een cjhristenmensch alle mogelijke kanten uit; het maakt alleen maar, dat men nooit met alichétermen (hoe noo'dzakelijk oo'k, en hoe gezegend ook) een konkrete situatie volledig sahetsen of zijn problemen 'Oplossen kan,

Aan den éénen kant is er een Groot Verlof, ©en Volledige Vergunning afgekondigd. Vleesch is vleesch; de scheikuncMge formule is precies dezelfde, of het nu zóó van den slager komt, dan wel eerst op een altaar gelegen heeft, ik weet niet waar. En een geloovige weet, 'dat het allemaal van Vader is. Van zijn eigen Vader, die in de hemelen is. En nu citeert Paulus een psalm; het is de aanhef van Psalm 24. De heele aarde, niet maar een afge^schoten plekje, is des HEEREN. Haar volheid, niet maar een stichtelijk reservaat is van mijn Bondsgod'. Heel de rijkdoim der wereld is van mijn eigen Vader, en niet alleen m-aar een eerste snede van den oogst, niet enkel maar een bloemlezing, niet slechts een keurgarve, heusch niet een essence, e.n daarmee afgeloopen. O neen — de aarde EN HAAR VOLHEID. De druiven ©n de reeën en de bloemen en de schoone lijnen en het gezonde vleesch en de lucht en de koralen, alles. Gro'Ot Verlof: ik kan nergens komen, of ik ben in Vaders tuin. Want die groote Koning is mijn eigen Vader.

l Maar nu moet ik dien moolen zin ook eens omkeeren. Mijn eigen Vader is de grO'Ote Ko-ning. En ik ben óók Zijn onderdaan: Hij is mijn Rechter, en ik heb wel kinderrechten, en ik krijg wel een kinderdeel, en 'hij noemt dat wel erfigoed'.. omdat het zoo'n vast recht is, m, aar met dat al word ik toch nooit Zijn opvolger in mijn erfgenaam zijn; Hij geeft Zijn positie en dus Zijn Vaüer-eere aan mij niet. Hij blijft mijn Koning in der eeuwigheid. En dus moet ik het bekende woord ook zóó lezen in dien psalm; : de aarde en haiaT volheid ZIJN DES HEEREN! Daar hgt de klem-

tooix ande'rs. Ik kan nergens komen, of ik ben an VADERS tuin. Hij heeft liet eigendomSreciht oo!rspron-kelijk. Ik heb het alleen gekf eg en dioor be-schikking. En in een koningshuls heet be-sohik- 'king altijd: wetsbepaling. Koninklijk Besluit.

Er zijn handschriften van het Nieuwe Testament, die alwijken van de lezing, die we uit onze Statenvertaling kennen. Deze laatste heeft de aanhahng uit Psalm 24:1 tweemaal: één keer in vs 26, en dan nóg eens aan het slot van vs 28. Dit tweemaal citeeren van Psalm 24 is düs niet zoomaar als oorspronkelijk te aanvaarden. Maar zakelijk is het onweersprekelijk, dat wij het redht hebben, ja, den plicht, den aanhef van dien psalm te lezen op die tweeërlei manier: al die v o 1 h « i d' is des Heeren; maar ook: al die volhdid is des} H eieren. "We mogen er niets mee doen, tenzij dan naar Zijn wil. We mogen die volheid niet „gemeten" ia den kwaden roes, die ons vergeten doet, dat onze Koning-Vader nog andere kinderen en kniechten of althans tot nieuwe gehoorzaamheid) opgeroepen bondsbrekers beeft. En dat wij niemand hunner mogen hinderen m het gaan tot God, en in Zijn dienst.

Uit dien hoofde zegt Paulus nu, dat, indien eenmaal het vleesch^eten tot een beginsel-kwesüo geworden is, d.w.z. indien in een bepaalde concrete situatie eenmaal aan dat vleesch^eten allerlei vast zit, waardoor mijn daad van ©ten tot een ac.be van belijdenis of van weerhouding diaaTvan zou worden, de consciëntie onmiddellijk zich gebonden weten moet aan den wil van Hem, die overal en altijd geëerd wil worden door de Zijnen in het 'Zijne. Des Heeren is de aarde, van Hèm is al haar volheid. Het speeltuig is ook altijd werkmateriaal; de lust ook altijd last; de weelde immer obhgalie.

Zoo treedt de Heer e voor ons met een rijken schotel, en wij mogen eten tot verzadiging toe, Maar wij mogen uit dien schotel nemen, niet er uit graaien wat maar van onze gading schijnt. Staan we niet in de ruimte? O zeker, wie staan a 11 ij d in de ruimte; maar we staan daar ^als gebondenen, altijd. Welzalig is de feestganger, die gednriglijk Vreest. Hij neemt met volle hand, maar grist niet; hij lacht, maar grijnst niet; hij ©et, maar lekt zijn lipipen niet; hij doet zijn mond wijd open, maar vergeet niet, dat hij Mj Vader aan hèt Hof is. En hij vertoont daarin het beeld van Christus, die gehoorzaamheid geleerd heelÈ uit hetgeen 'Hij heeft geleden, omdat Hij alle dagen gekend heeft de vreugde èn de smart, die in déze wereld nog tezamen liggen opgesloten in alle ondeelbare levensverbanden in den aanhetf van den psalm, die de deuren openwerpen wil — voor dien Koning der Eere, die in Christus Jezus

mijn verzoende Vader is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 september 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 september 1937

De Reformatie | 8 Pagina's