GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Bellamy'Stelsel.

, 11.

Hebben wij dus reeds groote bezwaren tegen het schrijven van dergehjke boeken, deze bezwaren vermeerderen nog als •wij kennis gaan nemen van die beginselen, die Bellamy lin zijn gesdhriflen gepropageerd! heeft en van de methoiden die hij in zijil idékal^s'taat iaanhevelens.waardig acht.

Julius West bevindt zidh na zijn ontwaken Sn een stad die zoowel wat ide levensorde als d© bouworde betreft, grondig verschilt van 't Boston uit 1887. Een van de voornaamste kenmerken van de volmaakte maatschappij is dat het geld is afge- Isohait. Bankgebouwen zijn er in de heele stad niet te vinden, evenmin als winkels. Bankiers en grossiers, effectenhandelaren en marktventers zijn ivohnaakt overbodig geworden. Het stadsbeeld heeft een heel ander aanzienj dan zooala wij hieH kennen. Er zijn geen hchtreclame^ geen impoaieeirende etalages, geen warenhuizien met bijzondere aanbiedingen om koppers te trekken. Alles wat de bewoners noodig hebben, kan men in het magazijli van de wijk, waar men woont, verlmjgen en nergens anders kan men iets ontvangen. Een stelsel van onmiddellijke verspreiding vanuit die magazijnen is in de plaats van den handel geko^ men en hiervoor heeft men geen geld noodig. De natie is de eenige producente van alle soorten goederen, i^)

Iedere man en vrouw, jong en oud, ontvangt als burger van den staat bij het begin van het jaar een oredietkaart, vermeldende zijti aandeel in de jaariijksche productie van het volk. Met deze kaart kan men in de openbare magazijnen alles vinden wat men verlangt en eveneens wanneer men het verlangt. Deze kaart die aan Julius West natuurUjk getoond wordt, is een stuk bordpapier, verdeeld in vakjes, waarvan telkens zooveel vakjes 'afgeknipt worden door den dienstdoenden be^ anibte als besteed zijn in den aankoop van nieuwe goederen. Het crediet is zoo groot, dat men er in de meeste omstandigheden royaal van leven kan en gewoonlijk aan het eiud van het jaar nog een overschot zal blijken te hebben ook! Mochten er evenwel verkwisters zijn, dan ontvangen deze hun deel elke week of elke maand. In bijzondere ge- Ivallen kan het zelfs verhinderd worden van hoogerhand om zijn eigen crediet te beheeren. ^s)

Dit crediet wordt aan ieder verstrekt op grond van zijn mensch-zijn. i*) En al is miem ook hoogleeraar of kappersbediende, mijnwerker of burgemeester, het aandeel van ieder is precies gelijk. Deze gelijkheid geldt zonder ©enige uitzondering. Overhouden van jaar op jaar door zuinig zijn of aniderszins is ook uitgesloten daar overschotten van de credietkaarten in de meeste gevallen gevoegd! worden bij het algemeene overschot.

In nauw verband met dit systeem van credietkaarten staal de arbeidskwesüe. Er is zooiets als een groot arbeidsleger. Op 21-jarigen leeftijd wordt iedere gezonde man en vrouw in het arbeidsleger ingelijfd en doet dan 24 jaar, dus tot het 45ste levensjaar dienst in een of ander bedrijf. Na het 45ste levensjaar worden de menschen vrijgesteld van werk, maar voor bijzondere oproepingen blijft de burger nog beschikbaar in gevallen van plotselinge en groote vraag naar werkkrachten, totdat hij den leeftijd van 55 jaar bereikt heeft. 15 October is de inlijvingsdag. Dan worden de nieuwelingen in de verschillende bedrijven tewerkgesteld en de 45-jarigen op de meest eervolle wijze van; het vervullen van hun taak ontheven, i^) Het pro- Weein van vraag en aanbod voor de diverse beroepen en betrekldngen is als volgt opgelost. Iedereen kan in eerste instantie zelf uitmaken, in welk onderdeel van het arbeidsproces hij bij voorkeur zal bezig zijn. Het aantal Vrijwilligers voor elk bedrijf wordt dan nauwkeurig geregistreerd. Blijkt het dat er voor een bepaald bedrijf ©en aanmerken lijk overcompleet is, dan leidt men daaruit af, dat dit vak om welke reden dan ook, aantrekkelijker is dan andere. Het is de taak van de regeering om steeds de voorwaarden van alle beroepen gelijk te maken, zoodat alles even begeerlijk wordt voor de personen, die er aanleg voor 'hebben. Dit wordt gedaan door de werlcuren üi de verschillende vakken te laten afhangen van de moeUijkheid. iWiaaT onder prettige omstandigheden gewerkt wordt, moeten de arbeiders meer uren hun bezigheiden verrichten dan waar onder zeer onaangename omstandigheden het dagelijksch werk verricht dient te worden, i^)

Het beginsel is diis, naar de conclusie van Dr Leete, den man dien Wiest onderricht dat het werk van geen enkel mensch izwaardter biehoort te zijn dan het werk van een ander, en de werklieden zelf zijn de rechters. Deze regel kent geen grenzen. Als eenige soort van bezigheid zoo. zwaar of onaangenaam zou zijn, dat om VrijwiUigers te werven de arbeidsdag tot tien 'minuten beperkt moest worden, zou men het doen. Indien dan ook niemand het werk zou willen verrichten zou het onuitgevoerd blijven, i')

Deze maatschappelijke orde vindt de Heilige Schrift op vrijwel alle punten tegenover zich. Vooreerst legt de bijbel reeds in het boek Genesis een zeer nauw verband tusschen arbeid en brood, tusschen werk en levensonderhoud. Vgl. Gen. 3:19: , , in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot den bodem wederkeert". Daaruit blijkt het dat de mensch alleen in hiarden arbeid zijn brood, zijn levensbehoefte zal kunnen gewinnen. In het Paradijs was dit anders. In den staat der rechtheid gaf God de Heere den miensch de gelegenheid vrij te eten van alle boomen van den hof behalve van dien eenen boom, den boom der kennis van goed en kwaad. Er was dus een overvloed van vruchten om het leven in stand te houden; allerlei geboomte , , begeerlijk om te aanschouwen en goed tot spijze". De Schepper V£ui hemel en aarde gaf den mensch, . die geformeerd wasi naar Gods beeld en gelijkenis, te genieten van de voortbrengselen, die de natuur kon bieden.

Maar na den val is er op allerlei wijze , , zwar'igtheid" voor dienzelfden mensoh. Dan moet er moeizaam en zwaar gearbeid worden, om aan den bodem zijn opbrengst te ontwoekeren; dan wordt het ervaren, dat de opbrengst tengevolge van het snelwassende onkruid beperkt geworden is; dan is er de inspanning van alle kradhten en vermogens noodig om het nooidige te verkrijgen. De genade van God schittert echter ook daarin over het menschelijk geslacht dat in den weg van zorg en arbeid het brood wordt toebedeeld, i^)

Dit onlosmakelijk verband tusschen arbeid en brood in de bedeehng na den val wordt in Bella- (rny's staat weggewerkt. Krachtens zijn menschzijn ontvangt ieder evenveel om in zijn levens-» onderhoud te kunnen voorzien. Of iemand zich nu inspant of niet, bij het uitvoeren van zijn dage^ lijksch werk, of hij met animo werkt of niet, dat doet in het geheel niets ter zake.

Een ander punt dat met het voorgaande min of meer samenhangt en waarop ook de aandacht gevestigd moet worden, is het uitschakelen van bet onaangename werk. Wil niemand zich in een bepaald geval met een of ander werkobject inlaten, welnu, dan blijft dat werk eenvoudig liggen!

Hier wordt in bedekte termen de lof der luiheiiid gezongen. Maar terecht is er de opmerldng germaakt, dat het niet christelijk is, met zulk een hed van harte in te stemmen, i») De arbeidsplicht moet voor den mensch gehandhaafd blijven. Zooals Adam en Eva in het Paradijs reeds ©en taak hadden te vervuUen in het bebouwen en bewarem van den hof, zop is dit na den val geblelven. Al zal in deze bedeeling de moeite van den arbeid^ de geestelijke en lichamelijke inspanning nooit gie^ heel worden weggenomen, niettemin hebben wiji den plicht om te arbeiden met hoofd en hand in alle werk dat God den mensclien heeft toevertrouwd, — ter ©ere Gods!

Hoewel Bellamy op verschillende plaatsen in zijn boeken de bezwaren tracht te ontzenuwen, die ingebracht zullen worden tegen deze arbeidslmethode waarbij dus de staat de eigenlijke leiding geeft, kan men toch moeUijk tot een andere conclusie komen dan dat bij ©en dergelijke arbeidsregeling de persoonlijke belangstelling van den arbeider voor zijn werk wel moet verflauwen, en dat de dagelijksche arbeid wel zonder ©enige vreugde verricht moet worden als iets, waarvan men zoo haastig en zoo gemakkelijk mogelijk moet zien af te komen.

Een merkwaardige omstandigheid is voorts dat ook in dezen staat van Bellamy een ingewikkelde distributie van goederen is ingevoerd, door middel van een öredietkaartensysteem functionneerend. Wij zeggen opzettelijk: ook in den staat van Bellamy. Hij is werkelijk de eenige niet die de 'distributie beschouwt als een maatregel van recht-i vaardig gemeenschapsleven. Meerdere Utopisten hebben precies dezelfde gedachte naar voren gebracht. 20) Uit de tijdperken van oorlog en revolutie, van hongersnood en gebrek, waarin de distributie altoos een belangrijke plaats heeft ingeno-i men, heeft men deze overgebracht naar de gouden eeuw van voorspoed en welvaart. De distributie zou een vorm zijn van de hoogste orde in den rechtvaardigen staat len zou zulk een regehng van het gemeenschapsleven tengevolge hebben, dat er nimmer meer verstoring zou kunnen intreden.

Op ©en dergelijke manier wordt echter in den Bijbel nooit over distributie gesproken. Deze wordt nooit beschreven als een weldaad voor de menschheid, maar als een bezoeking. Want wel komt ook in de Openbaring van Johannes de distributiie ter sprake, maar dan in verband met den honger. Als het derde zegel door het Lam geopend is, dan komt te voorschijn de ruiter op het zwarte paard, de honger. En hij draagt een weegscliaal in de hand. „Dit embleem wijst duidelijk in de richting

van distributie: ieder wordl zijn portie met zorgvuldigheid krap toegemeten." ^i)

Er wo'rdt dus in dit visioen de nadruli op ge^ legd, dat de honger len in samenhang daarmee de distributie niet uit de geschiedenis van de wereld en die daarin wonen, zal verdwijtien. Wel velre van daar dat de distributie een van de zegenende machten van de menschbeid zou kunnen zijn, zal ze altoos voorkomen in dagen van schaalrschte, in tijden van voedselnood en gebrek. Ook op dit punt is Bellamy dus wel ver afgeweken van hetgeen Godis Wootd ons leert.

De „Groote Omwenteling" zooals Bellamy bij voorkeu'r de gebeurtenis betitelt, die de econoinii- 'sche gelijkheid voor allen gebradlit heeft, is inzo> nderheid voor de vrouwen van verstrekkende beteekenis geweest. , , Als de Omwenteling — zooi zegt de schrijver ergens in vervoering — voor de mannen het sein heeft gegeven tot een hoogelr len nobeler levenswijs, dan is het voioir de vrouwen een stem Gods geweest die voor haar een nieuwe schepping in het leven heeft geroepen." ^^)

De vrouwen zijn ook in het arbeidsleger opge^ nomen en hebben daarin in de meeste gevallen precies denzelfden dienst te doen als de mannen. Waren er vroeger speciaal vrouwelijke beroepen •als schoonmaakster, dienstbode, waschvirouw enz., na de Omwentehng zijn de vrouwen dank zij een betere lichaamsverzorging veel sterker geworden en zijn er ook vrouwelijke machinisten, ingeiïiieurs, behangers, smeden en metselaars'. ^^) De kleeding van de vrouwen is daairmee geheel in overeenstemming. Uiterlijk kan men niet meer zien aan de kleeding of men een man dan wel oen Vrouw voor 'zich heeft. Het costuum van de Vrouw is aan dat van den man in hoofdzaak gelijk. De rokken hebben als , , oud0rwetsch" afgedaan. 2*)

Door de economische gelijkstelling van mannen en Vrouwen is het voor het eerst mogelijk geworiden de verhouding tusschen de gesladliten op waarlijk moreelen grondslag te regelen. „Immers, zoo verklaart Dr Leete aan Julius West, is de eerste vooirwaarde daarvoor vrijheid van handelen. Zoolang de Vrouw afhankelijk was van den man, kon zij niet Vrij zijn in haai' sexueele verhouding tot hem en kon er dus van zedelijkheid in dat opzicht geen sprake zijn. Ware sexueele morahteit was alleen mogelijk, toen door de economische gelijkheid de vrouw in staat gesteld werd' onafhankelijk van den man te zijn." ^s)

Aangezien een groot deel van de vrouwen in de jaren waarin zij in het arbeidsleger dienst moeten doen, in het huwelijk zal treden en moeder zal worden, ligt het voor de hand dat door West ook met belangstelhng gevraagd zal worden, hoe de moeilijkheden daaruit voortvloeiend met liet oog op het volbrengen van het dagelijksahe werk, iwerden opgelost. Groot zijn deze moeiüjkheden echter niet. Algemeen wordt erkend, dat de moedterphcht de schoonste taak is, die voor de vronw is w^eggelegd, en de gemeensdhap eisclit niet dat zij 'dien plicht zal vervvaarloozen. „De zorg voor het komende geslacht, de opvoeding en de teedere band, die tusschen moeder en kind geweven wordt mag niet door de nieuwe gemeenscliapsorde verstoord wordeai. Bovendien stellen de nieuweisociale verhoudingen haar in staat beter en gemakkelijker haar roeping te vervullen, dan zulks vroeger het gieval was." ^^)

Ook hier blijkt het dat Bellamy zich bij zijn beschouwingen niet heeft laten leiden door het hcht van Gods Woord. De Heilige Schrift teekent ons de taak van man en vrouw en de verhonding van de geslachten tot elkander geheel anders.

Bellamy geeft al een heel treurig beeld van het leven van de Vrouwen in den ouderen tijd.

Heel de opvoeding van de rijke meisjes was er op geridht, den man te behagen, en van de minder goed gesitueerde om een goede huishoudster te worden voor den toekomstigen man. Want als de Vrouw er niet in slaagde om een huwelijk aan te gaan dan was het leed in de meeste gevallen niet te overzien. Niet alleen dat de vrouw dan haar roeping miste, maar ook was de kans groot dat ze tot armoede verviel^ ja zelfs dat ze haar eer moest verliezen. 2')

Hier moet wel opgemerkt worden^ dat Bellamy heel, heel sterk overdrijft. In landen waai" het Christendom ingang gevonden heeft, zullen dergelijke gevallen niet veel zijn voorgekoimien. Naar christelijke opvatting is de vrouw immers niet de mindere van den man. Zij is een andere. Zij is de hulp die bij hem past. En de jDositie van de vrouw mag en kan in een christelijk land dan ook nooit een minderwaardige zijh. Deze moet echter bij igezonde maalschappelijke verhoudingen echter wel een andere zijn. - ^) En als Bellamy de schoonste levenstaak van de vrouw daarin acht te bestaan dat zij naast den man arbeidt en precies hetzelfde werk verricht als haar edhtgenoot, en als hij! daai-toe de vrouw veel laat doen aan sport, opdat haar lichaam sterker zou worden en opdat zij' het zwaarste werk beter zou kunnen doen, dan moeten wij allen, die ons gebonden weten door Gods Woord, constateeren dat 'de ontwerper van den ideaalstaat hier het spoor al heel erg bijster is. God de Heere heeft eerst Adam geschapen, daarna Eiva. Niet opdat Eva hetzelfde werk zou gaan doen als de man, maar opdat man en \TOUW sameiï een beter werk zouden doen, dan ze ieder afzonderlijk tot stand zouden kunnen brengen. - ^)

De vrouw is nu eenmaal anders gebouwd dan de man; zij is een ander geslacht en het is in lijnrechten strijd met Gods ordinantiën als deze natuurlijke grenslijnen worden weggewischt op de wijze zooals Bellamy zich dat veroorlooft te doen. Blijkens het welgevallen waarmee deze kwestie meermalen in de boeken van 'Bellamy ter sprake wordt gebracht, is de schrijver ervan overtuigd, dat hij de vrouwen de grootste eer geeft, die ze op aarde slechts ku.nnen verkrijgen. Het tegenovergehsteld© is echter het geval. De vrouw wordt juist van haar eigen eer beroofd. „De ware vooruitgang" — heeft Fabius terecht ergens gesdhreven — „isi geenszins het zooveel doenlijk uitwisschen van de grenslijnen, maar omgekeerd het steeds dieper doordringen in de gedachte Gods die aan de tweeheid van geslacht ten grondslag ligt." s"


12) Vgl. In het jaar 2000, pag. 50.

13) Vgl. In het jaar 2000, pag. 51.

14) Vgl. In het jaar 2000, pag. 54.

15) Vgl. In het jaar 2000, pag. 37, 38

16) Vgl. In het jaar 2000, pag. 39.

17) Vgl. In het jaar 2000, pag. 40.

18) Vgl. Dr G. Ch. Aalders. Het Boek Genesis, I, pag. 133 (Korte Verkl.)

19) C. Smeenk. Christelijk Sociale Beginselen, II, pag. 433.

20) Zoo Babeuf in Frankrijk en Cabet in lowa.

21) K. Schilder a.w. pag. 126 en vgl. Dr S. Greijdanus, De Openbaring des Heeren aan Johannes, 1930, pag. 118. (Korte Verklaring).

22) Gelijkheid voor allen, pag. 86.

23) Gelijkheid voor allen, pag. 33.

24) Gelijkheid voor allen, pag. 35.

25) Gelijkheid voor allen, pag. 92.

26) Gelijkheid voor allen, pag. 226.

27) Vgl. Gelijkheid voor allen, pag. 90 en 91.

28) Vgl. C. Smeenk. Christelijk Sociale Beginselen, II. J.H. Kok, Kampen 1936, pag. 538.

29) Vgl. Dr B. Wielenga, Het huwelijk als inzetting God; . J. H. Kok, Kampen 1936, pag. 79.

30) Mr D. P. D. Fabius, Voortvaren, Leiden 1902, 2e dr.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1937

De Reformatie | 8 Pagina's