GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het boek des geslachts van Jezus Christus— Matth. 1: la.

De Opgang uit de hoogte.

(Advent.)

Het geloof verheugt zich altijd in het zien van Christus. Ook als het ziet Zijn komen tot de wereld.

In Zacharias heeft de oude Verbondskerk met heilige ontroering den Zaligmaker tegemoet gezien en Hem genoemd „den Opgang uit de hoogte" (Luc. 1:78). Hij, die van boven, van hemel-hoog nederdaalt, is van beneden opgegaan, zooals de zon zegevierend rijst uit nevelen en donkerheid. Dit is het groote mji-sterie der godzaligheid: God is geopenbaard in het vleesch.

Maar daarbij leert de Schrift ons, dat wij deze vleeschwording des Woords hebben te zien als de resultante van een goddelijk beraamd en met onfeilbare hand uitgevoerd heilswerk, dat alle eeuwen vóór de geboorte van den Heere Jezus omvat. Er is een langzaam opgaan van de Zon des heils, éér zij aan de kimmen staat.

Dit komen van den Christus tot de wereld is DE inhoud van het Oude Testament. Dit is de diepe zin, de goddelijke bedoeling van dit ontzaglijk stuk heilsgeschiedenis. Als wij dien zin niet verslaan, dan begrijpen wij de Schriften niet, die van Hem getuigen. Het Oude Testament is de heilige oorkonde van de wordingsgeschiedenis van Jezus Christus. En die geschiedenis wordt gekristalliseerd door Matlheüs en ook door Lucas, in een geslachtsregister, dat als een index is op heel het Oude Testament, het „biblos geneseos" van Jezus Christus. Want hier worden ons de hoofdmomenten getoond, uitkomend in de hoofdpersonen, in wie Christus gestalte aanneemt. Wie dit boek des geslachts leest, ontvangt een blik in een goddelijke „eugenetiek", die met alle menschelijke eugeneliek spot: Thamar, Rachab en Bathseba zijn onder de moeders des Heeren! De Heere gaat toch wel heel wonderlijk te werk, als Hij den „besten" Mensch wil doen geboren worden!

Laten wij dit toch steeds bedenken bij de lezing van het Oude Testament: dat wij ons verdiepen in de rol der wordingsgeschiedenis van onzen Zaligmaker, Zijn komen tot de wereld. Dit moet onze geloofsinstelling zijn bij deze heilige lectuur: het boek des geslachts van Jezus Christus! Hier bewonderen wij het ontkiemen van het Zaad der vrouw.

Nog al te veel wordt door de gemeente het Oude Testament gezien als een boek van schaduwen en profetieën, die alleen maar heen wij zen naar den Christus; maar den Christus Zelf ziet men niet. Of ook, wat erger is, men leest het Oude Testament als een verzameling van levensbeschrijvingen van vrome en goddelooze menschen, van louter menschelijk gebeuren en menschelijke zielsgeschiedenissen, die min of meer boeiend, min of meer stichtelijk zijn. Dan worden die menschen gezien als „voorbeelden", ter bemoediging of ter afschrikking. Dan worden die menschen ook wel gezien in verband met God en met Christus. Maar dan zien wij Hem niet: den Christus in Zijn komen tot de wereld!

Neen, heel het Oude Testament is in praegnanten zin: biblos geneseos, boek van den rijzenden Opgang uit de hoogte! Steeds moeten wij hooren de voetstappen van den komenden Koning, moeten wij zien „een gedvirig ingebracht worden van Christus in de wereld" (H. Hoekstra).

Om dit te zien, moeten wij onderscheiden tusschen tweeërlei: het werk van Christus als Middelaar der herschepping, èn de bekendmaking, de onthulling van dit werk aan den mensch.

Christus' herscheppingswerk, zoowel in algcmeene als in bijzondere genade, omvat alle eeuwen, begint terstond na den zondeval. Dat de aarde bij het uitbreken van de zonde niet terstond in een hel verkeert en dat Adam en Eva niet op hetzelfde oogenblik wegzinken onder Gods toorn in eeuwig verderf, is het werk van Christus: Zijn remmende en reddende macht der genade. Dat is Zijn kosmische beteekenis in de algemeene genade en Zijn soteriologisch werk in de bijzondere begenadiging Zijner gemeente, welke beide in wezen één zijn. Maar dat beseften Adam en Eva niet. Dat zij blijven leven en dat de zon blijft schijnen, en dat de aarde zich niet opent en de hemel boven hen niet ineenstort — ze zijn zich niet bewust hoe wonderlijk dit eigenlijk is, al hebben zij zich misschien vaag er over verbaasd. Maar dat hierin de hand van Christus was. Zijn herscheppingskracht, die de werking van den vloek retardeert en mitigeert, tegenhoudt en verzacht — dat weten zij niet, dat kunnen zij niet weten. Daarom moet hierbij kómen de bekendmaking van dit werk aan den mensch, aanvangend in de moederbelofte. Christus gaat Zich steeds meer openbaren aan de wereld.

Dit IS Zijn Zelfbekendmaking, de onthulling van Zijn verlossingswerk, aan het bewustzijn van den mensch, waardoor deze kennis krijgt van het wonder der verlossing, kennis krijgt aan den Christus.

Daarom komt Christus door al die eeuwen heen. Zijn licht moet gezien worden in toenemende mate, in steeds sterker glansen, , zoodat Abraham méér van Hem ziet dan Adam of Noach, Mozes weer méér dan Abraham, David méér dan Mozes, Elia meer dan David, Jesaja meer dan Elia. En tenslotte gaat de Zon op, als Christus zelf komt in de openbaring van Zijn volheid, als het vleeschgeworden Woord!

Ziet zóó al die symbolen, en offeranden en ceremoniën van den tempeldienst. Ziet zóó al die typen van den Messias. Niet als „schaduwen" en „heenwijzingen" naar Christus, maar als openbaringen, zelfbekendmakingen van Christus Zelf; die bezig is te komen, te worden, geboren te worden.

Abraham is begeerig geweest „den dag van Christus te zien en hij HEEFT Hem gezien en is verblijd geweest" (Joh. 8:5). Bij alle aartsvaders is er geweest een drang om Christus te gewinnen (Pil. 3:8). Zoo krijgt het „gewon" in de geslachtsregisters een dieper zin.

Wat de profeten betreft — Christus sprak in en door hen. Het was de Geest van Christus, die in hen was (1 Pelr. 1:10—12). En de Hebreërbrief noemt het profetisch woord van Psalm 97 een „wederom ingebracht worden van den Eerstgeborene in de wereld" (Hebr. 1:6).

Zoo is heel dat gedeelte van den „dag des Heeren", die aan Jezus' geboorte voorafgaat, de Genesis van Christus.

Laat ons zoo het boek des geslachts van onzen Zaligmaker opnemen en Hem aanbidden!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1937

De Reformatie | 8 Pagina's