GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Kerk en Sociailsme".

IV.

We hebben den vorigen keer vernomen wat Dr de Vos onder de taak der kerk verstond. In het bijzonder trof ons zijn meening omtrent het „Woord Gods". Dit was, zeide hij, eenerzijds ruimer dan de Bijbel, anderzijds enger". Tot dat „Woord" behoort volgens hem ook Gods „spreken en doen" in „de natuur en in de geschiedenis".

Tegen zulk een verklaring van het „Woord" moet de belijder der Gereformeerde leer ernstig bezwaar maken.

Wij kunnen hier op het oogenblik niet de brandende vraag van dezen tijd bespreken, of en in hoeverre de natuur en de geschiedenis kenbr.onnen zijn van Gods openbaring. Eén ding staat vast: het „kennen uit de schriftuur" is geheel onderscheiden van het „kennen uit de natuur" en uit de historie. Wie, zooals de Sneeker predikant, den Bijbel (na uit dit Boek „verwijderd" te hebben hetgeen naar zijn menschelijk oordeel niet het „Woord van God" zou zijn) wil aanvullen met (veronderstelde) kennis van God, uit de natuur en de geschiedenis verkregen, en dit nieuwe geheel voor het Woord uitgeeft, tast den Bijbel aan, en begeeft zich op gevaarlijke wegen. De „Duitscbe geloofsbeweging", welke God slechts zeer zelden (zoo zij het al doet) in de Schrift zoekt, maar des te vaker in de geschiedenis, in de „ziel", in het ras en waar niet meer, zij voor allen een ernstige waarschuwing. Uit den strijd der „Belijdende Kerk" tegen deze beweging is veel te leeren.

Luisteren we echter naar wat Dr de Vos ons nog meer over de „taak der kerk" vertelt. Het is haar roeping, „en dus ook die der kerken", betoogt hij, om de boodschap van Godswege op te vangeni), en in deze wereld te doen weerklinken.

Op te vangen? Het is haar taak om te verkondigen, wat God ons in de Heilige Schrift, het eenige Woord van God, geopenbaard heeft. De motieven voor haar „bemoeienis met de samenleving", mag zij alleen aan den Bijbe.l ontleenen.

Dr de Vos gebruikt hier het woord Evangelie, zegt, dat de richtlijnen voor den maatschappelijken arbeid als voor allen arbeid aan het Evangelie ontleend moeten worden. W© zouden het hem direct van harte toestemmen, ware het niet, dat hij onder die uitdrukking iets anders, iets geheel anders, verstaat dan de Schrift. „Wat meer en wat minder". Maar kan het Evangelie dan nog richtsnoer zijn, als de mensch, op grond van welke ervaringen ook, den inhoud daarvan wijzigt, hetzij beperkt, hetzij „aanvult"?

Immers in dat geval is zijn begrip omtrent het Evangelie „norm": hetgeen hij daarvan „aanvaardt" als Gods Woord, hetgeen hij er aan toevoegt als „Gods Woord".

Ieder keer, wanneer Dr de Vos in zijn brochure over het EvangeUe spreekt, worden wij als vanzelf aan de omschrijving, welke hij daarvan gaf, herinnerd.

In het algemeen heeft de kerk, luidt het, tot taak het Evangelie te handhaven. „Dat brengt mee, dat zij eenerzijds als een wachteres de verschillende programs op hun christelijk gehalte heeft te toetsen. Dat is de kritische kant van haar arbeid op maatschappelijk gebied. Aan den anderen kant heeft zij ook de richtlijnen, die zij te handhaven heeft, uiteen te zetten, maar ook toe te passen op de actueele omstandigheden. In zooverre heeft zij zelf ook te gaan in de richting van een min of meer uitgewerkt program Te concreet mag het program niet worden, zal zij niet op het gebied der politieke partijen en andere groepeeringen komen... Eenerzijds moet zij zich houden op haar eigen terrein, anderzijds mag zij zich niet tot onwerkzaamheid veroordeelen door zich tot vage algemeenheden te beperken".

En alweer: In deze woorden is weer veel, dat ons aantrekt, zooals ook in andere zinnen, welke Dr de Vos aan de taak der kerk wijdt. Maar hoe kan zij een Evangelie handliaven, welks inhoud in zekeren zin voor haar, wanneer zij zijn meening deelt, niet steeds hetzelfde is? Hoe kan zij programma's op „christelijk gehalte" toetsen, wanneer het mede haar taak is, zooals Dr de Vos wil, de normen zelf vast te stellen?

We stemmen het aanstonds toe: Het Evangelie, de Schrift dus, is niet een „uitgewerkt politiek, economisch en algemeen cultureel program". De belijders, welke den Bijbel als „richtsnoer" gebruiken, bekennen van ganscher harte, dat hun uitvoerende arbeid onvolkomen is: menschenwerk, met zonde bevlekt. Maar het maakt groot verschil of „de kerk" het resultaat van dien arbeid steeds aan „de Schrift" wil toetsen, zich door het Woord van God laat leiden, of dat* zij den inhoud van het Evangelie „wijzigt" (zij moge nog zoo vertrouwen, dat zij dat in het „geloof" doet), en naar dien „veranderden inhoud" haar „programs" richt. Zulk een houding beteekent ondergraving van haar fundament.

Er is reden voor die opmerking.

Dr de Vos keert zich tegen de „kerkelijke menschen", die uit „christelijke overwegingen" den „eisch van een kerkelijk, maatschappelijk program 2) uit den booze achten". Deze menschen, zegt hij, „zien in een dergelijk pogen ©en streven, Gods Geest en wil vast te leggen, en dus menschelijke overmoed. Zij willen slechts luisteren naar wat God door de concrete situatie tot ons spreekt". Zulke christenen, waarschuwt hij, schakelen de kerk practisch bij den maatschappelijken opbouw uit, en zij vergeten, dat God een God van orde is..."

Maar aan deze woorden voegt hij nu toe „dat de situatie ons nooit ondubbelzinnig zegt, wat wij te doen hebben, maar ons steeds voor de keuze stelt, en dat het geweten, het Evangelie, God ons zegt, wat wij doen of laten moeten..." Wat beteekent deze opsomming, deze volgorde? God leert ons door de Schrift, hoe wij handelen moeten, door Zijn geopenbaarde Woord en daardoor alleen.

Over dit gedeelte, dat Dr de Vos in zijn brochure aan de taak der Kerk wijdt, ware nog veel meer op te merken. De Sneeker predikant oordeelt, dat zij alleen door overreding en overtuiging invloed kon uitoefenen, dat zij geen machtsmiddelen heeft en gebruiken mag. Dit behoedt haar, zegt hij, „voor verstrikking in den machtsstrijd ... wel maakt het, dat zij voor de doorzetting van haar beginselen op machtsgroepen (!) is aangewezen".

Hij spreekt over het sociale leven en de roeping der kerken, over „Stockholm", de R.-K. encyclieken, meent, dat die „sociale programs" met onvoldoende kracht gepousseerd worden, en begeert daarin verandering. Al die gedachten zijn een beschouwing zeker waard. En vooral ook wat hij niet over de kerk zegt, en dat toch tot haar taak behoort 3), diende te worden genoemd.

Wij willen echter nu zijn oordeel over den „zin van het socialisme" weergeven, en daarna zijn idee over de ontmoeting tusschen kerk en socialisme beoordeelen.

Hij wil het socialisme als een „geestelijk verschijnsel" beschouwen „en het als zoodanig trachten te begrijpen". Dit doet Dr de Vos liever dan „de programs der socialistische partijen, de doelstellingen der socialistische vakbeweging, de werken der socialistische theoretici en practici" ter hand nemen, en zich daarin verdiepen. Ook de „praclijk der socialistische partijen en vakbonden" gaat hij voorbij.

En dat vermindert de waai'de van zijn betoog aanzienlijk. Want de schets, welke hij nu geeft, is niet een afbeelding welke de huidige werkelijkheid en het huidige karakter nauwkeurig weergeeft, maar de uitdrukking eener zeer sterk persoonlijke opvatting omtrent het socialisme, „Wij hebben na te gaan wat het aan juiste waarnemingen heeft gemaakt en houdbare theorieën heeft opgesteld ... en ook hoe het er toe gekomen is, de bedoelde waarnemingen en theorieën te doen en op te stellen. Wij zullen dan ook een verklaring vinden van onjuistheden, die aan te wijzen zijn. Dit zal niet kunnen, zonder dat wij ook vragen, hoe de socialistische theorieën ondanks of misschien door haar onjuistheden vat op de groote massa's konden krijgen".

En nog eens verklaart Dr de Vos, dat hij wil onderzoeken „wat achter theorie en practijk ligt". Het gaat hem om „den geest, die op het bewustzijn rust, maar er niet mee vereenzelvigd mag worden".

En zoo komt hij er toe een socialisme te schetsen, dat „overal" is en toch nergens.

De draagster van het socialisme is, luidt het, de arbeidersbeweging. En daarom mag het, zegt Dr de Vos, niet vereenzelvigd worden met een „vorm" daarvan, „b.v. met het Marxisme". Lang niet overal is, meent hij, de arbeidersbeweging met het Marxisme verbonden; ook daar, waar het de „heerschende theorie" was, „blijkt het lang niet altijd de eenige of zelfs de voornaamste stuwkracht geweest te zijn".

Hier rijzen ernstige bedenkingen. Zal het ©enigen zin hebben om de verhouding van „Kerk en socialisme" te bestudeeren, dan moet belijdenis met belijdenis worden vergeleken. Dr de Vos „neemt" de kerk „concreet": de kerk met haar belijdenis, met haar „binding aan het Evangelie", wil dat althans doen. (We hebben reeds opgemerkt, dat hij o.m. door zijn opvatting van het Evangelie een verkeerde voorstelling heeft gegeven van de „taak der kerk" en die binding verzwakt.

Wanneer hij nu het karakter van „het socialisme" (of van „de moderne arbeidersbeweging") gaat beschrijven, mag verwacht worden, dat hij de grondslagen van deze wereldbeschouwing onderzoekt. Het socialisme mag van het Marxisme niet losgemaakt worden, in ons land niet, in België niet, in de Scandinavische landen niet, in Frankrijk niet; in Duitschland en Oostenrijk werd het socialisme ook door de Marxistische beginselen beheerscht. Ook het religieus-socialisme in Duitschland (we denken hierbij vooral aan Georg Wünsch en zijn groep) handhaafde het Marxisme als de basis van het socialisme. Wünsch heeft destijds zelfs een poging gedaan (in zijn tijdschrift: „Religion und Sozialismus") een synthese tusschen de Christelijke beginselen en het historisch-raaterialisme te bouwen. De niet- Marxistische groepen in de socialistische beweging hebben altijd weinig invloed gehad. Ook de criliek op het Marxisme, welke in de socialistische gelederen werd geuit, hoe belangrijk ook op zichzelf, had altijd een beperkte uitwerking.

In Engeland is de zaak anders. Maar versclüllende vooraanstaande Engelsche socialisten (we denken b.v. aan de Webbs) hebben bewezen, dat zij toegewijde „aanhangers" van het „Ver-

lichte Denken" zijn, van dien geest, welke het moderne socialisme voedde en nog voedt. Laten we echter deze bezwaren een oogenblik rusten, en luisteren naar wat Dr de Vos over den zin van het socialisme (zooals hij dien begrijpt) leert.

De zin der „moderne arbeidersbeweging" is, luidt het, samen te vatten in dat eene woord: bevrijding of emancipatie, Beter nog ware het, meent de Sneeker predikant, te spreken van verlossing.

Nu zegt het woord bevrijding nog niets. Ook de Christelijke arbeidersbeweging wil vrijmaking, ook de kerk spreekt van verlossing.

Dr de Vos erkent, dat de woorden, welke hij gebruikt, nadere toelichting behoeven.

„Wanneer men", betoogt hij, „van verlossing spreekt, moet men wel bedenken, dat hier van een groole mate van zelfverlossing sprake is. Men wordt niet verlost, doch men verlost zichzelf. Aan den anderen kant is het toch ook weer zoo, dat men verlost wordt.... Het is vooral de gang der historische gebeurtenissen, die de verlossing zal brengen. De geschiedenis, of liever, in haar wonende k r a c h t e n, zullen de verlossing brengen Het blijven ecliter aan het gebeuren immanente krachten, die verlossen, het is niet een transcendente, een de wereld te boven gaande macht, die het doet".

Deze aanhaling spreekt voor zichzelf.

Dr de Vos laat duidelijk uitkomen, dat hij deze socialistische opvatting niet geheel voor zijn rekening neemt. Maar, meent hij, men kan het aan het socialisme, juist van godsdienstig standpunt uit, slechts ten deele verwijten, dat het van zelfverlossing sprak.

Onderzoeken wij den volgenden keer deze verontschuldiging nader.


1) Alle spatieeringen in de verschillende aanhalingen van ons.

2) De bezwaren tegen het woord , , program" laten we rusten.

3) Dr de Vos. spreekt b.v. niet over de prediking tot bekeering, en van de genade in Christus.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's