GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De methode '36.

In de hoop, dat in '39 een pacificatie zal kunnen komen, die wat de wetenschappelijke geschilpunten betreft, in haar zakelijke beteekenis aan de waarheid niet te kort zal doen, wil ik thans niet ophalen wat al vaak gezegd is. Maar wèl moet vaststaan, dat wat in '36 gebeurd is, niet herhaald moet worden. Daarom wil ik even een stem uit Amerika doen spreken; ik zou het niet doen, indien van andere zijde ook niet aan Amerika (en de gemeene gratie) bizondere aandacht gewijd was. Ds P. Zwier schrijft in „De Wachter" (amerikaansch):

De Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland benoemde in 1936 een „commissie van acht" tot bestudeering van de leergeschillen, die aldaar gerezen zijn. Eén van die geschillen betreft de leer der gemeene gratie. In die commissie werden, zooals wel vanzelf sprak, benevens andere bekwame theologen, ook benoemd de beide professoren in de dogmatiek.

Maar zie, wat gebeurt er nu?

Vóór de commissie nog goed en wel met haar arbeid kon beginnen, publiceert de dogmaticus van de Vrije Universiteit een brochure over de algemeene genade, waarin hij den dogmaticus van de Theologische Hoogeschool beschuldigt van afwijking van de Gereformeerde leer.

De heeren waren benoemd om met elkander samen te arbeiden in het onderzoek van de punten, waaromtrent verschil gerezen was, en deze te toetsen aan Schrift en Belijdenis. Maar zonder het resultaat van dat onderzoek af te wachten, stelt het eene lid der commissie het andere lid in staat van beschuldiging. Hij komt met zulk een ernstige aanklacht, dat ze, als ze bewezen kon worden, wel op een kerkelijke procedure zou moeten uitloopen. Want een professor, die ongereformeerde leer onderwijst aan de aanstaande bedienaren des Woords, en dat nog wel aan de eigen Theologische Hoogeschool der kerken, zou niet geduld kunnen worden.

Nu, Prof. Schilder kan zich wel verweren en dat heeft hij ook gedaan. Hij heeft de beschuldiging op mijns inziens volkomen afdoende wijze weerlegd en den aanval afgeslagen.

Maar het is te begrijpen, dat er ondertusschen in de commissievergaderingen niets terecht gekomen is van samenwerking tusschen aanklager en aangeklaagde. Prof. Hepp heeft die samenwerking eenvoudig onmogelijk gemaakt. En Prof. Schilder heeft er terecht voor bedankt, op het bankje der aangeklaagden zitting te nemen.

Zonder me hier uit te spreken over de vraag, of v/at in Nederland gebeurd is, in Amerika een parallel gevonden heeft, ben ik voor deze zakelijke critiek op wat in Nederland gebeurd is, den schrijver dankbaar. De broeders die meenden Amerika voor mij te moeten waarschuwen op „grond" van de vergissingen, die prof. Hepp heeft durven laten drukken, zijn nu meteen nader geïnformeerd.

„Opperprofessoren".

In „Gereformeerd Kerkblad" komt een artikel voor, welks schrijver in het mij onder de oogen gekomen eerste gedeelte nog niet wordt aangegeven. Het handelt over 't gezag der Kerkenordening. O.m. lezen we:

De „Deputaten-Curatoren" hebben volgens de regeling onzer Theologische Hoogeschool „toezicht" te oefenen op de b e 1 ij d e n i s der hoogleeraren en lectoren, opdat aldus uit hun onderwijs geweerd blijve, wat afbreuk zou doen aan de belijdenis der Kerken. Werd er meer van hen gevraagd, dan zouden zulke Curatoren, of ook de leden der Synode die ze vertegenwoordigen een soort „Opper-professoren" moeten zijn, die ook wetenschappelijk de professoren zelf in wetenschap overtreffen. En waar dit toch niet kan worden verlangd, zou de uitspraak van hen, ook van de leden eener Synode, allicht in een partij-uitspraak ontaarden, waarbij men zich laat leiden door het oordeel van dezen of dien geleerde, in wien men dan het meeste vertrouwen heeft.

Volkomen mee eens. Daarom kan ook de Synode zich niet inlaten met allerlei wetenschappelijke kwesties. Ze heeft alleen met de belijdenis te maken. Als b.v. hetzij de heer Janse, hetzij prof. Waterink, hetzij prof. dr J. H. Bavinck, hetzij prof. Hepp — het woord „ziel" gebruiken in een bepaalde beteekenis, waaraan de opstellers der belijdenis nog nooit hun aandacht hebben kunnen schenken, dan moet men niet vragen, of de termen „lichaam en ziel" in den mond dezer jongere auteurs hetzelfde beteekenen als wat de vaderen onder die termen verstonden, doch alleen maar: of wat de confessie materieel belijdt, door hen wordt erkend. Hetgeen zij allen verklaren.

Wat overigens het kerkrecht betreft: terecht verlangt de schrijver, dat we geen opperprofessoren in het kerkrecht zullen aanstellen. De eenige vraag voor de kerk is thans, of, afgedacht van alle professoren, gehandeld wordt naar de bestaande kerkorde. Ook in en om Drachten.

Hoe staat het met je minco?

Uit een artikel (W. J. Hemmes) in „Algemeen Weekblad" :

Zie ik het goed, dan bedreigen dat jonge opgewekte geestelijke leven gevaren.

Ik denk hierbij aan wat ik zou willen noemen de leerlingen - ^ mi zoo langzamerhand tot „het groote publiek" doorgedrongen — uit de psycho-analytische school.

Niet waar, een mensch moet zichzelf door en door leeren kennen, zijn zieleleven binnenste buiten durven keeren. Alle ervaringen in zijn leven en alle beweegredenen om tot iets te komen hebben diepere oorzaken. Men moet die opsporen, registreeren, men moet tot zichzelf inkeeren, daardoor veel met zichzelf bezig zijn.

Al deze dingen hebben natuurlijk- op zichzelf groote beteekenis en waarde, wiQ, zou het ontkennen. Maar deze analyse, dit onderzoek, vaak met sexueelen of erotischen inslag, door half- of geheel onbevoegden beoefend, richt in veler zieleleven groote schade aan.

Onlangs las ik dat jongelui elkaar ontmoetend de vraag stellen: hoe staat het met je minco (= minderwaardigheidscomplex) ? Brrr.

Mijn ervaring is, dat dit „gepeuter aan de ziel" aan menigeen meer kwaad dan goed gedaan heeft.

De schrijver vervolgt: „men wordt zoo ontzettend voorzichtig en scrupuleus", welke motieven etc. aan zijn daden ten grondslag liggen.

Voorzichtigheid nu is een deugd. Was 't maar waar, dat z ij de vrucht was van zulke zelfanalysepogingen.

Maar ik geloof dat 't net omgekeerd staat: men •wordt meer en meer onvoorzichtig. Men meent, dat men in staat is, „zijn zieleleven binnenste buiten te keeren". Maar dat is een blijvende onmogelijkheid. De waan zelf is reeds een wapen in Satans hand. Zooals ook alle ongeloovige zelfonderzoeking zelf, die nimmer de rechte zelfbeproeving worden wil, doch juist deze afweert, in vijandschap tegen den Heere en Zijn Woord. Wie het zelfonderzoek van het geloof scheidt, geneest de breuk niet, ook niet „op het lichtst". Hij slaat een breuk, en verergert ze.

Radio-rede van dr Buchman.

Het „Algemeen Weekblad" geeft een gedeelte uit een radiorede van dr Buchman, den bekenden leider der naar hém genoemde , , beweging". Wij nemen daaruit twee volzinnen over. De eerste is deze:

Elk mensch heeft onmiddellijk een taak te vervullen, hij kan voor zichzelf een verandering van hart aanvaarden, hij kan besluiten om eiken dag naar God te luisteren, en kan beginnen om een wereld op te bouwen zonder haat, zonder vrees en zonder hebzucht.

De tweede, onmiddellijk daarop volgende, luidt:

Er is genoeg in de wereld voor de behoeften van elk volk, maar niet genoeg voor de hebzucht van elk volk.

Wel genoeg voor de behoeften.

Niet genoeg voor hebzucht, d.w.z. eigenwillig grijpen jiaar wat wij eigenwillig proclameeren als behoeften. Zet nu voor „behoeften" het woord „geestelijke", en de tweede volzin veroordeelt den eersten.

Een conscientiekxeet.

Als_ ik het goed zie, is het niet minder dan een consciëntiekreet als ds H. C. v. d. Brink in het kerkblad van de z.g. Geref. Kerken in Hersteld Verband onderstaand citaat geeft uit het orgaan , , Kerk en Vrede":

„Zonder eenigen twijfel valt in den bijbel oorlog onder het verbod van doodslag en 'staat dus iedere oorlog zedelijk geoordeeld als zonde. In beginsel is iedere oorlog zonde! Oorlog en Evangelie zijn een onverzoenlijke tegenstelling en God eischt van . ons, van de ongerechtigheid van den oorlog af te staan." Aan het slot staat: , , Wij roepen allen, die den naam van Jezus Christus belijden, op, met dezen naam ernst te maken."

En als hij dan opmerkt:

Deze „wij" zijn: „Het Hoofdbestuur van Kerk en Vrede". En daaronder zijn er, die den naam van Jezus Christus niet belijden, maar Hem verloochenen door Hem de kroon Zijner waarachtige Godheid te ontrooven en die Zijn Evangelie, waarvoor zij beweren in de bres te staan, van zijn kern berooven, omdat zij niet gelooven in Zijn plaatsbekleedend lijden en sterven, als den eenigen grond voor de verzoening van onze zonden en die der gansche wereld!!

Vervolgens:

De schr. beweert Ie. dat het woord „defensie" gekozen is — immers door de regeering — om ons volk te misleiden; het verholen doel zou derhalve zijn •oorlog — een absurde bewering, die lijnrecht tegen de feiten ingaat, zoodat weerlegging totaal overbodig is; 2e. dat „men" — wie kunnen dit anders zijn dan de regeering en bijna geheel het volk, behalve de overtuigde antimilitairisten — alles offert voor het militaire ge we 1 d. Waaruit dat militaire geweld in ons land blijkt, wordt natuurlijk niet aangetoond, want dat kan ook niet. Hij zegt: „Aan militaire zaken wordt nu zoo ongeveer IVs millioen gulden pe r dag uitgegeven." Maar hij verzwijgt, wat hij toch ook weet, dat ongeveer eenzelfde som gelds d a g e 1 ij k s wordt besteed aan belangen van socialen aard. Toch ook nationale belangen! Doch dat strijdt met het axioma, dat hij poneert: „de nationale belangen zijn gelijk aan de , , defensie"-belangen."

Grenst niet zulk een voorlichting (? ) van het volk aan opruiing van het volk?

Ds V. d. Brink haalt een vermaning aan de Christe- ^ke jeugd in deze dagen aan:

„Wij hebben hun allen, gelijk ook ons zelf, maar één ding te vragen: laat u bij die beslissingen leiden door Jezus Christus en door Zijn Evangelie. Jezus Christus is onze Heer. Andere heeren hebben geen recht op ons."

Daartegenover stelt ds v. d. Brink:

Jezus heeft, toen Hij op aarde was, den keizer van Rome als Zijn heer erkend. En Zijn apostel vraagt van ons in Zijn naam aan de door God verordende Overheid als onzen heer ons te onderwerpen en als bewijs, dat wij God willen vreezen, dien koning te eeren.

Wij zijn dankbaar voor dit „getuigenis" van ds v. d. Brink.

Brink. K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1939

De Reformatie | 8 Pagina's