GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Och, Heere! ik ben geen man wel ter tale... want ik ben zwaar van mond, en zwaar van tong. Exodus 4: 10.

Gods limitatie.

Wij zijn allemaal geborneerde menschen.

Wij hebben onze grenzen.

De grenzen van ons weten, en van ons kunnen, en van ons durven, en van ons gelooven, en van ons vertrouwen, en van onze liefde, en van onze hoop.

Die grenzen hebben we zelf niet getrokken.

God heeft die limieten gesteld, door Zijn limitatie. Zijn begrenzing van onze persoonlijkheid.

Die grenzen liggen niet open en bloot; ze zijn niet gemarkeerd met prikkeldraad. Gods onzichtbare hand heeft ze getrokken, en Hij weet precies waar ze liggen. Hij alleen. Daarom roept Hij Zijn kinderen nooit buiten de grenzen van wat voor hen, door genade, en met Zijn hulp en kracht, m o g e 1 ij k is. Dat is nu het groote verschil tusschen goddelijke en menschelijke roeping. Menschen kunnen ons een taak opleggen, die te zwaar is voor onze schouders. Men kan ons wel alles lm a k e n, maar we kunnen niet alles z ij n. I-iet gaat soms boven onze kracht. Men dringt ons dan over onze eigen gi'enzen heen. En dat wreekt izich. Zoo komt het vóór, als menschen u wat opleggen, dat z-ij ten onrechte zeggen: dat kunt gij best volbrengen! zij verleggen dan uw grenzen naar builen. Maar evenzeer komt het dan vóór dat gij zegt: ik kan dat onmogelijk doen; daar zijn mijn krachten en gaven ontoereikend toe. Gij zijt dan te goeder trouw, het kan zelfs zijn dat gij gelijk Ihebt; doch het kan ook Wezen, dat uw overgroole besclieidenheid u parten speelt, en ge uw grenzen naar binnen hebt verlegd, terwijl ze veel verder strekken.

Maar als de Heere zelf ons roept tot een taak, 'dan baat de wet der zelflimitalie niet; want de Heere weet wel waar de grenzen van ons vermogen liggen; de taak die Hij ons oplegt, blijft daar altijd binnen, ook al meenen wij van niet.

Zie het aan Mozes. De Heere geeft hem de groote opdracht om Zijn volk te bevrijden, het uil te leiden uit Egypte. Veel werd daartoe van Mozes gevraagd; hij moest naar Farao gaan en dezen bevelen Gods volk te laten trekken. Hij moest dat volk onderwijzen, het gewillig maken en organiseeren tot den uittocht. Hij kreeg opdracht na opdracht. Maar ze lagen allen binnen de grenzen van zijn kunnen en kennen, mits hij zijn kracht zou zoeken bij zijn God. Want toen de Heere God dien sterken geest van Mozes als een instrument bereid had, toen had Hij op geheel deze taak gerekend. De gaven daarvoor benoodigd had Hij in Mozes' persoonlijkheid ingelegd; daartoe was ook dienstbaar geweest dat Mozes onderwezen was in alle wijsheid der Egj'plenaren en aan het hof van Farao was grootgebracht. De ruwe steen was geslepen tot een juweel. De Heere wist alles wal in iMozes zat, en wal er dus uitkomen kon voor het groote werk, dal hem werd toevertrouwd.

De Heere kende Mozes' limitatie door en door. Maar Mozes zelf zag de limitalies anders. Zijn

grenzen krompen hoe langer hoe meer in, terwijl God met hem sprak. Heere, wie ben ik, dat ik tol r'arao zou gaan en dat ik de kinderen Israels uit Egypteland zon voeren?

Dat was zijn eerste limiet. Toen de tweede: wat moei ik zeggen tot de kinderen mijns volks? Toen de derde: zij zullen mij niet gelooven, noch mijn stem hooren. Toen de vierde: och, Heere, ik ben geen man wel ter tale, noch van gisteren, noch van eergisteren, noch van toen af toen Gij met uw knecht gesproken hebt, want ik ben zwaar van 'mond en zwaar van tong. Och, Heere, laat er dus een ander door U gezonden worden! Dit alles scheen bescheidenheid, en gepast gevoel van geringheid. Maar het was tenslotte onwil om de limitalies Gods te erkennen. En dal is geen kleinigheid, want dat raakt de eer van den Rijksvorst, die gesteld is over het koninkrijk. Daarom vertoornde God zeer op Mozes. De Heere rukte diens eigen geplaatste grenspalen uit, waarbij zijn kunnen, zijn denkeu en spreken en leiding-kunnen-geven ophield, en dreef hem verderop', naar de limieten die zijn God gesteld had. Tot zoover zou hij kunnen gaan en moeten gaan. Neen, de Heere vroeg niet hel onmogelijke van hem.. Maar daarom juist duldt hij niet dal Mozes de limitatie aangeeft, van wat hij alzoo doen en spreken en niet doen en niet spreken kan.

Die grenzen stelt God, die de koninkrijken afmeet, en ook de maat bepaalt voor wat ieder Zijner kinderen en mede-arbeiders zal kunnen.

En wat komt hel dan menigmaal anders uit dan zij verwachtten!

Want die zware mond en die zware tong van Mozes, welke hij zijn zwakheid achtte, nu, die is juist zijn kracht gebleken, toen zijn God die aanraakte met het vuur van Zijn Geest.

Wat geeft dit een vastheid en troost; ook voor allen die tol zooveel geringer taak geroepen worden dan die van Mozes, en wier krachten en talenten dus kleiner kunnen zijn; maar dit geeft hun geen recht die krachten en gaven ondankbaar te verkleinen, en voor zichzelf de limieten te stellen, die God bij hen niet overschrijden kan. Hier schuilt een zonde, die veel werk bederft in de kerk en in het koninkrijk Gods. Geroepenen, die te klein van zichzelf denken, omdat ze te klein van hun God denken. Wie werkelijk geroepen is van Godswege 'en zijn dat niet al Zijn kinderen, hetzij in of buiten een speciaal ambt? ) en zich voor die roeping gesteld weten, die doen zonde, als ze veronderstellen, dal God zich bij hen vergist in de grenzen, en van hen meer vraagt dan ze vermogen. Ik spreek niet van degenen die zichzelf in hoogmoed overschatten en groote gedachten hebben van den afstand, die er bij hen is tusschen grens en grens in het vermeende ruime rijksgebied van hun geest, en daarom verontwaardigd zijn dat anderen daar geen oog voor schijnen te hebben. Neen, het gaat hier over de oprechten, die in ootmoed gering van zichzelf denken, maar zich moeten laten corrigeeren door de roeping van hun God, die altijd op het gebed, en in de geloofsgemeenschap met Christus, kracht naar kruis, maar ook kracht naar taak geeft.

En als we dan, als Mozes, heengaan tot onze roeping, zij het al met een bevend hart, dan zal het wel aan den dag komen, dat God zich niet vergist met Zijn limitatie, en dat Hij precies weet, hoe geborneerd zijn Idnderen zijn. Dan kunnen ze dikwijls veel meer dan ze ooit vermoed hadden. De kleine kaarsen geven veel licht. En de kleine krachten doen groote dingen, omdat Christus' kracht in zwakheid wordt volbracht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's