GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAN HET HEERLIJK AMBT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN HET HEERLIJK AMBT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding.

jtDe Reformatie" is geen theologen-blad, nog minder een vakblad voor de dominees.

Dat is waar; maar even waar is het, dat zij toch wel door velen van onze Dienaren des Woords wordt gelezen en dat, wat in eerster instantie den dominé raakt, verder ook van beteekenis is voor het leven der gemeente en daarom ook zeker de belangstelling heeft van heel Gods volk.

Zoo komt het, dat ik, in overleg met den Hoofdredacteur, vrijmoedigheid heb gevonden, om in „De Reformatie" geregeld eens iets te schrijven lover de practijk van het werk van den Herder en Leeraar.

Van harte hoop ik, dat inzonderheid de jongere collega's en de aankomende collega's er iets aan zullen hebben; dal de ambtszorgen, die de ambtsblijdschap bij zoo menigeen zoo^ zeer temperen, er iets door mogen worden verlicht.

Zoo nu en dan kom ik wel in aanraking met jonge predikanten.

'Gelukkig mag ik zeggen, dat ik onder hen zoo goed als nooit iemand aantref, die niet van ganscher harte het ambt lieflieeft.

Zij vinden allen het ambt, waartoe zij geroepen zijn, een heerlijk ambt.

Zij zijn er allen zoo blij mee en zoo dankbaar voor, dat Christus, Die Zijn Kerk vergadert, beschermt en onderhoudt, hen wil gebruiken als instrumenten, door wie Hij dat werk uitricht.

Daarin ligt voor onze Kerken een groote rijkdom. Christus is niet afhankelijk van Zijn instrumenten. Hij kan Zijn werk ook uitrichten door menschen, die hun ambtswerk doen zonder vreugde, zonder liefde.

Maar regel is, dat waar de Herders dienen en arbeiden als huurlingen, de kudde daardoor schade lijdt.

Nog eens, zoo is het onder ons, Gode 2ij dank niet. He geloof niet, dat ik mij vergis, wanneer ik zeg, dat juist in de laatste jaren onze jonge predikanten zoo klaar zien de heerlijkheid van het ambt en met zooveel heilig enthousiasme ingaan tot de vervulling van het ambt.

Misschien heeft daartoe meegewerkt het feit, dat het zoo moeilijk is een plaats in den Wijngaard te vinden.

Dat is toch een gewoon verschijnsel, dat de schoonheid van een ding zich klaarder aan ons vertoont, naarmate de inspanning, waarmede het imoet worden verworven, grooter is.

Maar zeker is dit, dat een helderder inzicht in het Verbond, in den r ij k d o m van het Woord, in de taak van den Dienaar des W oor ds, de glanzen die er Hggen over het ambt van Herder en Leeraar, krachtiger hebben doen spreken.

Ik ben vast overtuigd, dat het een bittere miskenning is van Gods werk, wanneer men den toestand in ons kerkelijk leven, tegenover die van 50, 60 jaar geleden zou willen teekenen, gelijk het helaas wel gedaan wordt, met het rijmpje:

Voorheen:

„De kerken van hout. De leeraars van goud" ;

Thans:

„De kerken van goud, De leeraars van hout".

Dat is niet waar.

Laten wij beginnen met daar dankbaar voor te zijn. Over het algemeen hebben onze dominees ihun ambt zeer lief, hebben zij een open oog voor de heerlijkheid daarvan en zijn daarin bezig met groote toewijding.

Dit neemt evenwel niet weg, dat zij het met de vervulling van dat ambt wel eens heel moeilijk hebben.

Integendeel; juist liet inzicht in het gewicht en de heerlijkheid van het werk kunnen oorzaak zijn, dat iemand daardoor zich gedrukt en — geremd gevoelt.

Laat ik dit al dadelijk mogen zeggen ten troost van die jonge dominees en hulppredikers, die het zoo zwaar hebben.

Dat gij het zoo zwaar hebt bewijst heelemaal niet, dat gij niet voor het ambt zoudt deugen; de oorzaak daarvan kan heel goed zijn een ambtsbesef, dat u, als gij, door Gods goedheid, eenmaal dien angst, dien druk overwonnen hebt, tot uitnemende, boven anderen uitstekende Dienaren des 'Woords zal maken. Die angst en die druk m o e - t e n evenwel overwonnen worden.

Zij hinderen u in de vervulling van uw roeping; ook zijn zij niet goed voor den Heere — Hij, Die ons roept, wil ons ook geven alles, wat wij tot het volbrengen van die roeping noodig hebben. Die angstige bezorgdheid is daarom in den gi'ond der zaak ongeloof, wantrouwen, waaraan gij zeker geen plaats in uw leven geven moogt.

„Ja maar", zegt ge, „ja maar, het is zoo moeilijk". En dan denkt ge vooral aan dat klaar krijgen van uw preeken, lederen Zondag opnieuw.

Ja, ik weet dat wel, hoe ontzaglijk zwaar menigeen het in de eerste jaren daarmee heeft.

Daar zijn niet weinigen, die zich des Maandags zoo prettig en opgelucht gevoelen.

Maar nauwelijks is het Dinsdagmorgen, of zij zien aan de kim de wolken al weer omhoog komen. Woensdag gaat nog zoowat, maar Donderdag is de hemel alweer heelemaal betrokken en die betrokkenheid wordt zwaarder, duisterder, naarmate de Zaterdagavond dichterbij komt. De laatste dagen van de week leven zij in verschrikkelijke spanning. Zij kunnen zich met niets anders bezig houden dati met hun preek.

De dagen zijn te kort.

De nacht moet te hulp geroepen.

Tot in den morgen van Zaterdag, van Zondag zitten zij op hun studeerkamer.

Die wat zwak van zenuwen zijn, leven in een overspanning, die op den duur hun kracht breekt.

IMaar ook wie sterker is, voelt zich toch des Zondagsmorgens niet frisch en flink en de Maandagmorgen brengt met het gevoel van ontspanning tegelijk een gevoel van uitputting.

Voor zulke dominees is het een heerlijkheid, dat

zij eens een vacaturebeurt hebben te vervullen, en zij vrij zijn preeken te maken.

Niet omdat zij preeken maken geen mooi, maar omdat zij het zoo'n zwaar werk vinden.

Zoo wordt, wat het heerlijkste, het sclioonste is in iemands leven, tot een voortdurend, martelend kruis.

Zoo wordt de Zondag, waarop men, als Christus' dienstknecht, Zijn volk mag dienen met Woord Gods; de Zondag, die als een feestdag telken week moest worden ingewacht, tot een berg, een duistere dreiging, waartegen men opziet, waarvan men zegt: „Was ik er maar weer overheen".

En niet weinigen zijn er, die hierdoor er toe : komen om te zeggen: „Ben ik wel geschikt voor het ambt, zou ik het maar niet liever neerleggen? "

Ja, dat is moeilijk.

En nu wil ik zoo graag in deze rubriek beginnen met eenige dingen te zeggen, die misschien kunnen meehelpen om bij deze en ^ene die moeiten wat licliter te maken.

Natuurlijk zal, wat ik zeg, in hoofdzaak liierop neerkomen, dat ik vertel hoe ik het heb met mijn preek-maken, een methode, waarbij ik mij altijd wèl heb bevonden, die mij, na meer dan 25 jaar, inderdaad nog eiken Zondag tot een feestdag maakt, waarnaar ik verlang, die zijn glans vooruit werpt over de laatste dagen der week.

Niemand zal deze methode onveranderd behoeven over te nemen. Ik geef van tevoren toe, dat er wel enliele dingen zijn, waarin een ander het beter weet en doet.

Ik geef alléén maar mijn ideeën, of het misschien oorzaak mocht zijn van meer vreugde in het leven van dezen of genen medebroeder in. de bediening en daardoor van grooteren wasdom van 's Heeren Kerk.

De volgende maal begin ik dan D.V. enkele artikelen over: „Hoe maak ik mijn preek? "

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

VAN HET HEERLIJK AMBT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's