GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZENDING EN EVANGELISATIE

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vruchten van Tambaram.

III.

Het centrale thema.

Het centrale thema van de conferentie te Tambaram was: de kerk.

Er waren er wel te Tambaram, zooals b. v. Stanley Jones, die liever over „het Koninkrijk Gods" hadden gesproken dan over de kerk, en die van oordeel waren, dat de kerk ten koste van het Koninkrijk Gods in het middelpunt der besprekingen werd geplaatst, i) Maar de conferentie heeft bewust de kerk als het centrale thema gesteld en gehandhaafd.

In 16 afzonderlijke secties werd dit thema van verschillende kanten nader bekeken: 1. het geloof waardoor de kerk leeft; 2.' wezen en taak van de kerk; 3. haar taak om het Evangelie te prediken; 4. kcr]< elijke zending; 5. het getuigenis van de kerk met betrekking tot de niet-christelijke godsdiensten; 6. de methode der prediking; 7. het innerlijke leven der kerk; 8. de inheemsche predikanten; 9. onderwijs en medische dienst; 10. plaats en taak van den zendeling in de toekomst; 11. de christelijke pers; 12. de economische basis van de kerk; 13. de kerk in verband met de veranderde sociale en economische omstandigheden; 14. de kerk in verband met de internationale verhoudingen; 15. kerk en staat; 16. samenwerking en eenheid.

Confrontatie met de wereldvraagstukken van h e d e n.

Zooals u ziet waren dit vrijwel alle actueele vraagstukken, die heel de kei-k aangaan. Verschillende van deze onderwerpen werden dan ook op de internationale kerkelijke conferenties te Oxford en Edinburgh reeds besproken.

Te Tambaram heeft de Zending zich geconfronteerd met de wereldvraagstukken van heden. De Zending staat niet los van de wereld, maar staat er midden in.

Feitelijk is hier sprake van een wisselwerking van problemen, want het is niet zoo, dat de zending zich eerst in 1938 (Tambaram) is gaan bezinnen op vraagstukken, waarmee de kerken in de zendende landen zich tevoren reeds hadden beziggehouden (Oxford, Edinburgh). Maar we moeten het zóó zien: Nu de tegenstelUngen in de wereld tusschen het Koninkrijk Gods en hét Koninkrijk der wereld zich toespitsen, komen de vraagstukken, die de zending, arbeidende op de frontlinie van het Koninkrijk Gods, reeds vanaf het einde der vorige eeuw onder oogen had gezien, ook in het bereik van de kerken in het vaderland, en omgekeerd noodzaken de groote veranderingen in de geestelijke constellatie der Westersche wereld de zending weer allerlei vraagstukken opnieuw te bezien tegen den achtergrond van deze veranderde wereldsituatie.

Zoo is het niet te verwonderen, dat de golfslag van de geestelijke wereldbewegingen van dezen tijd hoorbaar is in de verslagen en besluiten van de Conferentie te Tambaram, En wie een indruk wil ontvangen van de groote geestelijke conflicten in de wereld van heden en van de taak der kerk in den geestelijken en zedelijken chaos van dezen tijd, leze de boeken van Paton en Kraemer, ter voorbereiding van Tambaram geschreven, en verdiepe zich in de rapporten van deze wereldzendingsconferentie.

Meer dan ooit te voren zijn hier uit vele kerken en van alle zendingsterreincn der wereld tallooze berichten, vragen en nooden bijeengebracht en is een poging gedaan deze vragen gemeenschappelijk te beantwoorden in het licht van Gods Woord. Zoo is in de rapporten van Tambaram een schat van gegevens verzameld, die ongetwijfeld in de komende jaren van zendingspraclijk en zendingsstudie van groote beteekenis zullen blijken te zijn, niet het minst voor de inheemsche kerken op het zendingsveld, waarschijnlijk nog meer dan met de rapporten van Edinburgh 1910 en Jeruzalem 1928 het geval is geweest.

Deze rapporten mogen dan ook zeker gerekend worden tot de meest belangrijke vruchten, die Tambaram voor de wereldzending heeft opgeleverd.

Terug tot den Bij bel.

Hoe meer men deze geschriften bestudeert, hoe meer men wordt uitgedreven naar God, Die deze wereld regeert en leidt, en naar Zijn Woord, dat staat als een rots temidden der woedende baren. „Tot de Wet en tot de Getuigenis! Zoo ze niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat ze geen dageraad zullen hebben". Dit woord van Jesaja klinkt door tot in het hart van lederen geloovige, die zich met de wereldvraagstukken van heden bezigiioudt. En het stemt ons tot groote dankbaar- Iheid jegens God, dat deze toon ons ook tegenklinkt bij het lezen van de rapporten van Tambaram.

•Ook dit is een „vrucht", die voor de geheele wereldzending van groote beteekenis kan zijn.

De nadruk, die b. v. in het rapport van Sectie I op de beteekenis van Gods Woord wordt gelegd, is onmiskenbaar en van te grooter waarde, omdat dit rapport min of meer als de grondslag van de toekomstige actie van den - Internationalen Zendingsraad kan worden beschouwd. Na eerst den nood en de verwarring in de wereld van dezen tijd te hebben geschetst, wijst het rapport op het verlossende en herscheppende werken Gods door de zending van Zijn Zoon Jezus Christus, Die de zonde der wereld wegdroeg en het Koninkrijk Gods in beginsel op aarde herstelde. En dan eindigt dit gedeelte van het rapport, dat als opschrift „het hart van het Evangelie" draagt, imet deze woorden (p. 18): „Zal de kerk dit haar geloof in zijn geheel eenig karakter en genoegzaamheid en kracht weer bezitten, dan zal één onmisbare zaak vooral in dezen tijd met bijzonderen nadruk naar voren moeten worden geschoven, n. 1. dat de kerk bij den voortduur haar levensvoedsel betrekt uit den Bijbel. Om die reden roepen we alle Christenen vrijmoedig op tot oen dieper en consequenter bestudeering van den Bijbel, die het chi'istelijk geloof de eeuwen door heeft onderwezen en onderhouden. Slechts wanneer de Christenen, in het licht van den Bijbel, met elkander in gebed en overdenking de leiding zoeken van den Heiligen Geest, zullen zij in staat zijn hun roeping te vervullen temidden van de verwarring en het ongeloof van dezen tijd".

Wanneer in de tweede sectie gehandeld wordt over het wezen van de kerk, belijdt het rapport in bijbelsche en klassiek-confessioneele bewoordingen de kerk als het „Lichaam van Christus" en de gezegende gemeenschap aller geloovigen, de „gemeenschap der heiligen", gebouwd op het fundament der apostelen en profeten", (bl. 26); en sprekende over de laak van de kerk wijst het rapport op Matth. 28:19—20 als locus classicus en verklaart onmiddellijk daarna, dat deze taak in de eerste plaats rust op de plaatselijke kerk (p. 31, zoo ook in de vierde sectie, p. 43): „De kerk en de kerk alleen kan de verantwoordelijkheid dragen van het overbrengen van het Evangelie van het eene geslacht op het andere, van het bewaren van de zuiverheid van het Evangelie, en van het prediken van het Evangelie aan alle creaturen. In de kerk en in de kerk alleen ontvangt de gemeenschap van Gods volk de gaven, die God schenkt aan Zijn kinderen in Woord en Sacrament" (p. 29).

Bij de bespreking van de taak der evangelioprediking wijst het rapport op de groote beteekenis van bijbelcursussen (p. 38).

In de vijfde sectie, die had te spreken over „de kerk in relatie tot de niet-christelijke godsdiensten", komt deze meer bijbelsche üislag ook heel duidelipc tot uitdrukking. Uitdrukkelijk wordt de meening verworpen (b!. 53, zie ook bl. 25), dat de godsdienstige geschriften der niet-christelijke volken een inleiding zouden vormen op het N. T. en dus de plaats van het O. T. zouden kimnen üinemen, zooals vroeger wel werd beweerd. ^) Deze uitspraak kwam echter niet tot stand dan na langdurige discussie en nadat het rapport zelfs eerst in zijn geheel was teruggewezen. Ook nu vertoont het rapport hier en daar nog de sporen van zijn eerste lezing en bleef er een groepi beslaan, die „openbaringswerkzaamheid Gods in de nietchristelijke godsdiensten" als een voorbereifling voor het geloof in Christus beschouwde. Maar onmiskenbaar is toch het streven het Woord Gods als richtsnoer te gebruiken bij het beoordeelen der verschillende godsdiensten. Op het rapport van deze sectie') hoop ik later trouwens nog afzonderlijk terug te komen, wanneer de in de pers aangeikondigde nieuwe studie van Dr Kraemer met een bespreking van de op zijn boek uitgebrachte critiek, verschenen zal zijn. *)

Ik wil hier alleen nog wijzen op een uitspraak in hel rapport van de 7e sectie (over „bet innerlijke leven der kerk"). Een van de „recommandations" van deze sectie luidt: „Wetende, dat w^ alleen door de Heilige Schrift God in Zijn openbaring van Zichzelf aan den mensch kennen, en dat deze kennis de basis is van ons geloof en van onzen eeredienst (worship), dringen wij aan op het passend gebruik van schi-ifluurlijke uitdrukkingen in gebed en dankzegging en op een systematische voorlezing van zorgvuldig uitgeko'zen schriftgedeelten, zoowel van het Oude als van het N. T., in den openbaren eeredienst, met de bedoeling te geraken tot de kennis van den geheelen Bijbel". Met het oog daarop dringt het rapport ook ernstig aan op „een nieuw onderzoek van de schatten, die hel Oude Testament bevat", want juist het Oude Testament werd vroeger te veel verwaarloosd of als niet wezenlijk tot Gods Woord behoorend beschouwd. Wel moet „het O. T. gezien worden in het licht van het Nieuwe", maar het vormt daarop toch „de door God zelf vastgestelde inleiding". Een meer systematisch, aandachtig, godvruchtig lezen van den Bijbel, zoowel persoonlijk als in het gezin, wordt dringend aanbevolen (bl. 66, zie ook bl. 70 en 76). De Bijbel behoort het richtsnoer te zijn voor het leven en denken van de inheemsche kerken.

Het verwondert dan ook niet, dat de 8e sectie, die o. a. het vraagstuk van de theologische opleiding behandelde, daarbij in de allereerste plaats.

wees op de noodzakelijkheid van „een degelijke 'kennis van den Bijbel, zoowel van den Bijbel als geheel, a!s van zijn verschillende deelen" (bl. 81). En dezelfde eisch geldt vanzelfsprekend in niet mindere mate de zendelingen zelf (10e sectie, p. 99).

De 11e sectie, die een program had op te stellen voor christelijke litteratuur, constateerde de groote behoefte aan populaire bijbelverklaringen (bl. 108, 109).

Over de vertaling en verspreiding van den Bijbel zelf en de daarmee verbonden vraagstukken werd iook in deze sectie beraadslaagd (bl. 103, 106, 108, 112).

Humanistische wanklanken.

Natuurlijk bevatten de verschillende rapporten ook allerlei uitspraken, waarmede wij moeilijk kunnen instemmen of waarmee wij het in het geheel niet eens zijn. De humanistische klank van het streven naar „wereld ver be tering" is zeker nog niet geheel verdwenen (inzonderheid in het rapport van de 13e sectie valt deze toon van het activisme te beluisteren), maar als geheel genomen kan men zonder overdrijving zeggen, dat te Tambaram de Internationale zendingsactie haar koers heeft veranderd; dal sinds verleden jaar gestevend wordt in een meer bijbelsche richting.

In dit verband is ook merkwaardig het slot van de rede, waarmede Dr Mott de Conferentie opende: „Het belangrijkste is, dat wij luisteren naar Gods stem". Mott moge lüerbij misschien niet in de eerste plaats hebben- gedacht aan den jBijbel, hij eindigde toch met in herinnering te brengen „twee woorden van de Schrift", als de beste samenvatting van de houding, die de Conferentie te Tambaram, naar hij hoopte, zou typeeren. Het eerste van deze woorden was Ps. 62:1: „ÏMijn ziel is stil tot God", en het tweede Samuels antwoord op de roepstem Gods (Sam. 3:9, 10): „Spreek, Heere, v/ant Uw knecht hoort".

Ondanks allerlei bezwaren, die tegen sommige uitspraken van de Conferentie terecht kunnen worden ingebracht, en die meer dan eens de kern van 't Christendom raken (het is nog geen tijd om te juichen!), toch valt het niet te ontkennen, dat deze bede van haar grijzen voorzitter typeerend is voor den geest, die Tambaram beheerschte. Wïe van ons zou zich daarover niet van harte verheugen? Ook al weten wij heel goed, dat de leuze: „terug tot den Bijbel" voor een Gereformeerde heel wat anders inhoudt dan voor een Barthiaan of een „moderne" ^), toch verheugen wij er ons over, dat de Internationale Zendingsraad duidelijk heeft uitgesproken zijn actie en studie op den Bijbel te willen fundeeren.

Hoe meer dal het geval is, hoe belangrijker zulk een Conferentie voor ons is. Toch zullen wij daax-naasl nooit onze eigen principiëele zendingsstudie kunnen missen. Daarvoor nemen wij als Gereformeerden oen te geïsoleerde positie in. En •ook te Tambaram is het weer gebleken, dat de groote heterogeniteit het juist in belangrijke gevallen vaak moeilijk maakt tot een oplossing of tot een beslissing te komen, die meer is dan een algemeene en dus niets meer zeggende uitspraak. Meer dan eens moesl te Tambaram met een naast elkaar plaatsen van de verschillende opinies worden volstaan. Ook zóó behouden echter de op degelijk onderzoek en langjarige ervaring berustende rapporten en discussies te Tambaram voor ons groote waarde.

Ten aanzien van Ned. Indië heeft de Conferentie te Tambaram eveneens verschillende belangrijke vruchten opgeleverd, m. n. op het gebied van de christelijke pers. Ook heeft het streven naar nauwere samenwerlcing, o. a. door middel van een Ned. Indischen Zendingsraad, weer een nieuwen stimulans ontvangen.

Een principiëele bespreldng van de vraagstuldcen, die hiermee verbonden zijn, is binnen het bestek van dit drietal artikelen echter niet mogelijk. Wij hopen er daarom binnen niet te langen tijd nog eens afzonderlijk op terug te komen.


1) Men zie daarover zijn artikel „Where Madras missed its Way" in „The Christian Century" van verleden jaar.

2) Men zie daarover mijn artikelen over het boek van Prof. Kraemer in den vorigen jaargang van „De Reformatie", en voorts mijn artikel in „Vox Theologica" van Maart 1938: „Het Oude Testament en de Zending".

3) Het Rapport en de discussie daarover zijn opgenomen in het derde deel van het groote rapport over de Conferentie van Tambaram, getiteld: „Evangelism".

4) Het eerste deel van de Tambaram-serie, „The Authority of the Faith", bevat een aantal artikelen van vooraanstaande leiders in de wereldzendingsactie over liet boek van Prof. Kraemer.

5) Men leze bijv. maar eens wat Mej. Dr Harkness, één van de leden der Conferentie, daaronder verstaat in haar artikel „The Theological Basis of the Missionary Message" in het October-nummer (1939) van „The Intern. Rev. of Missions". Sprekende over de laatste der fundamenteele geloofswaarheden, die h.i. een plaats moeten vinden in iedere „oecumenische theologie", n.l. dat de bijbel de grondslag moet zijn van ons geloof, voegt zij er aanstonds aan toe, dat „de bijbelsche autoriteit natuurlijk niet dogmatisch of letterlijk maar dynamiscli (vitally) moet worden opgevat". En wat dat in de practijk beteekent, blijkt wel uit haar spreken over de synoptische Evangeliën, die volgens haar niet een door Gods Geest geïnspireerde authentieke weergave bieden van historische gebeurtenissen, maar eenvoudig een neerslag zijn van hetgeen de Christenen der eerste eeuw over Jezus dachten („wrapped up though they are in first-century interpretation"). Tusschen Jezus en Paulus maakt zij dan ook nogal een diepgaand onderscheid. Paulus is haar te veel de systematicus van de christelijke theologie der eerste eeuw.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1940

De Reformatie | 8 Pagina's