GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPVOEDING EN ONDERWIJS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VRIJE SCHOOL OF CHRISTELIJKE STAATSSCHOOL?

Het geroep om onderwijsvernieuwing is niet van de lucht. Daarbij gaat het maar niet om min of meer belangrijice didactische kwesties. Neen, het geheele onderwijs moet op de helling. Ook de wettelijke regelingen wil men herzien, teneinde te komen tot een modem, nationaal Nederlandsch onderwijsstelsel. Het is dan ook niet te verwonderen, dat het probleem van de verhouding tusschen Kerk, Staat en School opnieuw aan de orde komt. Immers, Kerk en Staat beide- hebben belang bij" de ontwikkeling van de jeugd van ons volk. Het ligt dan ook voor de hand als men zich in onzen na-oorlogschen tijd opnieuw gaat bezinnen op ons schoolstelsel, dat allerlei problemen die zich vroeger voordeden, ook nu weer aan de orde komen.

Daar is allereerst de verhouding tusschen Staat en School. Is de overheid gerechtigd onderwijs te doen geven? Ligt het op den weg van den Staat de leiding van de geestelijke ontwikkeling van het volk op zich te nemen?

In „Onze Strijd in de St. Generaal" door Prof. Diepenhorst wordt op pag. 470 met instemming aangehaald een woord van Mr Hubrecht: „De Staat kan niet schoolmeesteren, wijl hij noch godsdienstige belijdenis noch paedagogische beginselen heeft en daarom een neutraliteit moet najagen, die. practisch op bevoorrechting van het modemisme en bestrijding van het Christendom uitloopt".

Dat beteekent natuurlijk allerminst, dat de Staat niets met het onderwas te maken zou hebben. Zeer zeker heeft de Staat maatregelen te treffen om het ontwikkelingspeil van het volk zoodanig te doen zijn, , dat het niet bij andere volken achter staat. Daarvoor zal de Staat zich financiëele offers moeten getroosten, immers de bekostiging van het onderwijs gaat de krachten van zeer veel ouders te boven. Ook heeft de Staat een zekere leiding te geven bij den opbouw van een nationaal schoolstelsel, maar hij is niet geroepen zelf onderwijs te geven. De proef is in Nederland genomen, maar niet geslaagd. De z.g. neutrale Staat wilde opvoeden tot christelijke en maatschappelijke deugden. De godsdienst werd uit de school verbannen en zij werd „een secteschool der modernen". Zoo ontstond de schoolstrijd, die aan ons volk den zegen van de vrije school gaf. Twee derde van de kinderen van ons v^lk bezoeken dagelijks de vrije school, waar het onderwijs kan worden ingericht overeenkomstig de godsdienstige overtuiging der ouders. Maar nu dat andere derde deel, dat nog op de Staatsschool gaat! Duizenden kinderen in ons land groeien op zonder ooit van den Christus te hooren, noch hl huis noch op de school.

Dat is een diep ernstig ding, dat ons niet onberoerd mag laten. Er zit dan ook iets sympathieks in als Dr Van Niftrik aan ons volk een school wil verschaffen, „die Bijbel en Christendom wil erkennen als waarden en grootheden, die alleen in staat zijn ons volk geestelijk te vormen". Dr Van Niftrik e.a. meenen dat de Kerk hier een roeping heeft. De neutraliteit van den Staat moet zij trachten te doorbreken, teneinde te komen tot een Chr. Staat en een Chr. Staatsschool. Laten we ons de consequenties van dit .standpunt eens even indenken. Een Chr. Staatsschool, zal ze tenminste met recht dien naam kunnen dragen, moet Chr. onderwijzers hebben, te benoemen door den Staat. En die Chr. onderwijzers geven les aan kinderen van socialisten, communisten, Joden, Roomschen, Gereformeerden etc. Moeten dé ouders, die principieel tegen Chr. onderwijs zijn, zich dat op laten dringen? Dat zou je reinste gewetensdwang zijn. Er is vrijheid van onderwijs in ons land, gewaarborgd bij de wet en zoo moet het zijn en bUjven. Maar •— die vrijheid is er niet alleen voor den Christen, ze moet er even goed zijn voor een niet-Christen, natuurhjk met inachtneming van de wetteUjke bepalingen, dat geen leeringen verspreid mogen worden strijdig met de goede zeden of aansporende tot ongehoorzaamheid aan de wetten deslan^s. De overheidsschool moet meer en meer verdwijnen. ledere groep moet naar eigen overtuiging haar school inrichten. Noch aan den Staat noch aan de Kerk is de opvoeding der kinderen opgedragen. Naar duidelijke uitspraak van de Schrift behoort zulks tot de taak der ouders. En daarom moet de Staat geen scholen stichten en daar als schoolmeester optreden; evenmin is het gewenscht dat de Kerk optreedt als schoolbestuur.

De Staat heeft die maatregelen te nemen, waardoor ieder ouder zijn kinderen schoolonderwijs kan , laten geven, overeenkomstig den geest, die in zijn' gezin leeft, terwijl de Kerk het ambt der geloovigen Mj de Kerkleden moet activeeren, opdat zij het initiatief nemen een zoodanige school te stichten, die een verlengstuk vormt van het Chr. gezin. Slechts daar, waar dat initiatief ten eenenmale ontbreekt, treedt de Staat op. Zoo wordt verwezenlijkt, wat onze voormannen in den schoolstrijd altijd als ideaal voor de oogen heeft gestaan: de vrije school regel, de Openbare School aanvulling. Dan zou ook de kwestie van den Bijbel op de Openbare School haar natuurlijke oplossing kunnen vinden. Op de huidige Openbare School met haar neutraliteitsbeginsel is voor den Bijbel geen plaatss Men wil hem als een boek van hooge cultureele waarde annexeeren. Maar dat is een vergrijp aan het Woord Gods, waaraan geen enkele Staat zich bezondigen mag. Zet men evenwel de Staatsschool om in vrije scholen, die uitgaan van vereenigingen met bepaalde Statuten, dan kunnen de Besturen zich bezinnen in hoever Bijbelsch onderricht gegeven kan worden door zelf gekozen onderwijzers. De volle verantwoordehjkheid wordt dan gedragen door de besturen, i.e. de ouders.

Verwonderlijk is, dat de commissie die door de Vereeniging „Volksonderwijs" belast was een rapport samen te stellen t.a.v. een e.v. nieuw onderwijs beheer, 'dit niet heeft ingezien. In Juli '45 verscheen het rapport en daaruit bleek, dat de commissie niet den weg op wil van de vrije school. Ze meent, dat de Overheidsschool raoet blijven de normale school, die, de leiding moet hebben op 't gebied van 't onderwijs. Thorbecke, de geestelijke voorvader van deze commissie-leden dacht er anders over.

Op 24 Nov. 1852 sprak hij in de Tweede Kamer bij de begrootingsdiscussie • de volgende - woorden: , , Eeh land waar enkel bijzondere scholen zijn, zou zich zeer wel kunnen bevinden. Het onderwijs is geen taak van de Regeering. Zij moet alleen voor publiek onderwijs zorgen, omdat bijzondere personen gemeenlijk te kort schieten".

Indien bij de huidige vo'orstanders van de Openbare School deze ideeën van Thorbecke weer gemeengoed werden en de Staatsschool eindelijk eens ontvoogd zou worden, zou men de concurrentie met de huidige Bijz. School niet meer behoeven te vreezen. Ben onderwijsvemieuwingsactie in deze richting zou goede resultaten kunnen afwerpen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's