GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Het bericht van het overUjden van den wereldberoemden profeet van den Wereldstaat en den Wereldvrede, den geweldigen optimist, H. G. Wells, heeft over heel de wereld veel pennen in beweging gebracht.

In „Les Nouvelles littéraires", zegt René Lalou: Niemand is onsterfeUjk, maar het zal miUioenen menschen, gewend om bij elk gebeuren Wells' stem te vernemen, moeilijk vallen, dit bericht te accepteeren.

Dit herinnert aan de reactie van een geestig Parijzenaar, wien men vertelde, dat Talleyrand was overleden. Wat zou, dus zei hij, die man daar nu weer mee bedoelen? Wells was de meest stoutmoedige profeet van het humanisme, dat, als onze wijsgeer Heymans het eens zei, gelooft, dat eens alles goed zal worden. Hejonans was echter een psycholoog, en hield den modernen mensch zijn beeltenis voor: vervreemd van u zelf, vervreemd van den naaste, vervreemd van den grond der dingen.

Dit nu werd met kracht door Wells weersproken. Hij geloofde in den mensch, in zijn gezond verstand, in zijn kennen en kunnen.

Hij voorspelde, als eens Jules Veme, vele wonderen der techniek, maar hij deed het minder argeloos als die Franschman. Hij had er zijn doel mee, n.l. zijn tijd te sterken in het geloof, dat de mensch bij machte is een wereldrijk te stichten, waarin zijn vrede en geluk volkomen zal zijn.

Eens zou die groote dag komen, de „achtste dag", waarop het leven geheel vernieuwd zou zijn, en dan eerst zou de historie der menschheid voor goed beginnen. Dan zou de mensch groot zijn. Zóó groot, dat Wells op hem durfde toe te passen, wat de Schrift zegt van den Drieëenigen God. Den mensch zal, dus eindigde hij zijn 'OutUne of history' de aarde zijn tot de voetbank zijner voeten en hij zal zijn rijk verheffen te midden der starren.

Wat den modernen mensch over heel de wereld boeide was ook de Engelsche onverstoorbaarheid van Wells. Hij liet zich door een wereldoorlog niet neerslaan. Zijn verwachting werd daardoor zelfs gesterkt.

Reeds op den drempel van onze eeuw, toen de menschen nog gedrukt schenen door den weemoed van de , , Pin de siècle" — stemming in het laatst der heengegane — werd gretig geluisterd naar Wells, die in zijn , , Anticipations", den nieuwen schoonen tijd voorspelde. Kreeg men toen ook niet de wereldconferentie van den Tsaar van Rusland, om de ontwapening en den wereldvrede voor te bereiden ?

Na de teleurstelling kwam er een optimisme los, dat geen grenzen kende. En Wells was de stoutste profeet. Lalou gewaagt zelfs van zijn „apostolaat". Men was toen, zelfs in onzen kring, zeer gul met de toewijzing daarvan, zij het dan ook in strenge distributie.

In 1901 wees dus Wells reeds op den komenden wereldstaat, de nieuwe Republiek zooals hij toen zei, waarin de mensch door wetenschap en techniek heel zijn leven volkomen zou beheerschen, een nieuwe religie zou kennen zonder Woord en zonder gebed, het groote doel, waarvoor hij werken moest, zijn God zou noemen, en waarin hij misschien wel niet de onsterfeUjkheid zou winnen, maar toch de vreeze des doods niet meer zou verstaan.

Zijn begeeren was de wereld te sterken door dit geloof. Er is, zeide hij, geen absolute onmogelijkheid. De mensch kan bereiken, wat hij wil, als hij het ideaal maar goed stelt. En dat ideaal werd immers door hem geteekend.

Maar men moest zich niet laten terugschrikken door nog een oorlog, of welke catastrophe dan ook. De weg naar den wereldstaat der toekomst kende vallen en opstaan, maar komen zou men er. En wie weet hoe spoedig.

Toen de eerste wereldoorlog den humanisten overviel, werden velen wanhopig. Zij verloren den moed, maar Wells blies de doovende kool weer aan tot vurigen gloed. In 1914 kwam een nieuwe uitgaaf van zijn „Anticipations" en hij deed er toen een vroord aan voorafgaan. Ik las alles nog eens over, zeide hij, maar behoef niets te veranderen. Alleen dit wellicht. Hij geloofde niet meer hierin, dat enkele machtige menschen de nieuwe wereld zouden brengen. Gesprekken met het sociaUstisch echtpaar, de Webbs, maakten hem bang voor het sooiaüsme en de macht van een bepaalde klasse. De nieuwe RepubUek zou niet zijn een type of een klasse van menschen, maar een macht in des menschen geest en in de menschheid. Er moest wel een regeering zijn natuurüjk, maar de eigenUjke orde berustte toch op een algemeene geschiktheid; een „conenience", een „collective Mind", en een anarchisme, obel en edel, zou de uitkomst daarvan zijn. AUe enschen zouden ten slotte buigen voor de naakte edeüjkheid van den wereldstaat. Bij den vrede na en eersten wereldoorlog leefde, naar wij weten, a moed van het humanisme weer op. En opnieuw as WeUs de profeet van het meest bUjde optimisme. De wereld ontving van zijn hand een nieuwe ereldhistorie, zijn „OutUne", en daarin was zijn erwachting voor de menschheid nog gestegen. Hij geloofde in de evolutie, naar het model van arwin, al kon hem de afstamming, die deze verelde, die van den-gorilla of oerang oetang, niet eel schelen. De oorsprong van den mensch mocht n het duister Uggen, dit was zeker, dat de wereld en historie kende van milUoenen jaren, en een half ilüoen jaren geleden was de bekende „Old Man" r reeds, wiens portret hij prachtig gekleurd in zïjn erk opnam.

De wereld was toen nog ontzettend wreed, maar aren wij ten slotte niet reeds ver gevorderd?

En waarom zou die ontwikkeling worden getoord?

Wells zag aan het eind van deze periode geen Uebermensch als Nietzsche, zijn ideale mensch was meer de volmaakte EngelscSiman, evenals zijn wereldrijk een alles omvattend Engelsch imperium geleek, waarin de blanke menschheid heel het leven zou bepalen. Hij wees de Heiüge Schrift volkomen af. Van den val des menschen mocht niet worden gesproken, en Jezus van Nazareth was voor hem niet dan een goedöioedigen revolutionair. De apostel Paulus had zijn leer bedorven. De mensch was in wezen goed en zou volkomen goed worden. En was er ooit een schrijver, die de meest oppervlakkige wijsheden met grooter zelfbewustheid verkondigde? MilUoenen geloofden juist daarom in zijn woord.

Zijn geschiedenis der menschheid doet denken aan dien humoristischen onderwijzer, die zijn leerlingen deze vraag stelde: hoe komt het toch, dat de groote rivieren juist bij groote havensteden uitmonden? Een snuggere leerUng mocht vragen: maar meester, de rivieren waren er toch eerst, de moderne humanist wild© zulke vraag zelfs niet stellen. Wells, wist het en Wells voorspelde met groote zekerheid, en zoo zou het dan ook zijn.

Wilson stelde zeker te leur, en de VoUtenond was nog niet wat wij mochten verwachten. De mannen aar hebben geen Ucht, klaagde Wells. Zij denken nog in oud© versleten .vormen. Zij wiUen nog weten van souvereiniteit, en van ©en bond van staten of volken. Maar wij moeten verwachten den bond van enschen, menschen van goeden wille, die gelooven n het „in menschen een welbehagen".

Wat mocht men niet verwadhten in een wereldstaat, met wereldrecht en wereldvrede? Geen achterbuurten meer, waarin zooveel genie verstikte, geen loopgraven meer, waarin nog meer geme ten onderging?

Het mocht nog lang duren, maar die groote dag kon ook komen als „een dief in den nacht", wanneer plotseUng een sterk© wind de deuren openbrak, alle hindernis deed verdwijnen, en het Ucht zou zijn over al. Want, zoo voorspelde hij, de mensch zou de diepste gelheimen zelfs van het atoom ontdekken en gebruiken tot zijn welzijn.

Welnu, zoo mocht de wereld van het ongeloof het hooren. En daarom was Wells de meest populaire schrijver der wereld. MiUioenen menschen ge­

loofden in zijn profetie. Nu kwam er echter een merkwaardig ding.

Wells wijdde in zijn „Anticipations" een slothoofdstuk aan het „geloof" in de nieuwe RepubUek, den machtigen wereldstaat.

Hij vertelt daarin eerst, ho© de nieuw© reügie

zal zajn, het geloof in het dooi' hem geprofeteerde doel. In den nieuwen wereldstaat, waarmee de g'e^• schiedenis der menschheid eerst recht begint, zal van Christendom en Boeddha en Islam geen sprake meer zijn.

De mensch gelooft in zich zelf, al spreekt thij nog van God. Zoo zal hij, als er geen oorlogen meer zijn, zich geheel kunnen wijden aan zijn eigenlijke taak, aUes goed en gelukkig te maken.

Met twee problemen moest hij dan nog afrekenen, met het sterven en het geboren worden. Al wat ziek was en gebrekkig en nog misdadig behoorde te verdwijnen. De dood was verre te verkiezen boven het lijden. Maar de medische wetenschap zou den weg tot een gemakkehjken dood, de „Euthanasia" der oude Grieken, wel vinden. En dan was de^ verschrikking des doods immers verdwenen. En wat de geboorten betreft, het behoorde ons te doen te zijn om het kind, het gezonde kind, en dat kan alleen komen van. gezonde ouders. Men zou dus bet huwelijk alleen maar kunnen toestaan aan goedgekeurde lieden, het goed begrip kwam immers ook van zelf daartoe, en sterilisatie kon ook hulp brengen. Voorts was allicht het monogame huwelijk nog wel aan te bevelen, al moesten de menschen zelf weten, hoe ten dien opzichte viel te contracteeren; en als zij niet geschikt waren voor de opvoeding, kon de staat intreden. Welnu — kon Wells dan niet tevreden zijn met Hitler?

Hij voorzag den tweeden wereldkrijg, maar toen hij zijn tlheorie zag toegepast, zonk zijn hooge moed in.

De geweldige optimist werd in den jongsten wereldkrijg een hevige pessimist. En hij gaf ook daarvan getuigenis in zijn jongste werk: „Miod at the end of its tether".

Wij Nederlanders verstaan in onze dagen van melkschaarsohte en van de daarom zoo geliefde geit, deze typisch Engelsche beeldspraak zeer goed. Wij zien (hét dier gekomen tot het eind van het tuiertouw, tevergeefs reikend naar een te ver ge^ legen grassprietje.

Locke kende die grens voor den menschelijken geest. En hij zei: als het dieplood voor ons weten niet verder gaat, dan weten wij zeer wel, dat daa3> onder nog diepten liggen, maar dan is er ruimte nog voor ons geloof.

Wij zagen Wells echter trekken aan het ttiiertouw, tot hij bemerkte, dat de mensch zoo zich zelf niet anders kan dan verhangen. Hij was troosteloos... en dat vergeven de moderne, hoogmoedige himianisten van onzen tijd hem niet. De protesten waren vele.

Maar zien wij hier niet den grOoten nood van dien verwaanden ongeloovlgen modernen mensch?

Men vertelt van een humorist in Londen, die zenuwziek en wanhopig een specialist opzocht en om hulp bedelde. De dokter zei: woon maar veel de voorstellingen bij van den grooten humorist. — De arme man antwoordde: die ben ik zelf.

Zoo kunnen we het ons indenken, dat de wanihbpige Wells den dokter opzocht, die hem ried: lees Wells. Hij moest antwoorden: die ben ik, helaas, zelf.

Die de Schrift kent en gelooft denkt aan psalm 14: de dwaas zegt in zijn hart: daar is geen God. En hij bidt voor de arme wereld: och, dat Israels verlossing uit Zion kwame. Dat er toch weer uit onzen diepen nood de roep des stokbewaarders opsteeg, het eerste verlossende woord voor Europa: wat moet ik doen om zalig te worden? En een aanvaarden van het antwoord: geloof in den Heere Jezus Christus en in Zijn Woord.

Met hartelijke groeten en heübede uw toegenegen

MAROTX.

P. S. Een lezer maakt naar aanleiding van mijn brief over de vredesconferentie de opmerking of de begeerte naar schadevergoeding, naar vergelding voor geleden leed, niet naar recht is en of men annexatie niet uit zulk oogpimt kan bezien. Schadevergoeding is recht; of zij tot annexatie moet leiden is een andere vraag. Ik kan hierop thans niet verder ingaan, maar mijn bezwaar tegen het principe, het verknippen der grenzen en verdeelen der volken naar het belang der grooten, moet ik tüandhaven.

Nog ontving ik, na het schrijven van dezen brief, een schrijven van prof. Dooyeweerd, dat ik nader

hoop te beantwoorden."

, M.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 september 1946

De Reformatie | 8 Pagina's