GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OM HET VERBOND.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OM HET VERBOND.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu willen wij zien, hoe Ds H. Hoeksema denkt over het verbond. Ik behoef niet te zeggen, hoe gespannen onze aandacht daarvoor moet zijn. Meer dan ooit zijn wij in den zwaren kerkstrijd weer tot het besef gekomen van wat Gods verbond met ons en onze kinderen voor ons beteekent. De lasterlijke aanklachten van onze tegenstanders versterken ons daarin van week tot week.

We geven het woord aan Ds Hoeksema, zooals hij zich uitgesproken heeft in zijn boekje: „De geloovigen en hun zaad". Na een scherpe afwijzing van de verbondsopvatting van prof. Heijns hooren we hem zeggen: het verbond Gods is niet een zekere „weg of wijze der zaligheid, waarop God ons de heeri^jkneid zou doen deelachtig worden, zooals vele anderen het verbond omschrijven, daardoor feitelijk loochenende het eeuwige van Gods verbond; (het bestaat) ook niet in een zekere overeenkomst tusschen twee partijen, waarbij van weerszijden aan zekere voorwaarden moet worden voldaan, zooals dikwijls de voorstelling is (immers, het verbond is Godes en Hij schsnkt aan Zijne vrienden alles, wat tot den strijd en het leven des verbonds noodig is); maar in deze levende vriendschapsbetrekking, waardoor God de Heere de souvereine vriend van Zfln volk is en zij de vriend-knechten des Heeren z\jn, in Z^ne gemeenschap doelende, door genade Zijn leven bezittende en openbarende en Zijn strijd strigdende in het midden der wereld", i) Nog duidelijker wordt zijn bedoeling in een volgende viiU spraak: „Zoo is dan thans Gods verbond het leven deH vriendschap Gods in Christus. In dat verbond zijn geen aanbiedingen en geen voorwaarden. Het verbond ia louter Godes. Hij richt Zijn verbond op, Hij verkiest en zaligt" (pag. 51).

Hier hooren we al verschillende uitlatingen, die onze tegenstanders veel vreugde zullen geven. Vooral dia uitspraak: „in het verbond zijn gaen aanbiedingen en geen voorwaarden" kennen we als een veel gebruikte bewering in synodale strijdschriften. En de beschuldiging, dat de eeuwigheid van "Gods verbond feitelijk geloochend wordt, is ook ons niet vreemd!

Verder spreekt ook Ds Hoeksema over „het verschil tusschen het historisch-uitwendig verbond en zijn geestelijke kern" (59). En na een betoog, dat de leden der kerk met hun kinderen moeten worden aangesproken en behandeld als het volk Gods, heiUgen en geliefden in den Heere, onderscheidt hij „een verkoren kern en eeöT verworpen bolster", en zegt dan: „In dezen zin genomen nu, hebben wij dan ook niet het allerminst bezwaar om te spreken van een uit-en inwendig verbond der genade. Als slechts de organische idee wordt vastgehouden. En als slechts gehandhaafd blijft, dat het geheel van Gods kerk op aarde, van de geloovigen met hun zaad, niet mag worden genoemd en behandeld overeenkomstig den aard van den verworpen bolster, m.aar moet worden genoemd met den naam" van Israël" (68). „Altijd naar den Schriftuurlijken regel, dat het geheel van het organisch bestaan van Gods kerk in de wereld genoemd moet worden en behandeld overeenkomstig het karakter van den uitverkoren kern. En wie het toch anders doet, verongelijkt de gemeente en handelt niet naar Gods Woord" (69).

Maar hoe staat het dan met de belofte des verbonds? Daarover zegt Ds Hoeksema het volgende: „Als God iets belooft, dan staat het ook rotsvast, dat Hij het beloofde zal schenken. Er is geen verschil in zekeriieid tusschen de belofte en de vervulling, tusschen de voorwerpelijke schenking en de onderwerpeljjke toepassing. Al wat God belooft, dat doet Hij ook gewisseUjk, en wien Hij iets belooft, dien zal Hij het ook zekerlijk doen toekomen" (12). Ds Hoeksema bestrijdt prof. Heyns, omdat die de belofte „betrekkelijk en voorwaardehjli" heeft genoemd, en omdat deze wel beweerde, dat het wezen des verbonds in de belofte ligt, maar met zijn voorstelling „bepaald den Remonstrantsohen kant heenzeilde" (12). We hooren Ds Hoeksema daarentegen poneeren: „God belooft niet aan ieder hoofd voor lioofd, die behoort tot het zaad des verbonds in den historisohen, zichtbaren, uitwendigen zin des woords, dat God zijn God wil zijn en hem zaligen wil. Hij schenkt in den objectieven zin des woords, om met prof. Heyns te spreken, niet aan allen hoofd voor hoofd Zijne zaligheid en de weldaden des verbonds" (12—13). En wat den doop betreft zegt Ds Hoeksema: „Ook kan de grond voor den kinderdoop niet liggenj' in een belofte als wezen des ver

bonds. T)an wordt de vastigheid des verbonds verlegw uit God, die Zijn verbond opricht, in den mensch, die het verbond straks inwilligt, in zijn vrijen wil" (57).

Het verwondert ons dan ook niet, dat we lezen: , Het woord der belofte Gods betrof niet allen, hoofd voor hoofd. En niet één dergenen, wien dat woord wel gold, viel uit" (64). „En nu had het woord der belofte geen betrekking op alle kinderen uit Abraham, doch alleen op het zaad der verkiezing" (65). Van de verworpenen in het verbond wordt gezegd: „Maar nu neemt God, naar Zijn eigen bestel, in Zijn verbond naar den uitwendigen vorm, aUe vleescheUjke kinderen op”(75)

Sterk spreekt voor ons de passage over de b o n d s-zegelen, de sacramenten: „Het is eenvoudig niet waar, dat God in den Heiligen Doop iets belooft en verzegelt aan alle gedoopten. Evenmin als dit het geval is met Zijn Woord, met het Evangelie der zaligheid, evenmin is dit waar met betrekidng tot de Bondszegelen. In den Heiligen Doop verzegelt de Heere God ten slotte aan niemand iets dan aan degenen, die gelooven. Immers, het is de rechtvaardigheid, die uit het geloof is, die in den Doop en ook in het Avondmaal, wordt verzegeld en bekrachtigd" (86, 87).

Deze citaten z|jn genoeg voor ons doel: het verkennen van het terrein. Enkele andere kwesties laat ik nu even rusten. Maar de verstandige lezer in Nederland heeft al direct begrepen, dat Ds Hoeksema zich vaak uitdrukt op een w^jze, die volkomen aansluit b\j de redeneeringen van onze vervolgers uit het synodale kamp.

Natuurlijk is dat niet de reden, waarom wij met hem van meening verschillen. Die reden ligt hierin, dat wij de genoemde theorie niet terugvinden in de Schrift. Een volgend maal hopen we daan'an aan Ds Hoekse­ ma rekenschap te geven.

h. DOEKES.


1) Pag. 39—40 (enkele drukfouten in deze passage heb ik verbeterd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

OM HET VERBOND.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's