GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„EXCHANGE”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„EXCHANGE”.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En al deze dingen zijn uit God, die ons met zichzelven verzoend lieeft door Jezus Christus, en ons de bediening der verzoening gegeven heeft. 2 Cor. 5 : 18.

Wie de grens passeert, op reis naar het buitenland, komt daar het kantoor langs, waarvan de bestemming duidelijk wordt door het opschrift: „Exchange", „Geldweehsel", of iets dergelijks. Het is het kantoor, waar men liet geld van het land, dat men verlaten gaat, kan ommsselen in geld vim dat andere land, waar men nu naar toe reist. Want als men zijn oude munt niet „omzet" in de nieuwe, kan men in het andere land niet passeeren. Men hseft de aldaar „gangbare" munt noodig, wil men er kunnen wonen, , zaken doen, kortom: aannémehjk zijn en vrije passage hebben.

Hoe vreemd het klinken moge: aan dit bedrijf der , .wisselaren" herinnert de tekst, dien we hierboven afdrukten. Als daar gezegd wordt, dat God ons zichzelf v e r z oe n d heeft, dan wordt in d© grieksche taal een woord gebezigd, dat in zijn oudste, ons bekende beteekenis, aan zoo'n wisselaarskantoor heirinnert. Het woord voor „verzoenen" luidt: „katallassoo". Het zelfstandig naamv/oord voor „verzoening" is „katallagè". Welnu, „katallagè" beteekent oorspronkehjk: „geldomwisseling"; 'en „katallakt(ès)" wil aanvankelijk zeggen: „geld-wisselaar". Wie een bank voorbijloopt, passeert een , katallaktès", een geld-òmzetter.

Later kreeg het woord ruimere beteekenis. Een „katallakt(ès)" werd nu iemand, die bemiddeling verleende, of „verzoening" aanbracht. En „katallagè" werd straks hetzelfde als „verandering van vijandschap in vriendschap”.

Het is met woorden een vreemd geval: in latere beteekenissen herkent men vaak nauwelijks nog de eerste. Maar in dit geval is de herinnering aan de oorspronkelijke beteekenis toch leerzaam voor het verstaan der afgeleide.

Want het is met die munt, waarover zooeven gesproken werd, daarom zoo'n lastig geval, omdat er staats-, en gezags-, en rijkskwesties mee gemoeid 2ajn. De man, die met het geld van den éénen staat in het gebied van den anderen zou willen opereeren, komt er niet. Hij is niet acceptabel, tenzij hij zorgt, dat er gewisseld wordt; — dan pas is hij geen „vreemde" meer, die niet „gangbaar" is, doch kan hij meedoen als een volks, en huisgenoot dergenen, onder wie hij toegang heeft gezocht. De tafelen der wisselaTén zijn gelijkschakelaarstafelen, want ze schakelen om. Toen onze groots Katallakt (= Wisselaar) den tempel reinigde, heeft hij de tafelen der katallakten (der vnsselaars) omgekeerd. Zij moesten de „profane" munt (van de markt en zoo) omwisselen in „heilige" (van den tempel); maar ze hadden het Gezag van den Vader van den tempelreiniger, die van dien Vader de Zoon was, met voeten getreden. Zij waren valsche munters; in schijn erkenden ze het gezag van den Koning (de heilige munt!) maar overigens waren ze revolutionairen.

Er is immers een „politeuma" (Filipp. 3 : 20), een Rijk, een Staat, waarin God zelf de Koning is. Maar men kan er niet zóó maar binnenkomen. Om daar aannemelijk te zijn, moet men van een „vreemde" tót een „huisgenoot" worden. De „waarden" die men mees ijrengt, worden in dat Rijk niet erkend; het heeft zijn eigen munt, en in dat Koninkrijk komt niet binnen hetgeen onrein is, en niet de rijksmunt kan overleggen. Aan de grens van dat Rijk staat als regel voor de vreemderrdit te lezen: eef dan den keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is. Het is niet toevallig, dat dit woord het eerst uit den mond kwam van onzen grooten Katallakt, toen men Hem een munt toonde.

Neen, geef niet toe aan de verzoeking, om hier de beeldspraak tot wellustig wordens toe nog nader uit te v/erken. Maar houd de grondgedachte toch nog even vast. Wij waren „vijanden", on-aannemelyk. Maar we zijn gemaakt tot „vrienden". En waarom? Hadden wij een „tegen-waarde" aan te bieden toen wij aan de grens van 't Hemelrijk gekomen waren? Was onze oude munt toch eenigszins van waarde? Was het eeii ruil, dien de Katallakt van den hemelschen staat volbrengen moest? Was Hij een ambtenaar, die onze „oude munt" in-nam, en „om-rekende", en daarna de tcs'en-waarde van de in Gods Rijk gangbare munt er voor in de plaats stelde?

Stil nu, — elke vergelijking gaat mank. Met name 8P.n de grenzen van dit Rijk van God. Wij hadden geen „'.VF.arde" aan te bieden. Van ruilen viel geen sprake. „Gev/isseld" werd hier eigenlyk niet: het beeld ven den aardschen katallakt verteert zich bij den heirc'sehen Katallakt. Hij „wisselt" niet een munt, doch „'•er-v/isselt" slechts een „staat". Wij brengen geen v/aarde-papieren mee, wij burgers van het „rijk" des Boozen. Beëlzebul reikt geen waarde-papieren uit. Wij komen aan de poort van 't Hemelrijk als v ij a n d e n, n'et als dragers van waarde-papieren eener wel vreemde, maar toch „bevriende" mogendheid.

Daarom wordt er niet geruild, en is er geen kwestie van waarde en tegen-waarde.

Er is alleen maar die laatste beteekenis: verandering' van vijandschap in vriendschap. Het Souverelne Gezag van het Koninkrijkvder Hemelen nam ons op, en liet ons toe, toen wij nog vijanden waren (Rom. 5) en niets hij ons hadden dan de bewijzen onzer participatie aan de groote Rebellie.

En die gedachte, die bijbélsche, en daarna oergereformeerde gedachte drukt Paulus hierin uit, dat God ons met Zichzelf verzoend heeft. Hij is het subject der verzoening. Hij is de gansch origineele in de katallagè. Ex-change ?

Ja en n^n; 't is maar hoe ge 't neemt. Wij waren vijanden in èlken zin (contra Ritschl), dien 't woord kan hebben. En zóó heeft God zélf ons met zichzelf verzoend en de bediening van dezen eenzijdigen handel der uitreiking van een hemelsch paspoort en een hemelsche rijksmunt aan vijanden, die tot vrienden zijn gemaakt, gegeven aan de apostelen. Hij ruilt niet, maar Hij geeft, gansch origineel. Geheel oor-spronkelijk.

En dat is nu het abc en xijz der lijdensprediking.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

„EXCHANGE”.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's