GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EEN VAN ONS.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN VAN ONS.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jacoba M. Vreugdenhil: „Een meisje als Lientje". 2e druk. Bosch & Keuning N.V., Baarn.

Op tallooze manieren kan een roman worden opgezet; meestal laat het ons vrij onverschillig hoe de schijver dit doet. Het grootste gedeelte der lezers is het om den inhoud te doen, desnoods prijzen zij den stijl, indien deze zich door bijzondere schoonheid of geestigheid onderscheidt van den gemiddelden, maardaarmee is het uit.

Elx toch kan de opzet en bouw van een roman een architectoniséhe schoonheid zijn op zichzelf. Zoo ergens, dan kan men dat zien in het nieuwe boek van mej. Vreugdenhil. Reeds in dit opzicht is het zeer bijzonder, het lezen meer dan waard.

Het gegeven is heel eenvoudig: een doodgewoon, maar knap kantoormeisje wordt onder een vrachtauto gedood. Een jong leven, dat voor de wereld geen beteekenis had, is afgeknapt. Allen, die haar gekend hebben, worden echter nog eenmaal met haar geconfronteerd. Wat beteekende zij voor hen, ieder afzonderlijk, wat hebben zij voor haar beteekend? En als vanzelf worden wij er bij bepaald: wat doen wij, die ons christenen noemen, voor hen die op onzen weg geplaatst worden, vooral als het een mooi, maar wereldsch wezentje is als Lientje?

De schrijfster verdeelt haar roman in drie deelen: Het eerste beschrijft het doodelijke ongeval en geeft de reacties er van op het publiek en de nabestaanden. Het tweede deel: de laatste eer, begint met een korte vertelling over de bronzen zeemeermin te Kopenhagen, die na hun examen door de adelborsten gekust wordt op haar mooie, koele wangen. In vijf hoofdstukken, elk den naam der koele schoone dragend, wordt geteekend het leven van Lientje, die ook door velen gekust werd. Slechts voor de aardigheid? Andersen heeft in zijn sprookje aan het schoone beeld een onsterfelijke ziel toebedeeld. Heeft een der vele bewonderaars van Lientje aan haar onsterfelijke ziel ooit gedacht ?

Zoo gaat het werk over tot het derde deel: De bestemming. Welke plaats had zij in het bedrijfsleven, in het lief deleven, in het Koninkrijk Gods?

Een zeer korte finale betrekt Lientjes leven, dood, bestemming op ons zelf: Nobis quoque — ook voor ons geldt wat haar noodig was.

In den strakken bouw van dezen opzet teekent de schrijfster het leven van Lientje Otten. Merkwaardig • is, dat zij begint bij haar dood. Voor het publiek is het een griezelig geval: eeij jong meisje verpletterd onder een zware vrachtauto door eigen onvoorziohtigheid. Voor een jong inspecteur is het geval belangrijk, voor een jong journalist interessant met het oog op de krant. Voor al deze belangstellenden zegt de dood van dit onbekende meisje niets. Het is tragisch — maar het leven gaat heel goed voort zonder haar.

Voor de belanghebbenden, ouders en broer, is het meer dan tragisch. Kan men ooit beter beschrijven welke plaats een jong meisje heeft ingenomen in den kleinen familiekring, dan de nabestaanden ineens te zetten voor haar dood? Zeldzaam fijn doet de schrijfster dit. Haar eenige broer is juist vader geworden; Lientje zal het nichtje straks komen bekijken, stuurt vast bloemen met een kaartje: hartelijk gefeliciteerd. Haar laatste daad in het leven. Zoo wenscht een doode het nieuwe leven geluk, dat straks haar naam zal verder dragen. Het leven gaat ook hier door — maar er blijft een ledige plaats. Want voor de ouders kan het kleinkind niet de plaats der dochter innemen. En weer krijgen we kort, maar heel intens, de levenstragiek van een paar menschen — een vader die inplaats van op zijn werkplaats, zijn leven doorbrengt tusschen zijn bloemen; een moeder, voor wie maar één bloem bestaat: haar mooie kind, dat haar grauwe leven opfleurt, voor wier kleeding en uiterlijk zij alles over heeft. Wat de moeder tevergeefs van het leven verwachtte, zal de dochter, als draagster van haar idealen bereiken, ten koste van alles desnoods. Nu is er slechts een verminkt lijk over. Het leven is weg. Wat deed zij voor de ziel van haar kind? Omdat de doopjurk haar zoo mooi stond, liet zij het kind doopen. Is nu haar ziel toch bij God? Zoo staan daar schuldige ouders, zondaars, bij het lijk van hun kind. Niets rest hun dan een benauwende onzekerheid.

In het tweede deel ontrolt zich het leven van de gestorvene voor onze oogen. Haar doodsbericht bereikt veleil, die iets in haar leven hebben beteekend, die iets of veel van haar wilden hebben. Want Lientje was bijzonder mooi. Zeldzaam duidelijk wordt het beeld, als van een foto die zich steeds sterker afteekent op het negatief door het fixeerbad.

We zien een meisje, dat het leven en vooral de mannen leerde kennen en verachten. Schijnbaar onverschillig en koel aanvaardt zij wat de mannen haar bieden, onder schoone schijn en onwaarachtige woorden. Zij weet, dat haar schoonheid hen trekt — dat het niet gaat om haar diepste zijn. En eerlijk betaalt ze met haar schoonheid. Koel, berekenend, nooit te veel, nooit te weinig, geeft zij den prijs voor wat het leven haar biedt. De schrijnende eenzaamheid van haar ziel wordt niet opgemerkt, ook niet die eene maal dat zij haar bloot gaf. Alleen worstelt zij verder, zij, die schijnbaar een vlinder is, die snoept van alle schoone bloemen, een hartelooze genotzuchtige.

Steeds duidelijker wordt toch, tusschen de regels door, de teekening van deze gekneusde ziel. Eerlijk als tegenover de mannen, staat zij tegenover zichzelf. Haar schijnbare geraffineerdheid is niets dan eerlijkheid. Van het leven kan zij haar deel krijgen, tegen betaling die niet haar reinheid aantast. En toch vo^ït zij het als slechtheid, als zonde, als zij in de christelijke sfeer komt. Zij accepteert het, dat dit hoogwe leven niet voor haar is, omdat zij slecht is; dat de psalmen, die zij leert kennen en liefhebben, niet voor haar geschreven zijn, omdat zij niet tot de begenadigden behoort.

Scherp wordt de toon van de schrijfster, geeselend zijn haar korte zinnen en rake opmerkingen als zij de dadenloosheid van het christendom hekelt. Wie doet in werkelijkheid iets voor het meisje, dat allen bezighoudt? Wie geeft haar meer dan woorden? Zeer uitvoerig wordt het verblijf in het christelijk milieu geteekend. Geestig en spottend is de toon dikwijls, want achter de breede uitweidingen, de speelsche uitgelatenheid van haar vernuft, verschuilt zich de diepe ernst. Het is haar spot met de fraaie, doch waardelooze heilige huisjes, die ze dan ook meedoogenloos omver haalt. Dit middengedeelte is misschien te lang, hoewel het blijft boeien, dank zij de geestige stijl en fijne humor. Wie zou hier kwaad willen zeggen v^n de gebreken der deugden van dezen stijl? En als wij soms een lichten wrevel voelen opkomen over de denigreerende wijze waarop gesproken wordt over dingen, die ons dierbaar zijn, komt dat dan niet achteraf gezien daarom, omdat onze eigen teenen gevoelig geraakt zijn — doordat ze te lang zijn?

Wat heeft de firma Karveld haar, die er veel zocht, anders gegeven dan woorden, schoone woorden, ook op haar graf?

Het zijn vooral de afgedwaalden. Tine Karveld en Alex de Waard, die haar tenslotte iets meer gegeven hebben; zij waren zelf buiten de sfeer der mooie woorden gekomen, hoewel zij nooit los kwamen van de zaak zelf. Zelfs niet de cynische Alex. Daarom stond Lientje dichter bij hen. Doch ook zij konden daardoor haar niet geven, wat Lientje zocht. Zelfs al had Alex haar eindelijk getrouwd, zooals liij, te laat, wilde; toen hij door de schoone bolster de eenzame ziel zag, dan nog had hij haar onsterfelijke ziel niet kunnen geven, wat zij noodig had.

God nam Lientje weg, voordat het schoone leven zich voor haar kon openen. Ontsloot Hij voor haar daarmee de eeuwige schoonheid? Voor de menschen bleef zij tot het einde onbegrepen — hun zorg voor haar kwam te laat. Voor de besten van hen bleef over te hopen op Gods onfeilbaar Woord, dat spreekt van grenzelooze genade voor zondaars. Lientje wist zich zondig, ze werd getrokken naar de dingen, die zij niet durfde aanvaarden, omdat zij niet voor haar waren, naar ze dacht. Want niemand had zich met haar onsterfelijke ziel bezig gehouden — was ze niet een buitenstaandster ?

Ontroerend is het slot van dit zeer mooie boek, dat zuiver christelijk is om de groote liefde die er uit spreekt voor het verloren schaap; dat niet lichtvaardig zalig spreekt, maar nog minder hooghartig afwijst, wat anders is, dan wij het graag willen. Het is de ware christelijke liefde, die haar ziet als één van ons; die weet wat wij aan haar gedaan en misdaan hebben, die weet dat wij met haar, als zondaren, Gods genade noodig hebben.

Nobis quoque — ook voor ons. „Door Christus onzen Heer bidden wij ook voor ons om toelating tot de gemeenschap met al Gods heiligen en wanneer het Agnus Dei gezongen wordt, smeeken wij het Lam Gods, dat de zonden der wereld draagt. Zich ook over ons te ontfermen Ook ons, arme zondaren".

Een boek prachtig van bouw, sierlijk van stijl, geestig en diep ernstig, bovenal eerlijk en ontdekkend. Een der allerbeste christelijke romans.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juli 1947

De Reformatie | 12 Pagina's

EEN VAN ONS.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juli 1947

De Reformatie | 12 Pagina's