GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Jaarwisseling” of voortgang van „alpha” tot „omega”?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Jaarwisseling” of voortgang van „alpha” tot „omega”?

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben de Alpha en de Omega. Openb. 22 : 13a.

Het vreemdste woord, dat men in en voor de situatie omtrent 31 December en 1 Januari kan gebruiken staat hierboven: jaarwisseling. Dat woord past hier niet. Want hetgeen omtrent dezen tijd het meest ons drukt, of ^el verheugt, dat is juist de onmogelijkheid van wisseling in het overschrijden van den denkbeeldigen drempel, die den éénen dag van den anderen heet te scheiden. Er wordt hier niet „gewisseld"; er wordt alleen maar verder getrokken en opgetrokken. Niets geschiedt in het verloop van tijd, dat met den term „wisselen" terecht zou kunnen geteekend heeten. We worden jaarlijks in de geïllustreerde pers bij den neus genomen door de voorstelling van het oude jaar in de gedaante van een afgeleefden grijsaard, en van het nieuwe, dat dan als een dartele knaap wordt afgebeeld. Maar, al w i 1 de wereld bij den neus genomen worden, de feiten behouden hun macht. Het nieuwe jaar neemt het oude met al zijn ouderdom en ouderdomsbelasting in zich op. Er komt eigenlijk geen „n i e u w"jaar, alleen maar een ander, dat een ander nummer krijgt. En dan — het volgende nummer.

Dus zijn wij op „nieuwjaarsmorgen" niet gelijk aan den arbeider, die uitgerust is en nu met vernieuwde kracht weer de hand legt aan zijn gereedschap, doch aan den arbeider, die, wel verre van te mogen pauzeeren, het volgende werkuur hoort slaan, als tenminste het lawaai van binnen of van buiten hem het geluid vEin den gongslag niet doet missen. En we zijn tewerkgesteld in het continubedrijf van Godi; Hij werkt nooit met vaste ploegen, maar roept de arbeiders één voor één op, zonder hen te praepareeren op den oproep, die te eeniger tijd aanstaande is.

Deshalve is geen beeldspraak van „jaarwisseling", doch die andere van het verder „opschuiven" van „alpha" tot „omega" hier passend. Ze is trouwens bijbelsch. Want de bijbel spreekt van , , alpha" en „omega". —

Alpha en omega. Begin en eind.

Men heeft in den laatsten tijd ons een bespiegeling willen opdringen, welke den zin van het samengaan van deze beide letters in de bijbelsche schets van geschiedenisbeschrijving ons wil voorbij doen zien.

Alpha en omega, dat zijn letters van het grieksche alfabet, ongeveer zoo als onze a en 5 dit zijn. Wij wetièn misschien uit ons hoofd, hoeveel letters ons alfabet telt; toch haalt geen mensch het in zijn hoofd, te verklaren, dat a beteekent 1, en z de plaats inneemt van 26. Van a tot z beteekent atfeen maar: van begin tot eind, en hoeveel kilometer of hoeveel andere telbare grootheden daar tusschen liggen, dat blijft hier buiten beschouwing. Zoo is het ook met het bijbelsche zeggen: van alpha tot omega. Het bedoelt niets anders dan: van begin tot eind. Van den beginne — tot aan het einde der dagen toe.

En zie, die theologische-filosofische bespiegeling, waarop we zooeven doelden, wil ons nu den zin van dit samengaan dier beide letterteekens afnemen. Zóó als ze met de bepaalde telwoorden soms handelt. Zóó vergrijpt ze zich ook 'aan deze onbepaalde. Nietwaar, wij hebben onze overbekende bepaalde telwoorden (van rang). We spreken immers van „eersten" en „tweede n" Adam. En we weten wie we daarmee bedoelen. Maar als wij, door hen beiden zóó te noemen, belijden, dat beiden in één historie opgetreden zijn, en beiden in hetzelfde historische raam. staan, en historische verbAnden leggen, ja in de historie gesloten en rechtsgeldig gemaakte verbOnden vertegenwoordigen, dan zegt men van den-kant der hier bedoelde theologen-filosofen: zóó is het niet; want die eerste en die tweede Adam behooren tot twee andere „werelden", ze vertegenwoordigen twee zeer verschillende „sferen", ze zijn met elkaar niet commensurabel, en kuimen niet in dezelfde kategorieën geschouwd worden, laat« staan, dat ze in hetzelfde raam konden werken onder gelijke en gelijksoortige wetten van samenhang en samengang.

Zoo nu staat het, althans min of meer, ook met die onbepaalde telwooirden , , alpha" en „omega", eerste en laatste ding.

„Min of meer", zeiden we.

Want soms wil men van de zijde der bedoelde „theologen" nog wel de beide letterteekens aanvaarden als tot één „alfabet" behoorende: het begin der geschiedenis en het eind der geschiedenis. Maar verder gaat men meestal „zweven". Want „geschiedenis" begint volgens velen hunner eerst daar, waar de menschen tot cultiu-eele capaciteit in een geordende samenleving ontwaakt zijn. Wat daar vóór ligt, — nu ja, dat is „voor-historisch". En of daar achter dan weer een schepping Gods ligt, een schepping in een punt des tijds, uit zijn almachtigen, vrijen, wijzen en eeuwigen raad, nu ja, dat moeten de menschen, ook de bijbellezers onder hen, maar niet voor zich beslissen. Anderen zeggen immers, dat de schepping in DIEN zin er niet geweest is? Zij spreken immers liever van „evolutie"? En als hiermee 't theoretisch-wetenschappelijk vraagstuk van de ontstaansgeschiedenis der wereld opgeworpen is, nu ja, dan moeten de christenen, althans de gelóóvenden, zulke problemen maar overlaten aan de „deskundigen", althans de vak-menschen. De bijbel laat zich daarover niet Uit en het geloof heeft voor zoo'n kwestie als zoodanig geen interesse. Zoo spreekt b.v. Barth, één der hier bedoelde auteurs en — theoretici.

Men verstaat ons: ie de alpha laat beginnen bij de cultuurgeschiedenis, en wat daarvoor ligt niet kent, en ambtshalve weigert te kennen, die haalt zijn schouders op, als wij zeggen: alpha", dat is schepping. Schepping naar Genesis 1 : 1. Van de „eerste dingen" weten we niets, aldus de man die hier ons tegenspreekt of meelijdend laat passeeren.

En, ligt zoo de „alpha" in den nevel, omdat met het woord „scheppen" in den mond van déze menschen niets anders wordt bedoeld dan de qualificatie der wereld als a f h a n k e 1 ij k e wereld, dan wordt het' straks al niet anders met de „omega". Het eind der cultuurgeschiedenis — nu ja, daarover valt nog te praten. Maar ligt er nog wat aêhter? Zal dat einde der cultuur geschiedenis der georganiseerde menschelijke samenleving naderbij komen door een acuut uiteenvallen van de aardkorst? Dan kan ze weer toe-gesloten worden en groeit mogelijk straks nieuw gras op onze graven. Of komt ze door langzame bevriezing? Dan kan nieuw leven, ook van „menschen", van den tot lijfelijkheid geronnen „geest" weer uit het imiversum te voorschijn kruipen, zoodra een warmtestralingshaard den ouden aardbol, stel, hij bleef er, weer zou hebben weten te ontsluiten in zijn actie-radius. Kom, laat ook zulke vragen over aan den man-van-'t-vak, als hij er is, en iets zou diu'ven wéten. Maar geloof niet, dat de b ij b e 1 voor deze kwesties eenige belangstelling heeft. En geloof eerst recht niet, dat het antwoord op zulke vragen aan het geloof iets af-of toe-doet. Aldus de sprekers.

En daarna komt hun dichterlijke geest, want ze zijn meer kunstenaars dan denkers, weer vrij. Alphaen omega, dat kan beteekenen: e aanvangsperiode van de cultuurgeschiedenis (een kwestie van vele eeuwen, wel te verstaan) én de slotperiode in die zelfde cultuurgeschiedenis (een aangelegenheid, misschien ook van vele eeuwen, misschien ook niet). Maar 't is niet: enesis 1 : 1, noch Openbaring 22. Het is. niet een punt des tijds, waarin God daar-stelt, noch een ander punt des tijds, waarin Hij weg-slaat.

En, zoo zegt men tenslotte, indien men nog van „alpha" en „omega" wil reppen, zeg dan maar, dat de alpha en de omega een aanvang en een einde van een cyclische (een kring-) beweging zijn (dus verliezen ze hun plaats aan 't begin of 't eind, omdat alle „chaos" zoowel eind als begin, wijl overgang van „omega" tot „alpha" is). Of: laat „alpha" de naam ' zijn voor het duistere begin van de 4e wereld en „omega" de aanduiding van de schemering der toe­ komende. Dan ligt tusschen alpha en omega dezelfde tegenstelling als tusschen deze wereld en de toekomende. Zij het dan ook dat deze tegenstelling de grenzen heeft van onze beperkte voorstelling. Wie „alpha" zegt, die wijst naar een begin van deze wereld, en zegt: ik weet niet hoe het was, ik weet alleen, dat het zeer slecht was. En wie van „omega" spreekt, die strekt zich naar een einde van deze wereld en zegt: ik weet niet hoe het zijn zal, ik weet alleen dat het zeer goed zal zijn. Want het maakt ruimte voor de nieuwe, de komende wereld, die tegenover de onze staat in dezelfde contrasteering als eeuwigheid en tijd, misschien wel: (ïod en zondaar.

Maar als de dingen zóó stonden, dan zou die God, dien wij belijden, niet in „alpha" en „omega" tezamen behagen kunnen hebben. Dan zou ons gaan van „alpha" tót , , omega" geen vaste gang mogen heeten. Wij zouden verglijden in den nevel, die ons eenmaal uit zijn greep heeft losgelaten — per ongeluk. Wij zouden geen medearbeiders Gods zijn, in onzen cultuiu-kamp al evenmin als in onzen kerkstrijd. Wij zouden al wat tusschen „alpha" en „omega", tusschen „a" en „z" ligt, moeten aanzien „met een lodder-oog"; immers, als God zelf de tegenwoordige wereld „opheft" in de „toekomende", en déze wereld eigenlijk door de toekomende veroordeelt, en Wegdoet, inETS van haar overnemende straks voor de nieuwe orde, nu, dan is deze wereld toch nooit onze vaste liefde waard, en kunnen we tot niets ervan volmondig „ja" zeggen, volmondig en zonder reserve. Want alle , , ja" wordt dan door het „neen" van God veroordeeld; God immers is op dit standpimt» niet de groote „vernieuwer", doch slechts de groote „veranderaar"; als er staat: zie, ik maak alle dingen nieuw, dan bedoelt dat eigenlijk: ik gooi alle dingen weg, en maak iets, dat volkomen anders is. Van „alle dingen" geldt het dan, dat ze geen rol meer spelen. Er zijn dan twee volkomen combinaties van „andere dingen". De combinaties zijn anders, de gecombineerde dingen ook.

Wat zal ik op dit standpunt nog gelooven? Op oudejaarsavond of nieuwjaarsmorgen?

Maar Q, als ik het wederom durf zeggen, zóó tls 't mij de bijbel in zijn bewusten, zijn paedagogischen eenvoud zegt!

Dan zeg ik: dit mijn vleesch! Het wordt door Christus' kracht eens opgewekt. Wel „vernieuwd", niet een ander.

Dan zeg ik: deze mijn woonplaats. Ze wordt door Christus' vuur eens schoongeveegd" en „uitgerookt". Wel „vernieuwd"; niet een andere.

Dan zeg ik: deze mijn werken. Ze worden door Christus' vuurproef eens „ontdekt" en omgesmolten. Wel „vernieuwd", niet andere.

Be-klijven, men moet dat woord me niet be-kijven.

O neen, ik begrijp er niets van. Ik weet niet, hoe ik hier aan moet met mijn beetje wijsheid omtrent cellen" en „cellenbouw", of niet die omtrent „natuur" en „natuurwetten" en „-constantie". Ik wil zelfs wel bekennen, dat ik niet meer ben dan een arme bijbellezer, die ook in den bijbel de stijlfiguur van beeldspraak, die aan mijn voorstellingswil te hulp wil komen, onophoudelijk ontmoet.

Maar een arme bijbellezer is toch rijk. Hij hoort van een „vernieuwde" aarde en weet dat die geen „ander e'] kan zijn, in zulk een kosmisch samenstel, waarin geen plaats voor Jezus Christus, menschgeworden God, is, of voor diezelfde natuur, die Hij met mij gemeen heeft (hoe dan ook). Ik heb ook geen cellen-wijsheid noodig, om te zeggen: Hij leefde na Paschen en leeft nog. D(IT zijn vleesch! O Thomas! En als die nieuwe wereld plaats MOET hebben (volgens de SchriftenJ, voor Christus' verheerlijkt lichaam en voor de m e n s c h e 1 ij k e^n a t u u r, met inbegrip van haar vatbaarheid voor zegen en voor vloek, welke vatbaarheid op achzelf weer niet bestaan kan, tenzij dan, dat er MEER ident is dan de m e n s c h e-1 ij k e natuur alleen, — wel dan ben ik erg gelukkig op nieuwjaardag.

Ik ben op weg paar omega. Het mijne? Neen, dat van den wereldtijd en de aarde-geschiedenis. Ik zelf heb geen , , omega" voor hvm „omega". En nu die „omega" der wereld straks al de letters die voorafgegaan zijn, in zich opneemt, en AL wat hier gebeurd is aan den Vader-Rechter uitgeleverd wordt, die het Zijne er mee doen zal, nu heb ik weer een doel, dat ik van den cyclus van 't naakte spel en van de speldrift vrij kan houden, zelfs als-ik speel. Want mijn God, die mij aan 't spelen zet, zooals mijn moeder eens het mij gedaan heeft, die heeft Zijn ernst. Hij, die Zelf den Logos noemt Zijn speel-genoot, den speler voor zijn aangezicht: Hij heeft de dingen van den grootsten ernst doen worden uit hetgeen tenslotte spel wil wezen; uit welk een drift ben ik geboren, en sinds naar het doopvont heengeschoven? Maar nu Hij als de Oude van Dagen (o Daniël, die goede Naam!) den Menschenzoon voor zich deed naderen en Hem, dien Broeder van mij, al 't gericht gegeven heeft, nu weet ik het wederom: de alpha mocht er zijn, de omega ook, de eene is op de andere aangelegd, de andere in de eene verdisconteerd, in Raad en Daad, en dus mag de bèta er zijn, en de gamma, en ook die letter, waaraan ik thans bezig ben, zonder haar naam te weten.

Het mag er alles zijn, uitgenomen de zonde. God zal alle tranen van de oogen wisschen, maar Hij zal niet de oogen weg-wisschen, zooals die anderen het — denken. Zouden ze ^het wel eens indenken: in de oogen te zien van den Geliefde, straks? Ze kunnen er verzen van maken a la Novalis, maar ze kunnen niet zich als geloqvenden er mee troosten. Het geloof, zeggen ze, heeft geen interesse voor de oogen van den Geliefde, straks.

Laat onze liefde, o God, er wel naar mogen uitzien. Dit mijn vleesch, dit Zijn vleesch. Deze mijne oogen, deze Zijne oogen. Anders, ja, maar geen andere.

Hoe is 't mogelijk, dat zoo Jjeel veel menschen op oudejaarsavond heel den kerstdag al weer vergeten zijn. Immanuel, van alpha tot omega, en dan nóg Immanuel: God-met-ons. Zijn oogen met de onze. Want

Zijn voeten naast de onze, ook vandaag.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

„Jaarwisseling” of voortgang van „alpha” tot „omega”?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's