GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

SAMENSPREKING

Bekijk het origineel

SAMENSPREKING

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze lezers hebben in het nummer van 8 Mei 1948 een hoofdartikel kunnen lezen over het thema der „samenspreking" met de deputaten dergenen, die ons uitwierpen. Inhoud daarvan was de tekst van den brief, dien onze deputaten d.d. 3 Mei richtten tot de deputaten der schorsende, afzettende en buiten vertand plaatsende gemeenschap.

Op dien brief kwam vorige week volgend antwoord binnen:

Deputaten der Gen. Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, gehouden te Zwolle Aug.—Oct. 1946, voor eventueele samenspreking met de Geref. Kerken (onderh. art. 31 K. O.).

Hilversum, Juni 1948.

Aan de Deputaten (naar art. 136 sub 1 der acta van • de Gen. Synode te Groningen 1946) van de Geref. Kerken in Nederland (onderh. art. 31 K.O.).

Waarde Broeders,

Uw brief d.d. 3 Mei 1948, als antwoord op ons schrijven d.d. Oct. '47 kwam in ons bezit en werd op een vergadering van onze deputaten besproken. Wat betreft het voorstel, hetwelk door U in genolmd schrijven gedaan wordt, moeten wij U mededeelen, dit niet te kunnen aanvaarden.

Het is immers duidelijk, dat afgedacht van andere bedenkingen, die daartegen moeten rijzen, aanvaarding er van zou beteekenen, dat de besprekingen tusschen U en ons schriftelijk gevoerd worden, terwijl onze opdracht zeer bepaald luidt, te trachten met U te komen tot een (mondelinge) samenspreking.

Met de syhodes onzer kerken die over deze zaak gehandeld hebben (Utrecht 1946, Zwolle 1946, Eindhoven 1948) zijn wij van oordeel dat van een schriftelijke bespreking der punten die ons gescheiden houden, niet het gewenschte resultaat, veeleer het tegendeel, is te ver­

wachten. Wat wij begeeren-is allereerst het persoonlijk contact.

Daarom willen wij tegenover Uw voorstel nog eens het onze plaatsen en dit zoo duidelijk mogelijk formuleeren.

Wij stellen U dan het volgende voor:

U en wij komen in vergadering samen. Datum, plaats en duur der eerste bijeenkomst worden vastgesteld door onderling overleg tusschen de voorzitters der wederzijdsche deputaten.

De vergadering wordt begonnen met gemeenschappelijk gebed.

Door ons gemeenschappelijk te stellen voor het aangezicht van onzen God, betuigen wij, dat wij elkaar, ondanks verschil van. inzicht, blijven erkennen als broeders In Christus.

Tevens wekken wij onze kerken op met ons mee te bidden, opdat de Heere ons in onze besprekingen regiere door Zijn Geest en ons lelde in Zijn Waarheid. Verhooring van dit gebed zal de vrees beschamen, als zouden wij niet ontvankelijk zijn voor wederzijdsche critiek, zal voorts in de critiek de broederlijke toon doen heerschen, en zal ons tegelijk prikkelen om te volharden in het zoeken naar hereenlging, opdat wij kerkelijk weer samen leven kunnen. Dit gebed worde uitgesproken door den voorzitter van Uw deputaten, die ook op de eerste vergadering de leiding hebben zal.

Waar gij, blijkens Uw schrijven d.d. 3 Mei j.l. voor alles begeert: „Een duidelijke situatieteekening", willen wij dit gaarne als eerste punt van het agendum aanvaarden.

Aan het eind onzer bijeenkomst stellen twee deputaten (een der Uwe en een der onze) een gemeenschappelijk communiqué op als samenvatting der gevoerde besprekingen, welk communiqué daarna door de vergadering besproken en vastgesteld en vervolgens aan de kerkelijke pers ter publicatie wordt aangeboden.

Ten slotte bepalen wij gezamenlijk, datum, plaats en punt(en) ter bespreking voor onze volgende vergadering.

Dit voorstel, hetwelk nu nader gepreciseerd is, doen wij U omdat wij, om Christus wil, eenheid met U begeeren.

Wij bevelen het in Uw welwillende overweging aan en hopen zeer, dat gij de Synode Uwer kerken zult adviseeren dit voorstel te aanvaarden.

Met broedergroeten, de Deputaten voornoemd:

Prof. Dr G. C. BERKOUWER, Amsterdam.

Ds N. DUURSBMA, Nieuw Amsterdam.

Ds S. G. DE GRAAF, Amsterdam.

Prof. Dr D. NAUTA, Amsterdam.

Prof. Dr J. RIDDERBOS, Kampen.

A. WARNAAR, Waddinxveen.

Ds J. WEGGEMANS, Hilversum.

J. WILSCHUT, Rotterdam.

Namens hen:

J. WEGGEMANS, Voorzitter.

Correspondentie-adres: Ds J. WEGGEMANS, Albertus Perkstraat 10, Hilversum.

Op dit stuk hebben onze deputaten uiteraard nog niet gezamenlijk kunnen reageeren. Dat komt nog wel. Als publicist wil ik echter wel enkele persoonlijke opmerkingen eraan verbinden, in terugslag tevens op wat de pers van de uitwerpers zegt.

1. Over de aanspraak zwijgen we: de broedernaam wordt hier gebezigd tegenover hen, die buiten het verband gezet zijn, en met wie men geen geestelijke gemeenschap meer verklaarde te hebben, en die men nog steeds tot voor den wereldlijken rechter toe van allerlei kwaad beticht, en vervolgt. Die naam wordt dus gedevalueerd. Wij hebben hier een kerkelijk stuk.

2. Eenig argument, betreffende de reden, w a a r-o m men niet in belieft te gaan op onzen voorslag, om nu eindelijk eens duidelijk en concreet te worden, en met lang-ademig gezeur op te houden, wordt ons niet gegeven. Het eenige is: onze synode, de uitwerpers-synode dan, droeg ons op mondeling te spreken. Welja; en toch wilde men óns ertoe verleiden, ónze synode te verloochenen, die ons gezegd had: VOOR-IJOOPIG alleen schrij\sen. Nu hebben wij na dien tijd geen synode gehad! Zij wèl. Hun laatste synode beeft gezegd: nu, ge moogt dan wel een beetje zwartop-wit achter u laten. We hebben toen, dit in de bladen ontdekt hebbende, geschreven: laat dan alleen maar de kleinst mogelijke schriftelijke nalatenschap achter U, een doodeenvoudig ja of neen. 't Kost haast geen tijd; 't geeft klaarheid; 't zet zoden aan den dijk, meer dan het eindelpoze in-en-uit-redeneeren, en we dachten erbij: wie destijds ettelijke brochures over de kerk rondstrooiden, die kunnen n ü toch zeker wel een paar keer alleen maar ja of neen zeggen? Ze kunnen niet zeggen: die methode van vragen-stsUen is onbroederlijk, want ze hebben haar ook gebruikt tegen den eerst geschorste, en toen waren ze immers bezig, hem de uiterste remedie toe te dienen, en hem ernstig „toe te biddeh wat hij in dezen weg behoefde? Dat kan men lezen in de archieven. De methode is in hun oog integendeel liefdevol; ze ging bij hen gepaard met een aanloopen van den Heere, die publiek van den kansel op bevel der synode werd aangeroepen, om de tuchtoefening op dezen geliefden broeder met zijn zegen te bekronen. De methode is dan ook dezerzijds aanvaard: waarom zou dr Ridderbos ze niet aanvaarden voor zichzelf, temeer, waar hij nóg zich ervan bedienen mocht ? De methode zoekt li.i. het goede voor de broeders, gelijk de H. H. Dijk, Den Hartogh, Ridderbos, Bavinck, destijds aan den geschorste meldden, dat ze altijd het goede voor hem gezocht hadden Men zou dus verwachten: die manier van zaken doen zal gretig worden aanvaard, 't Is echter mis. De adressanten komen gauwer er toe, in den naam des Heeren met den vloek Gods anderen te beladen, dan dat ze, zelfs nadat twee door hen gevloekten uit-onze deputaten, de broeders Kouwenhoven en Greijdanus, inmiddels tot God gegaan zijn, eens „ja" of , , neen" gaan antwoorden op vragen, die het hart der kwestie raken.

3. Men geeft van wat onzerzijds werd voorgesteld een foutief beeld. Het heet, dat de BESPREKINGEN „TUSSCHEN U EN ONS" schriftelijk zouden worden gevoerd, indien men op onzen voorslag in zou gaan. En dat heet zelfs „duidelijk". Maar alleen dit ééne is duidelijk: het is onwaar. Toen de heeren geen schriftelijke bespreking wilden, stelden we voor: zeg dan maar „ja" of „neen". Vraag óók óns „ja" , of „neen". Dan spreekt ieder met zijn avondmaalsen preekstoelgenooten, en tuschen beide „partijen" heeft dan voorshands geen enkele bespreking plaats, maar alleen duidelijke informatie omtrent geloof, en belijdenis, en kerkrechtelijk standpunt.

4. Wij hebben, expres, wetende, dat er binnen afzienbaren tijd een synode van ons zou kunnen komen, hoewel niet wetende, of deze zaak als agendumpunt er komen kon, ons in den weg willen stellen, om vóór die synode van ons zou samenkomen, te kunnen zeggen: kijk, zóó denken ze ginds erover. Want weliswaar kennen we nog altijd hun besluiten, waarvan de revisie nu al ettelijke malen geweigerd is, en die hun kerken allemaal, bezwaard of onbezwaard, geacht worden genomen te hebben. Maar we hoorden zoo vaak: we verlangen naar u. Welnu, zoo dachten we: dan moge, vóór onze synode samenkomt, ieder weten, HOE men ons verlangt. Wij voor ons meenen. geen zier veranderd te zijn, en begrijpen ter wereld niet, hoe dr Ridderbos kan verlangen, dat de preekstoel voor ons, begeerende muiterij in kerken aan te richten, en de katheder, die allang weer is gebruikt om af te breken wat er destijds gebouwd is, weer voor ons open sta. Maar komaan, dachten we: we zullen dan maar eens zien te weten te komen, welke leeringen Ridderbos van dien preekstoel en dien katheder wil verkondigd zien, en welke niet. We moeten hem toch den goeden dienst bewijzen, dat hij geen wolf in schaapskleeren krijgt voor den twee-

den keer? Dan ware voor hem de ramp grooter dan de eerste maal. Hij heeft eens publiek gezegd: man des H. Geestes, die K. S.; 't was op zoo'n vaderlijk toespraakje Theol. Hoogeschooldag. Sinds is hij van zichzelf geschrokken: man vol van boosheid en bederf, die K. S. Welaan, nu wilden onze deputaten hem een tweede v e r g i s s i n g besparen: hij mocht NOG EENS, en dan wel dagelijks, vijf vragen aan K. S. stellen, en aan ons allen, en wij aan hem. Maar n ü is hij niet thuis. Hjj noch de anderen. Waarom niet? Wil hij, wat eerst dynamiet onder kerkvloeren heette, nu niet eens fijn onderzocht hebben?

5. En intusschen wordt de zaak alweer gerekt. En men vraagt notabene onze deputaten, of zij, hun taak te buiten gaande, willen helpen rekken. Of zij, zoo luidt de vraag, onze synode maar eeïis willen voorstellen, te doen wat men van de andere zijde verlangt. Met andere woorden: de zaak heeft nu gesleept van 1946 tot nu toe. En, of wij nu alstublieft willen meehelpen, de zaak weer eens voor drie jaar sleepende te houden. Ik weet wel, wat ik zelf daarop antwoorden zal te bevoegder plaatse. Maar ik stel hier vast: w ij wilden nu eindelijk eens tot zaken komen; h i e r houdt men de zaak weer tegen. De vr ij making tegenhouden, dat is het eenige, wat men zoo bereikt. De punten af slijpen. Den tegenstander vermoeien. En in alles: het volk erbuiten houden.

6. Want zoo'n communiqué is natuurlijk nonsens. Wie heeft iets gehad aan het communiqué, dat achtergelaten is toen voor de laatste maai de heeren Berkouwer-Grosheide-Kraan-Hoek te Den Haag een bespreking hadden met Schilder-Kouwenhoven-Knoop-Schilder (A), en toen de heeren begonnen te eischen, dat die getuigen (Kouwenhoven, Knoop, A. Schilder) zouden worden weggestuurd, en geen stenogram mocht worden gemaakt? Net zooals ze „cand. Schilder" niet wilden laten aanteekeningen maken? Antwoord: er kwam niets van terecht. Al praten we uren achtereen, we zullen TOCH NIET RUSTEN, eer op de vragen, waar het om gaat, antwoord gekregen is met „ja" of „neen". Maar als degenen, die anderen durver: beschuldigen, zelf tot eiken prijs den dans ontspringen willen, laat het dan maar dadelijk zeggen. We kunnen dan tot hen spreken als Stefanus sprak tot den Raad. Een goed communiqué wordt óf een brochure, óf een nietszeggend diplomatenstukje. De wereld gaat vandaag den afgrond tegemoet met zulke dwaze stukjes. De demooratie ook. Het eenige wat er wel bij vaart is de oiigocratie in de wereld, en dB"'synodocratie in de kerk.

7. Waarom willen de heeren per se onze gezichten zien? Zijn ze soms Greijdanus' aangezicht nog gaan zien? Maar zijn ZAAK ligt ernpg, op papieren van de kerk. Onze geyailen zijn zoo veelvuldig, dat we beter n i e m a n d s aangezicht kunnen zien, doch alleen de Kerkpapieren kunnen bestudeeren. Wij willen weten, wie zij zijn, en zij .moeten willen weten wie wij zijn.

8. In een van mijn gemeenten moest ik een echtpaar dat uiteengegaan was, bezoeken. De man zei: ik wil geen kerkeraad aan mijn deur hebben over die zaak. De vrouw: ik wil alles doen wat de broeders zeggen, zèg het maar Maar iedereen in den kerkeraad wist, dat de vrouw wist, dat de man zoo sprak, en dat de vrouw dacht: ik zal nooit schuld belijden, en geen hand uitsteken ter verzoening, maar mijn zeggen staat zoo netjes, en ik maak alzoo een sympathieken indruk.

En zoo was het ook — behalve bij de verstandige ouderlingen. Ze hadden haar door.

9. Want met „critiek” op elkaar — zie het stuk — houden WIJ elkaar niet op. We "hebben te maken met vonnissen, wetten, regeljen. De personen kunnen mij niet schelen, de regelen alleen.

Men doet hier net, alsof er alleen verschil van inzicht is. Dat is niet waar. Destijds heette het: Schilder weet zeer wel, dat hij ingaat tegen de orde.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 juni 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

SAMENSPREKING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 juni 1948

De Reformatie | 8 Pagina's