GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uneven

Amice frater. Als God zijn oordeelen zendt op de aarde, wil Hij zekerlijk ook tot bekeering roepen. In zijn groote werk over de Openbaring van Johannes wijst prof. Greijdanus daarop, tot bijna het allerlaatste tof. Wij zien echter dan en voorts vele malen in de historie het feit, dat een groot deel der menschheid met verharding antwoordt. Verharding in de wereld, verharding in wat zich dan nog kerk noemt.

Ik denk aan de dagen van den zwarten dood, de vreeselijke pestepidemies in de zesde en veertiende eeuw. Een derde deel der menschheid werd weggemaaid. Maar in plaats van bekeering en verootmoediging kwam er een geestelijke verwildering, een hunkering naar het laagst mogelijke zingenot, een zich uitleven op zoo verschrikkelijke wijze als na dien bijna niet meer werd gezien.

De menschen hebben dan den dood voor. oogen en trachten van het leven, zooals dit dan heet, te halen, wat er nog van te halen valt.

Iets dergelijks zien wij nu in de wereld der Christenheid. Wie verwachtte, dat de ernst onzer dagen, althans daar, waar men zich nog Christelijke kerk noemt, dringen zou tot dieperen levensernst, die moet wel erg teleurgesteld zich gevoelen.

Zelfs in Gereformeerde kringen is er een zucht naar wereldsch vermaak, een haast, om alles, wat de wereld dan cultuur noemt naar zich toe te halen, zonder of met een Christelijk tintje, die telkens weer verbaast.

Daar wordt in Gereformeerde gezinnen thans gekaart en gedanst en men zoekt de bioscoop en zit des Zondags met meer animo te luisteren voor de radio naar de sportuitslagen dan naar de preek des morgens. Den tweeden keer naar de kerk achten velen niet eens noodig.

In allerlei vergaderingen is dan ook de verhouding tot de cultuur aan de orde. En mannen van naam, die geacht worden leiding aan het Christelijk leven te kunnen geven, overwegen ernstig, wat zij hebben te raden en te doen.

Nu is de zucht naar wereldsch vermaak een ernstig symptoom, ik geef dat dadelijk toe. Maar ernstiger vind ik meermalen datgene wat genoemde mannen van naam gaan zeggen. Men zegt* dan: die wereldzin is een probleem. Een ernstig probleem. De wijze waarop men dat probleem tot „oplossing" wil brengen is ech­ ter menigmaal veel erger.

Als voorbeeld daartoe kan m.i. gelden wat in het dagblad „Trouw" werd gemeld, omtrent een verklaring van protestantsche christenen inzake het vraagstuk van de bioscoop.

Merkwaardig, teekenend voor de lichtzinnigheid van onze dagen, is het gezelschap van protestantsche christenen zelve reeds.

Ik lees daar de namen van enkele professoren der Vrije Universiteit, Berkouwer, Dooijeweerd, verder die van predikanten der Ned. Herv. Kerk, en voorts den naam van prof. van Niftrik. De rij wordt besloten door den naam van prof. Waterink, die ook hier con­ sequent zijn verkeerde pad blijft volgen.

Is het niet teekenend, zoo vraag ik mij af, dat mannen als prof. Berkouwer, voorzitter van een zekere synode, het in de kerk der vaderen niet konden uithouden met een zoo getrouw kind des Heeren als prof. Greijdanus, maar wel bereid zijn in den strijd tegen den wereldzin van onze dagen arm in arm te gaan met een valschen profeet, zooals prof. van Niftrik dat zeer beslist is? Veel gevaarlijker voor het leven dan tien Hollywoods?

Maar dit nu daargelaten, de verklaring zelve is ook voor wie gehoorzaam wil i)uigen voor het Woord des Heeren, totaal onaanvaardbaar. Daar spreekt de geest uit van een ds Overduin en prof. Waterink, die beiden dan ook als protestantsche christenen hier optreden.

Wat is het uitgangspunt der heeren? !

Dit feit, dat meer dan de helft van de leden der Protestantsche Kerken in Amsterdam de bioscoop bezoekt.

lïier vinden wij hetzelfde ar.gumient, waarmede onlangs prof. Waterink de padvinderij verdedigde. Daar zijn duizenden van onze jongelieden die in die padvinderij zijn gegaan en daarnaar moeten wij ons nu richten.

Ons doen wordt bepaald door de wandelaars op den weg der zonde. Zijn er velen zoo, dan moeten wij hen op dien weg niet zonder leiding laten. Zoo wordt het gezegd.

Meer dan de helft der „protestantsche christenen" — ik weet niet precies welk soort menschen dat zijn — wil nu eenmaal naar de bioscoop; daar is niets meer aan te doen. En, zoo wordt gezegd, practisch ontbreekt daarbij elke voorlichting van geestverwante zijde.

Daar moet meer leiding worden gegeven. Een positieve uitspraak. Want wie slechts generaliseerend en negatief dit „vraagstuk" behandelt — het is al weer een vraagstuk — die heeft het vertrouwen bij de jongeren ingeboet. Alweer zoo'n modem onzakelijk woord. De jongeren, dat zijn zoo ongeveer de souvereinen van onze dagen. Dat zijn de lieden, die naar een voorzichtig verdrag met de wereld streven. In anderen vorm heb ik ze tenminste nog niet ontmoet. Nu wordt een ernstige waarschuwing tegen het bioscoojfgevaar noodig geacht. De film is thans een kwaad ding.

Maar opnieuw treft mij een eigenaardige scheiding. ,

Daar wordt gezegd, dat de film menigmaal reeds afkeuringswaardig is naar „zuiver eultureelen maatstaf". Meer nog naar „christelijken maatstaf". Wat is dat toch: zuiver cultureel, en dat zoo naast het christelijke gesteld?

Het komt mij voor, dat de protestantsche christenen goed zouden doen het werkje van prof. Schilder „Christus en Cultuur" met aandacht te lezen.

Voorts vind ik in de verklaring ook zoo iets over de besteding van den „vrijen tijd", die ook te veel riekt naar de dwalingen van onze dagen inzake de verdeeling van den tijd des levens, dien God ons geeft. Daar is, als ik het wel heb, geen , , vrije tijd".

Een tijd, waarin wij ons dan moeten afvragen: zie, nu is het werk afgeloopen, nu kan ik vrij beschikken over enkele, liefst een zoo groot mogelijk aantal uren.

Inzonderheid de kinderen Gods, die getrouw in den weg des Heeren willen wandelen, al mag er zeker voor hen zijn ook ontspanning na inspanning, mogen vooral in onze dagen wel overwegen, dat heel hun tijd beheerscht moet worden door hun Koning en Heere, Jezus Christus, Wiens-heerlijke dienst inspanning maar ook ontspanning biedt, waarbij geen ding der wereld, hoe schoonschijnend ook, en geen enkel stuk valsche cultuur maar halen kan.

Wij moeten af van al dat gepraat over wat mag en niet mag en wat kunnen wij nog van de cultutrr der wereld tot ons trekken, om er dan, zooals prof. Greijdanus het in „De Reformatie" eens zoo snijdend scherp teekende, een christelijk tintje over te leggen en alles christelijk te noemen, alsof het dan te aanvaarden zoude zijn. Snijdend scherp, zeg ik, want hij merkte op: zoo wordt het misschien nog dat er is een christelijke kroeg en een christelijk bordeel.

Maar nu de middelen, die de protestantsche christenen zullen aanwenden tot regelihgvanhet b i o s c o o p-k waad; want daarop komt hun doen neer.

Zij willen een deskundigen plaatselijken keuringsraad, die over de uitkomende films te voren controle en selectie zal oefenen. Vreeselijke taak, naar het mij toeschijnt. Al dat onguur gedoe te moeten zien en te onderzoeken, of er allicht te midden dezer voddenkramerij en giftmengerij nog iets is, dat voor christenen te genieten valt.

Hier gaat het kind des Heeren onder de tafel van den wereldschen disch liggen en kijkt smeekend naar boven, of er alUcht ook een voor hem geschikt kruimpje kan afvallen.

Deskundige proevers, ook onder die tafel, zullen nu moeten uitmaken welke kruimpjes zonder kwaad gevolg kunnen worden genoten. En de maatstaf zal in handen zijn van prof. Waterink maar ook van prof. van Niftrik. Om hier twee namen te noemen van mannen, die niet nevens elkander behoorden te staan.

En wat stellen die protestantsche christenen zich nu voor van hun doen, hun voorlichting, die zij wandelaars op verboden wegen willen bieden? Verboden wegen? Zeker. Want men kan wel zeggen, dat de film op zichzelf niet kwaad is, dat er goede fihns kimnen zijn. Natuurlijk.

Maar wij hebben hier te doen met de bioscoop, zooals die zich thans openbaart en een verleiding ook biedt voor de kinderen der protestantsche, ook der gereformeerde kerken.

Welnu — de protestantsche christenen meenen, dat, als zij maar komen met hun deskundig onderscheidend oordeel en zeggen: daar kunt gij gaan, dat tengevolge zal hebben, dat „men" zich bij zijn bioscoopbezoek met meer oordeel des onderscheids zal gaan richten naar de normien die God voor ons persoonlijk leven stelt ook voor de vrije-tijd besteding.

Ik geloof daar niets van. Integendeel.

In de verklaring der protestantsche christenen wordt opgemerkt, dat een veelvuldig bioscoopbezoek vooral voor „geestelijk onvolwassenen" schadelijk zal zijn. •

Er zijn dus onder de arme zondaren, die wij menschen zijn, ook geestelijk volwassenen d.w.z. lieden, die tegen de zonde zöo zijn opgewassen, dat zij van het kwade niet meer behoeven te vlieden?

De Heilige Schrift spreekt eenmaal van „volwassenen". NI. m I Cor. 13:20: roeders wordt geen kinderen in het verstand, maar zijt kinderen in de boosheid en wordt in het verstand volwassen.

Wie dit laatste mocht bereiken, zal zeker zulke geestelijke volwassenheid niet willen kennen.

Zijn het misschien de lieden boven de achttien jaar 'die dan, naar het schijnt, alle boosheid en gemeenheid kunnen verdragen?

Zijn er geestelijk volwassenen, op wie de zonde geen vat meer heeft? Stellig wel. Reeds de deskundige keurders moeten daartoe behooren. Maar is deze uitdrukking ook niet reeds een tegemoetkoming aan die bioscoopbezoekers, die, nu ja, deskundige leiding voor de geestelijk onvolwassenen wel goed zullen vinden, rriaar die zelf in hun vreeselijken hoogmoed allicht liever eens naar een niet goedgekeurden film gaan? Trouwens — de films, die wezenlijk trekken, zijn stellig die, welke den toets der critiek van bedoelde deskundigen niet kunnen doorstaan. Hoewel ik niet weet hoe die protestantsche deskundige critiek werken zal.

Het wil mij voorkomen, dat „de protestantsche christenen" in deze verklaring geen bewijs hebben gegeven het arglistig menschelijk hart ten volle te verstaan.

Misschien zegt iemand nu: maar gij zelf, wat wilt gij dan?

Wel, heel eenvoudig. Niet naar de bioscoop. Daar hoort niemand, allerminst het kind des verbonds. Hier ligt heelemaal geen probleem, geen „vraagstuk" voor wie gehoorzaam wil wandelen naar Gods geopenbaarden wil in Zijn Woord.

En wij mogen nimmer onze houding, ons handelen en spreken laten bepalen door diegenen die den weg van het kwaad kiezen. Al is dat ook het grootste getal. Hier heeft de tucht der kerk haar taak. En die taak is zeker niet den wandelaars op den breeden weg een wandelkaart mee te geven, waar het 't minst gevaarlijk is.

Zij heeft alleen te zeggen: gij hoort daar niet.

En wie dan niet luisteren wil? Die zal het oordeel moeten dragen. Dat Is de weg, die het Woord Grods ons wijst.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's