GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VITRINGA

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VITRINGA

over nut, noodzakelijkheid, gezag van synoden I

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

1. Wie wat over de Nederlandsche Kerkgeschiedenis gelezen heeft, bij hem zullen, stuit hij op den naam van Campegius (Kempe) Vitringa Sr, allicht opkomen de gangbare handboeken-notitie's: Sieraad der Praneker Hoogeschool; gematigd Coccejaan; Oostersche talen en exegese; groote toeloop ook van buitenlandsohe studenten; Commentaar op Jesaja en Drie boeken over de Oude Sjmagoge. ¹)

Wie gelegenheid had, i n de historie te lezen en daarbij de norm van het Woord hanteert, ziet met genoegen, dat Vitringa bij het ouder worden zich at meer afkeert van de Cartesiaansche philosophie en, man des vredes, maar met beter begrip van „vrede" dan menigeen vóór en na hem, het opkomend rationalisme gaat bestrijden in de thesen van zijn Franeker collega Roëll inzake de eeuwige generatie van den Zoon en de beteekenis van Christus' voldoening voor den tijdelijken dood der geloovigen. Voorts zal hij kunnen waardeeren Vitringa's phenomenale historiekennis, alsook diens pogen, traditioneele beschouwingen op haar waarheidsgehalte te toetsen en zich een eigen oordeel te vormen. En zoo hij af en toe gebruik maakte van Vitringa's Jesaja-Commentaar, zal hij kunnen gevoelen voor het getuigenis, dat eens de bekende exegeet Franz Delitzsch van dit werk gaf: „De schaduwRjden van den Commentaar plegen voor den lezer op den voorgrond te treden, maar hoe langer men hem gebruikt, des te hooger leert men hem achten. Overal diepgaand onderzoek, nergens de luxe van doode geleerdheid. Het hart van den auteur is er bij. Soms rust hij op den moeitevoUen onderzoekingsweg uit en geeft hij zijn gemoed lucht in beschouwingen vol innige vreugde".²)

In 1706, ter gelegenheid van de overdracht van het Rectoraat der Hoogeschool aan zijn opvolger, sprak Vitringa over het nut, de noodzakelijkheid en het gezag van Synoden.') We willen voor den schrijver niet

opeischen een plaats in den zoo vaak tendentieus beperkten of verruimden kring van „onze beste canonici", en aldus den indruk wekken, dat wat hij beweerd lieeft, voor weinig of geen tegenspraak vatbaar is: ier, gelijk steeds en overal, beslist de critiek van het Woord; bovendien neemt genoemde Oratie in het totaal van Vitringa's oeuvre een zeer bescheiden plaats in; zijn productiviteit richt zich voornamelijk op exegese, bijbelsche theologie, archeologie. Niettemin blijken onderworpenheid aan de Schriften, nauwkeurige kennis van het verleden, waarheidsdorst en liefde tot Christus' Kerk waardevolle factoren te zijn, als het er om gaat de beteeke.nis van kerkelijke vergaderingen, in casu Synoden, te bepalen. En hoezeer Vitringa er van overtuigd is, dat de stem der Kerk weerklemk behoort te zijn van de stem Gods, en dat wat de Kerk uitspreekt moet zijn als een spreken van de woorden Gods (1 Petri 4 : 11) blijkt uit den tekst, dien hij aanstonds na den titel laat afdrukken, n.l. Ezechiël 44 : 23 en 24, waarvan hij de laatste woorden onderstreept: En zij (n.l. de Levietische priesters, de zonen van Zadok) moeten mijn volk het onderscheid leeren tusschen heilig en gemeen, en het onderscheid tusschen onrein en rein moeten zij hun onderwijzen. En bij éen twistzaak moeten zij staan om recht te spreken, naar Mijn rechtsnormen moeten zij die berechten".4)

2. Merkwaardig is nu, dat Vitringa, wanneer men van zijn betoog uitsluit de „toepassing": de aanspraak tot de Dienaren des Woords en de studenten, en tevens het gebed, waarmede de Rede besluit, ruim twee derde deel van zijn Oratie (p. 1—71) besteedt aan de bespreking van het nut der Synoden; de rest (pag. 71—99) handelt dan over haar noodzakelijkheid en gezag.

Iemand kon vragen: waarom deze orde niet omgekeerd, en niet eerst gehandeld over haar gezag en noodzakelijkheid, en dan aan het eind over haar nut?

Dit hangt samen met het inzicht van den auteur. Hij is van oordeel, dat het houden van Synoden niet volstrekt noodzakelijk is. Hij wil niet weten van een z.g. positief Goddelijk recht, waarbij het houden van Synoden verplichtend door den Heere zou zijn opgelegd. En nog veel minder zou hij willen weten van een theorie, als in onzen tijd ook in de gebonden Kerken wordt verdedigd, n.l. dat de Synoden met een eigen, zelfstandig gezag, ja met opper-autoriteit over aUe Kerken zouden zijn bekleed. Intussohen verwerpt hij de meerdere vergaderingen allerminst. Integendeel, hij acht het uitnemend, en in overeenstemming met de eischen der billijkheid, der liefde en der voorzichtigheid, dat de Kerken door haar afgevaardigden in Synodale vergadering bijeenkomen. Maar een Goddelijk voorschrift of stringent voorbeeld vindt hij in de Schriften niet. Als hij de vraag bespreekt, ' hoe het komt, dat de Christelijke Kerken zoo laat tot het houden van Synoden zijn overgegaan (tweede helft tweede eeuw) roept hij uit: „Dat niemand mij hier de samenkomst van Apostelen en Ouderlingen der Kerk van Jeruzalem, waarheen de afgevaardigden van Antiochië gegaan waren om raad te vragen inzake een zeer gewichtige godsdienstige kwestie, opdringe onder den naam van Synode, gelijk gewoonlijk geschiedt: zeer zeker in geen geval naar het woordgebruik, zooals het thans bij ons gangbaar en gestempeld is".^).

Vitringa zegt hier dus:

a) er is een kenmerkend verschil tusschen een Synode van den nieuweren tijd en de z.g. Synode uit Handelingen 15; en wel van dien aard, dat

b) deze laatste vergadering den naam „Synode" niet mag dragen; integendeel,

c) ze was niet meer dan een bijeenkomst van de ambtsdragers van één Kerk, aan welke een andere Kerk door haar ambtsdragers om raad vraagt.

Op dit standpunt is het begrijpelijk, dat Vitringa eerst de vraag stelt: wat hebben de Synoden gepraesteerd, zijn ze de Kerk tot voordeel geweest of niet? dat hij daarna de kwestie van haar noodzakelijkheid aan de orde stelt, en als hij betoogd heeft, dat ze ten zeerste wehschelijk zijn, ten slotte vraagt, hoever haar gezag reikt. ”)


1) Enkele jaartallen: In 1681 (op 21-jarlgen leeftijd) hoogleeraar in. de Oostersche talen; 2 jaar later in de theologie; nog 10 jaar later wordt hem het onderwijs In de kerkgeschiedenis opgedragen. — In 't begin dezer eeuw wordt van zijn belde hoofdwerken getuigd: „Nog heden ten dage behooren zijn „Commentarius in Jesalam" en zijn „De Synagoga vetere" tot de boeken, die gekocht eu gelezen worden in de Oude en Nieuwe wereld" (Ned. Archief voor Kerkgesch. Ie deel, 1902, bl. 424).

2) Franz Delitzsch, Commentar über das Buch Jesaja, , Vlerte Auflage, 1889, S 31.

3) Campegli Vitringa Oratio de Synodis, earumque utilltate, necessitate, auctorltate. Hablta in Templo Academlco Ipsis Kalendls Junils 1706 cum Magistratu Academlco abiret. Franequerae, apud Franclscum Halmam.

4) In de Oratio staat het latijnsche: seciindum judlcia mea diriment eas (met terugslag op het voorafgaande: Et praeerunt dlrlmendls controversus). Wij volgden de vertaling van Noordtzfl In K.V.

5) Ne quls mlhi hic Conventum Apostolorum et Presbyterorum Ecclesiae Hierosolymltanae, quam Delegatl Antlocheni de gravlssimo Rellgionls quaesito coasultura Iverant, Ssmodl aomlne, quod vulgo fit, obtrudat: neutlqüam sane ex usu vocis, nobis nunc recepto demonstratoque.

6) Vitringa's uitvoerig werk (1138 pagina's) over de Oude Synagoge heeft (vertaald) tot voUedlgen titel: „Drie boeken over de Oude Synagoge waarin zoowel over de namen, structuur, oorsprong, bestuurders, dienaren en heilige zaken der Synagogen wordt gehandeld, als ook vooral wordt aangetoond, dat de vorm van haar bestuur en dienst is overgegaan in de , christelijke Kerk".

Dienovereenkomstig trekt hij een parallel tusschen het Sanhedrm te Jeruzalem en den Raad van de Kerk te Jeruzalem ten tijde der Apostelen (p. 866). Zoolang de Joodsche Staat bestond, berustte bij het Sanhedrin het hoogste gezag over alle Synagogen der Joden; evenzoo had de Raad der Jeruzalemsche Kerk het hoogste gezag over alle christelijke Kerken, zoolang de Apostelen aan het hoofd daarvan stonden. Maar na de opheffing der Palestljnsche en Babylonische Sanhedrlns, wier gezag nog enkele eeuwen na Jeruzalems val gehandhaafd bleef, werden alle Synagogen vrij en onafhankelijk, behoudens in zoover zij door haar religie verplicht waren elkander wederkeerlg zulke diensten te bewijzen als de gemeenschap en de vriendschap vorderden (p. 867), waarvoor hij verschillende bewijzen bijbrengt. Bvenzoo werd de Raad van de Jeruzalemsche Kerk met de geloovlgen aldaar, zoolang de Apostelen daar leefden en werkten, beschouwd als band en wortel der gansche christelijke gemeenschap (p. 858). Maar de dood of verstrooiing der Apostelen en de val van Jeruzalem beteekenden tevens het einde van het gezag van den Jeruzalemschen Raad, aangezien God noch aan dezen Raad, noch aan eeuigen anderen ter wereld geschonken had de vaste en onfeilbare successie van den Geest en van de genade. Zoo werden dan na den dood der Apostelen alle Kerkeraden van gelijk recht en gezag en van gelijke waardigheid. ledere plaatselijke Kerk' werd vrij en onafhankelijk, wat niet beteekeude, dat ze van nu voortaan los stond van de andere christelijke Kerken. Neen, de Kerken waren krachtens het gedoopt-zijn tot één geestelijk lichaam en krachtens de belijdenis van één geloof verplicht, den band der gemeenschap en der liefde met de andere Kerken aan te houden (p. 863, 864).

Op deze beschouwmg, ook zooals Vitringa die nader uitwerkt, zou nog wel het een en ander aan te merken zijn. We noteeren dat Vitringa ze tien jaar later In zijn „Oratio" niet herhaalt. En dat hij in die rede de beslissing over opgekomen geschillen niet laat afhangen van wat een meerderheid oordeelt te behooren tot den alle Kerken omvattenden band des geloofs, maar alleen van het Woord des Heeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 september 1948

De Reformatie | 12 Pagina's

VITRINGA

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 september 1948

De Reformatie | 12 Pagina's