GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE ZIN DER VRIJMAKING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ZIN DER VRIJMAKING

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(II, Slot)

En wat moeten we nu doen?

Voor wie de zaken nuchter, eerlijk en vooral liefdevol beschouwt en doorleeft, is dat zeer duidelijk.

Indien we het waarachtig goede voor de gebonden kerken zoeken, als we niet tegen haar maar o m haar strijden, moeten we spreken, werken, worstelen om.> de, in de eerate plaats voor haar zelf, zoo doodelijke gevaarlijke besluiten weg te doen! Radioaal en voor goed.

Dat is het eenige, het volstrekt eenige wat we moeten nastreven. Als dat geschiedt kan alles goed worden. Als dat niet geschiedt wordt alles, alles een ramp, erger dan die welke de kerken in 1944 trof. Men kan de gebonden gereformeerde kerken en de in de binding levende broeders kerkelijk geen grooter kwaad doen dan om deze kernkwestie heen te loopen of haar te camoufleeren. Zakelijk, schriftuurlijk gezien, haat men hen als men hen niet opwekt mee te werken dat Gods ban, die ook naar het oordeel van de friesche predikanten in hun leger wroet, wordt opgeheven. Alle „vriendelijkheid", „broederlijkheid", „harteüjkiieid", die niet vóór alles dezen oproep duidelijk en krachtig laat hooren en blijft aandringen isin wezen een verdoovingsmiddel, een loslaten van de greep op de^onscientie, een o n t v l u c h t e n van de roeping en ontrouw jegens de naasten die God op onzen weg plaatst, een verscheuren van de kerk.

Alle eenheidspogingen welke deze centrale kwestie niet duidelijk en centraal stellen, zullen zoo de kerk onnoemelijk schade doen. Want zij verhinderen de bekeering. En spelen zoo Satan in de kaart. Reeds bijna dertig jaar geleden schreef onze hoofdredacteur de volgende zeer actueele woorden: „Verdeel en heersch; zou dat alleen de leuze zijn geweest van imperialisten en usurpators? Zou alleen 'het militairisme en het wereldrijk, dat voor oogen is, er mee gebaat zijn?

Dwaas is, wie het gelooft.

„Verdeel en heersch", deze leuze is het wachtwoord der hel, een vondst van satanisch vernuft. Van satanisch vernuft, zeggen we; want alle ontbinding van wat God heeft saamgebonden is 't groote doel van den duivel. Maar dan ook van satanisch vernuft; de duivel toch schrijft niet in plompe pompositeit dit geheim van zijn zegevierende oorlogstactiek in zijn vaandel, dooh houdt het stillekens voor zichzelf alleen. Dat is 't beste oorlogsgeheim; dat is de krijgslist, die niet achter de feiten aankomt, doch eraan voorafgaat; en die bij Satan methodisch ingedacht is; dat is de krijgslist niet voor een keer, doch voor altijd. Tot zijn ingewijden zegt hij: verdeel, zaai twist en vorm secte op secte; maar tot wie hem niet begeeren, tot wie hem zouden schuwen in zijn naaktheid, houdt hij, — en in zijn handen heeft hij de twee staven, die den naam' voeren „liefelijkheid" en „samenbinding" — een Idinkende redevoering over de eenheid. Een redevoering, ook over de eenheid der kerk en over de (toekomstige) kerk van eenheid. En met zijn fijne logica brengt hij in zijn redebeleid een opzettelijke logische fout, natuurlijk gemaskeerd achter vrome argumentatie, en hij tracht het zoover te brengen, dat ook de kerk verdeeld en verbrokkeld wordt in naam der eenheid, dat Satan heerschen kan, straks op haar puinhoopen, ten troon geheven, zonder dat ze dat wilden, mede door hen, die meenden te voeren den heiligen oorlog van den strijd ttógen Satan.

En zoo maakt hij vele slachtoffers. Slechts zij kunnen zijn tactiek onderkennen, wier vernuft en wier perversiteit het duivelsche raken óf die afgedaald zijn tot de grondgedachten van het Woord van God, d.i. van Hem, wiens vernuft dat van den Satan in de schaduw stelt.

Slachtoffers van die duivelsche logica zijn daarom altijd respectabele menschen. Ze behooren niet tot de ingewijden van Satan; hij weet, dat hij zijn tactiek voor hen verbergen moet achter schoenen schijn en dat ze het goede zoeken voor de gemeente van alle eeuwen. Hun fout is alleen, dat ze niet genoeg zijn doorgedrongen tot de grondgedachte der Schrift, dat hun logica niet evenredig is aan hun goeden wil".

Maar zijn er dan niet allerlei fouten gemaakt en zonden bedreven door de „vrijgemaakten" ?

Wie, die in den zwaren kerkelijken strijd hebben meegfrstreden, zullen er ook maar één moment aan hebben gedacht dit te loochenen? Ik vermoed, dat ieder ^ hunner met smart, maar tegelijk ook grif, zal toegeven, dat hij zijn zonden en gebreken nooit zóó heeft zien werken en zich daar nimmer zóó van bewust is geworden als in de laatste jaren. Probeeren alle slechte neigingen en begeerten zich niet juist in een kerkelijke worsteling met kracht te laten gelden? Maar laat men met het oog daarop zich toch laten Jeiden door de Schriftuurlijke wijsheid, die Sikkel eenmaal aldus vertolkte:

„Men moet ook in de beoordeeling van onzen arbeid onderscheid maken tusschen de zaak, die wij voorstaan, en onze persoonlijke verkeerdheden. pn dan mogen wij verklaren, dat wij ten opzichte van de zaak, waarvoor wij strijden, en den weg, waarin wij in gehoorzaamheid aan den Heere en Zijn Woord ten strijde trekken, een goede consciëntie hebben. Wij meenen hiervan voor God rekenschap te kunnen geven. Wij zijn ons hierin waarlijk geenerlei eigenwilligheid bewust. Wij kunnen en moeten met Luther spreken: „Hier sta ik. Ik k a n niet anders. God helpe mij!" O, hoe gaarne waren wij ons leven lang buiten den strijd gebleven. Hoe gaarne hadden wij dien ontweken. Hoe kunnen wij smachten naar de bevrijding uit den strijd. Maar wij kunnen, wij mogen niet anders. Wij moeten belijden: „Gij, Heere! hebt mij overreed en ik ben overreed geworden. Gij zijt mij te sterk geweest en hebt overmocht!" En dit werk Gods in ons kunnen wij niet verloochenen. Onze zaaksgerechtigheid in dezen handhaven wij. Cxods weg is ook voor ons in dezen doorlouterd! Hij heeft ons onderwezen door Zijn Woord en Geest. Hij heeft onze vingeren onderwezen ten strjde.

Ten strijde voor dewederopbouwing, voor de reformat! e, voor de éénheid Zijner Kerk in ons dierbaar vaderland, overeenkomstig Zijn Woord.

Voor God mogen wij verklaren, dat het ons daarbij niet om onszelven te doen is, maar omdat Hij ons door zijn Woord en Geest leerde, dat zóó alleen de zegen des Heeren in Zijne Gemeente in Nederland kan wonen. Omdat zóó alleen de zielen van ons en onze broeders, van ons en onze kinderen wasdom in de genade kunnen ontvangen door de opbouwing des lichaams van Christus. Die wasdom toch is verre, zoolang wij des Heeren Kerk laten liggen in puin. Omdat zóó alleen het ongeloof en de goddeloosheid in Nederland in hunne openbaring kunnen worden neergeworpen. Omdat zóó alleen hulpe daagt voor de verwaarloosden en ellendigen. Omdat zóó alleen de revolutie van het sociahsme en de ondergang van land en volk kunnen worden gekeerd. Omdat, — en dit zij ons altijd het liefste! •— omdat zóó alleen de eere van 'jnzen God en van onzen gezalfden eii gekroonden Zaligmaker kan worden geopenbaard. Het is ons om den prijs van Zijn bitter lijden en sterven te doen. Wij zullen Hem dien niet toebrengen. Neen, Hij heeft dien van den Vader ontvangen. Maar de Heere leerde ons, dat het loon op zijn arbeid, de vrucht der genade, openbaar wordt in den weg van den arbeid en strijd Zijner discipelen om de wederopbouwing, de reformatie, de éénheid en de heiliging Zijner Kerk o v e r - eenkoimstig Zijn Woord.

Die taak, dien weg verdedigen wij met ons leven, onder beding der genade Gods. Maar overigens kent niemand onze gebreken in dezen arbeid beter dan v«j zelven. Het zij hier beleden, dat wij nog nooit van eenigen arbeid anders dan schuldig en beschuldigd terugkeerden. Al beschuldigde niemand ons, daar blijft voor ons niet anders over, dan bij onze tranen, zuchten en smeekingen over de ellende der Kerk, te voegen onze tranen, zuchten en smeekingen over de ellende van onszelven, die de reformatie aanvankelijk begeeren".

Ons is zoo schrikkelijk onrecht gedaan. Tal van mannen, en bekwame mannen in Nederland, hebben deze zonde op hun geweten en gaan er mee voort, om ons als verwerpers, bestrijders, haters der Kerk voor te stellen en al onze woorden en bedoelingen dientengevolge te verdraaien. Wij zijn op die wijze voor duizenden in Nederland onvers t a a n b a a r geworden. O, het is zoo vreeselijk, dit te moeten verdragen! Maar, de Heere kan dezen smaad van ons wegnemen.

Zij thans slechts betuigd, — en mocht hierover nu eens door broeders en zusters, die ons tegenstaan, worden nagedacht! — dat wij tegen geen enkelen broeder één woord begeeren te richten, waarmee wij hem onrecht doen; dat wij niet tegen de Kerk, maar vóór de Kerk leven en sterven willen, en dat onze strijd haar behoud zoekt; maar dat al wat in ons is roept, smeekt, getuigt, arbeidt, en strijdt tegen den ban, die Gods toom over de Kerk en over Nederland haalt; den ban, waarvoor de oogen; niet geopend zijn en stelselmatig gesloten worden gehouden; den ban, die uit den booze is. Deze ban is de gruwel, die al onzen broeders tot schade voor hunne ziele is".

En daarom:

Laten wij trouw zijn aan Christus en zijn kerk!

Laten wij de waarachtige liefde koesteren voor hen, die den ban in Christus' kerk deden komen en die oorzaak zijn dat deze in haar blijft en voortwerkt.

Laten wij rusteloos en vóór alles, ja, alleen blijven worstelen om het wegdoen van al die beslissingen, welke niet naar het Woord van God zijn en daarom de kerk hebben gescheurd.

Laten wij, erkennend wat er nog aan werking Gods,

aan prediking, aan geloof en zooveel meer, overal gevonden wordt niet meewerken, dat ook dat goede door God zal worden weggenomen!

Laten we denken aan het woord van Ds De Graaf, die juist met het oog op de situatie waarin wij verkeeren, eenmaal sprak:

„Alleen, wat Christus in Zijn genade en trouw nog aan zegen hier en, daar schenken wil, is voor ons geen regel des levens, maar Zijn Woord, dat om een openbaring der Kerk, om een kerkeüjk instituut roept, dat aan zijn roeping trouw is. En het beleven van de eenheid der Kerk bestaat dan daarin, dat men zich houdt aan dat instituut, en in smart dat instituut in militante houding ziet staan tegenover het andere, dat zijn j-oeping verzaakt, in vertrouwen ook, dat door dien strijd men worstelt om de openbaring van de eenheid der Kerk naar het Woord des Heeren. Slechts zij, die den strijd opgaven en verzoening prediken, verzaakten de worsteling om de eenheid. Ook deze eenheid kan alleen in de worsteling om de waarheid ver­ kregen worden".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 oktober 1948

De Reformatie | 12 Pagina's

DE ZIN DER VRIJMAKING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 oktober 1948

De Reformatie | 12 Pagina's