GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

CENTRAAL COMITé VAN, ANTIREVOL. KIESVEKEENIGDSTGEN.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

's-GRAVENHAGE, 28 Dec. 1948.

Den Hooggeleerden Heer Prof. K. Schilder, Vloeddijk 14, Kampen.

Hooggeleerde Heer,

Ingevolge het telefonisch gesprek tussen U en den heer J. Schouten, den voorzitter van het Centraal Comité, deel ik U op verzoek van laatstgenoemde beleefd mede, dat het Moderamen van hét Centraal Comité in zijn gisteren gehouden vergadering besloten heeft het Centraal Comité te doen bijeenkomen op Woensdag 12 Januari 1949.

Met hoogachting en beleefde groeten,

Voor het Moderamen, de Adjunct-Secretaris:

(w.g.) R. GOSKER.

Aan het Centraal Comité der Antirevolutionaire Partij te Den Haag.

Hooggeachte Heeren,

In antwoord op den brief d.d. 13 September '48, dien wij van U mochten ontvangen, en in aansluiting aan Uw daarna gevolgden brief van 28 December '48, mogen wij het volgende onder Uwe aandacht brengen.

In het onderhoud, dat d.d. 14 Juni '48 tusschen Uw moderamen en ons heeft plaats gehad, werd Uwerzijds aanvankelijk de stellige meening uitgesproken, dat de Anti-Revolutionaire Partij als politieke partij zich niet mocht en niet kon uitspreken over direct en zuiver kerkelijke handelingen, ook niet, wanneer deze binnen den kring dergenen, die jarenlang in overgroote meerderheid uit principieelen aandrang zich hadden vereenigd in en tot politieke beginselstudie en daarmee overeenkomenden politieken arbeid, een theoretisch en ethisch conflict aan het licht hadden gebracht van zoodanigen omvang en diepte, dat het samengaan op welk terrein ook van principieelen arbeid voor en in het Koninkrijk Gods er door verhinderd en steeds meer onbereikbaar gemaakt wordt.

Deze Uwe zienswijze was trouwens ook in stellige adviezen, die de Voorzitter van het Centraal Comité aan Kiesvereenigingen gegeven had, tot uitdrukking gebracht, en werd ook nadien tot op den huldigen dag door onderscheidene Kiesvereenigingen practisch gevolgd bij officieel besluit.

In bedoeld onderhoud is onzerzijds opgemerkt, dat de U bekende Amersfoortsche conclusies voor ons een onverbrekeUjke eenheid vormden. Daaruit concludeerden wij in Uw bijzijn, dat wij in een eventueele studiecommissie terzake van theoretische bezwaren tegen het Anti Revolutionaire beginselprogramma geen zitting zouden kunnen nemen, indien dit ethische conflict niet weggenomen werd.

Tenslotte werd daarop Uwerzijds de toezegging gedaan, dat binnen korten termijn ons schriftelijk zou worden medegedeeld, wat na rijp beraad Uw definitieve beslissing zou zijn betreffende de vraag, o f de door ons aangewezen kerkelijke handelin; gen, gezien haar ernstigegevolgen, en onder het aspect van deze gevolgen, door de Ant i-R evolutionaire part ij instanties konden worden aan de orde gesteld en behandeld, ja dan neen.

In stee van zulk een bondig antwoord op de gestelde vraag kwam nu Uwerzijds in den brief van 13 September '48 het verzoek tot ons, schriftelijk aan te geven, welke concrete handelingen onzerzijds van de Anti-Revolutionaire Partij dan wel werden verlangd. Het moge ons vergund zijn op te merken:

a. dat dit niet het ons toegezegde antwoord was;

b. dat onzerzijds in bovenbedoeld mondeling onder­

houd reeds in groote trekken aangegeven was, welke mogelijkheden wij in dezen zagen; en

c. dat nadere schriftelijke detailleering onzerzijds geen zin kan hebben, indien de Uwerzijds aanvankehjk uitgesproken zienswijze, welke ook in bondige adviezen neergelegd is, en in partijverband tot uitgangspunt voor het interne partijleven genomen is en wordt, de Uwe blijft.

Wij meenen dus U te moeten verzoeken, alsnog, en dit vóór 15 Februari '49, ons op de mondeling U gestelde en hierboven wederom, geformuleerde vraag Uw definitief categorisch antwoord te geven.

Ten overvloede herhalen wij wat reeds mondeling U gezegd is:

dat tegen ons door of namens een Generale Synode de zwaarste beschuldigingen zijn uitgesproken, waarvan de tekst U werd voorgelezen en sindsdien onder Uw oogen is neergelegd; ^)

Deze samenvatting van de officieel uitgesproken beschuldlgmgen luidde als volgt:

Den geschorsten werd o.a. ten laste gelegd het verrichten van wat „In wezen „muiterij In de Kerken" " la (Schrijven van de Synode aan de kerken, d.d. 25 Febr. 1944, Acta p. 361) en het bedrijven van „de In art. 80 K.O. genoemde zonde van scheurmaklng" en van „wat In ons AvondmaalsformuUer wordt omschreven als het begeeren aan te richten van „tweedracht, sekten en muiterrj in de kerken" " (Toelichting op het Synode-besluit tot schorsing van Prof. Dr K. Schilder, p. 18).

Hun daden werden aangemerkt als „tweedracht, sekten en muiterij". De Synode constateerde „welbewust" bij hen „de grove zonde van openbare scheurmaJdng en openlijke verachting der kerkelijke orde" (Toelichting op het Synode-besluit enz., p. 33).

Zij gingen zich te bulten aan het „aanrichten van scheuring en tweedracht in de Kerken" en het „overtreden van het 5e en 9e gebod" (Acta art. 518, schorsing Prof. Grefldanus).

Zij maakten zich schuldig aan het „leeren van valsche leer en het bedrijven van openbare scheurmaldng" (Schorsmgsvonnls Ds H. Veltman, zie Ref. 27 Oct. 1945).

Zij verstoorden „de door Christus gewilde goede kerkelijke orde", ondermijnden „het door den Koning der Kerk aan de meerdere vergaderingen verleende gezag" en hielden zich niet aan de „in het onderteekenlngsformuller" , .afgelegde belofte" (Schorsing Ds Doekes, zie Ref. 19 Juli 1945).

In de door de Synode van 1944 aan de kerken gerichte — niet In haar Acta opgenomen — brief van 25 Augustus van dat jaar, sprak zij „haar diepe droefheid en haar ernstige verontwasirdlgtng" uit over de „oppositie" In de kerken, „welke zij als revolutionair moet kenmerken en veroordeelen". En zij wekte de kerken op „de door of namens deze Synode geschorste of ontzette ambtsdragers" niet te „erkennen en wederom te ontvangen als wettige ambtsdragers In Gods kerk".

dat wij van oordeel zijn, dat iedereen, die studie maakt van de officieele stukken, zonder eenige moeite constateeren kan, dat de rapporten, op grond waarvan vele figuren, die voor de leiding van het christelijk leven in Nederland hun krachten hadden ingezet, zijn gestooten uit de plaats, vanvijaar zij aan dat leven leiding konden geven, wemelen van tegenstrijdigheden en dus als voos en onzedeHjk geoordeeld zijn;

dat aan ons als eisch Gods gesteld is, wat nadien tegenover anderen geen oogenblik is gehandhaafd; dat bindingen, die op straffe van ambtelijke uitsluiting ons opgelegd zijn, later veranderd zijn, zonder dat hierover schuld beleden werd;

dat de wijze, waarop enkele Hoogleeraren en vele andere ambtsdragers bejegend zijn, spot met de eenvoudigste rechtsregelen, en dat ze dus een-rechtstreeksche blamage beteekent voor elk betrokken christeUjk samenlevingsverband;

en dat het nog steeds verdergaand sollen met de waarheid en het recht Gods en met onze plaats in het Koninkrijk der Hemelen, in het camoufleeren van de in geding zijnde feiten en het saboteeren der eigenüjke rechtsgedingen, ook in zijn nieuwste vormen, ons met weerzin vervult.

Ook een politieke partij, waarvan de eene groep de andere bejegent op een wijze, die aan alle broederschap gespeend is en blijft, en met Gods recht den spot drijft, is ten doode gedoemd. En het benauwt ons, dat dit ethisch conflict — zooals in de historie steeds het gevolg geweest is — wordt vergezeld van een ontstellende afbuiging naar links, niet alleen in de kerkeUjke samenleving, welke zich thans van ons bevrijd weet, maar ook aan de Vrije Universiteit en in geschriften van toonaangevende auteurs der Anti Revolutionaire Partij.

Inmiddels verblijven wij met hoogachting,

(w.g.) H. M. MULDER.

C. DE JONG.

H. HOEK.

C. VEENHOF.

K. SCHILDER,

A. ZIJLSTRA.

P. GROEN.

J. MEULINK.

K. SMIT.

K. SMIT. P. DEDDENS.

B. HOLWERDA.

W. G. BEEFTINK.

D. VOS.

Kampen, 10 Januari 1949.


1) Wij zenden U bij dezen voor Jiet eerst of bij vernieuwing toe:

1. de conclusies van het Congres te Amersfoort;

2. de brochure „Kracht en doel der poUtieik";

3. een samenvatting van de officieel uitgesproken beschuldigingen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 mei 1949

De Reformatie | 12 Pagina's

CENTRAAL COMITé VAN,  ANTIREVOL. KIESVEKEENIGDSTGEN.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 mei 1949

De Reformatie | 12 Pagina's