GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Precisie in het gebed voor de ambtsdragers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Precisie in het gebed voor de ambtsdragers

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat Uw priesters zich bekleeden met gerechtigheid Haar priesters zal Ik met heil bekleeden Psalm 132:9a en I6a.

Wanneer Gods volk in druk en moeite komt te verkeeren en het daarin zijn God zelf bij vernieuwing leert kennen en liefhebben, is een der blijken van zulken wederkeer de opscherping in het gebed. De kerkgebeden worden dan bevrijd van subjectivisme en egocentriciteit; ze geven weer blijk van den eenvoudigen moed des geloofs, waarmee de bidder God houdt aan Zijn beloften en aldus den werkelijken ootmoed betoont in de eerbiediging van Z ij n zaak. In zulke omstandigheden weten die gebeden ook weer te meer van zuinigheid en precisie in de woordkeus en hoeden de bidders zich voor overhaasting en slordigheid.

Psalm 132 geeft daar een opmerkelijk bewijs van. In de eerste plaats al door de herinnering aan Davids gebedsworsteüngen om de zaak van het huis, den tempel des Heeren. Hoe werd hij daarin beheerscht door het belang des Heeren en hoezeer maakte hij de zijne en die des volks daaraan ondergeschikt. En hoe verhoorde God, toen Hij op den Sion, eerst in een tent, vervolgens in den tempel, kwam wonen bij Zijn volk, het voorsmaak gevend van latere Pinkstervreugd. Maar ook — hoe werd sindsdien blijkbaar die Pinksterblijdschap op de proef gesteld. Op welke vnjze — we gissen er maar niet naar; de vraag, op welke omstandigheden en historie deze psalm is terug te voeren, blijve hier onbeantwoord. Maar de psalm geeft blijk van te zijn gedicht in een situatie, waarin wel eenerzijds beseft werd de rijkdom der kerk in den God der ruste, maar tevens moest worden geconstateerd, dat er veel aan ontbrak, dat Gods zaak ook weer veel schade leed voor het oog en de weg van Zijn sabbatsrust en Pinkstergemeenschap scheen te worden gebarricadeerd door zonde en haar leed-en strafgevolgen. Zoo ten minste moet men zich den toestand wel voorstellen, om te kunnen verstaan dtn klaag-èn den juichtoon, de mineur èn de majeur, den ootmoed èn den moed van dit lied.

In die omstandigheden is het, dat de hier biddende kerk een pijnüjke nauwkeurigheid aan den dag legt in haar woordkeus, in het bijzonder wanneer het gaat over de geregelde ambtsdragers, de vaste voorgangers van het volk. Wat bij ons de dominees zijn en mede de ouderlingen, waren voor een bepaald deel en in belangrijke mate toen de priesters. Hoeveel verschil er ook zij tusschen de hiërarchie van toen en de Pinksterorde vandaag, ook zij waren vertegenwoordigers van God bij het volk, van het volk bij God ten dee Ie in overeenkomstigen zin als waarin de huidige ambtsdragers het zijn. Namens God zegenden zij, voor en namens het volk baden zij. En vooral ook, zij moesten het volk leeren, oud-testamentisch weliswaar, maar dan toch leeren, onderrichten 'nameüjk in de wet als paedagoog tot Christus, onderwijzen de rechten des verbonds. Daarop kwam dus veel aan. Mag het in de nieuw-testamentische orde nog vaak zoo zijn, dat deformatie bij de voorgangers in de hand werkt veraohtering bij de schare, toen, wijl de schare onmondig was, nog te meer. En nu Gods volk in moeite kwam en Zijn zaak schade leed, büjkt in dezen • psalm hoezeer Gods volk leert zien het belang van het recht gekozen gebed voor de ambtsdragers. Van hen wordt nu apart gesproken. En zulks in fijn, precies, en zuinig gekozen woorden: dat Uw priesters zich bekleeden met gerechtigheid.

GERECHTIGHEID.

Dat woord valt hier wel bijzonder op. Reeds omdat vers 16 uit den mond van Jahwe aanhaalt het woord en antwoord, dat Hij Zijn priesters zal bekleeden met heil En nog temeer, omdat in een parallelplaats in de Schrift, n.l. het slot van Salomo's gebed bij de tempelinwijding in 2 Kron. 6 grootendeels dezelfde woorden voorkomen als in het midden van Psalm 132, maar juist met een verschil op dit punt, want daar luidt het gebed tot God: dat uw priesters zich bekleeden met heil. Het woord van Jahwe in Ps. 132 is in Salomo's gebed woord van de kerk tot Hem. Bij de tempelinwijding wordt Jahwe direct gevraagd orh heil als het priesterlijk gewaad, als hun toerusting en voorziening waarmee zij komen tot het volk. Maar in Psalm 132 gaat de vraag minder ver, bhjft zij staan bij gerechtigheid, terwijl uit Jahwe's mond het andere woord, heil, als Z ij n voornemen wordt gehoord.

Staan die beide in tegenstelling met elkaar, het eene gebed en het andere? Allerminst. Wanneer Jahwe alles belooft, mag Gods volk alles vragen; minder zou Hem aanranden in Zijn vaderlijk welbehagen. Salomo heeft in zijn ootmoedig gebed het volste recht, ja de plicht, te vragen om heil als het kleed der priesters. Geüjk gij vragen moogt en zult om voorgangers, die een b 1 ij d e boodschap verkondigen aan Sion. Maar intusschen, Gods volk, dat nauw leeft, zal niet altijd zoo maar alles vragen, het kent tijd en wijze en onderscheiding in den omgang met zijn God.

De verloren zoon acht zelfs zich niet waardig een kind genaamd te worden; wanneer hij maar weer als huurling mag beginnen, doch in elk geval voor zijn vader werken en leven uit zijn hand. En de in zekere mate berooide kerk van Psalm 132 acht het voor ditmaal niet haar eerste taak om naar he i 1 te vragen waarmee de voorgangers in het heiligdom zich zullen voorzien. Want zij weet, hoe zwaar er gezondigd werd tegen den hemel en tegen de ark. Voor wat de voorgeschiedenis betreft van Davids tempelbegeerten, is te denken aan een tijd als van Hofni en Pinehas, toen de ongerechtigheid der priesters hoogtij vierde. En hoe dikwijls geschiedde zulks later niet. De priesters leerden de wet niet meer en het volk verging omdat het geen kennis had. Maar zie dan ook, wanneer Israël na zulken tijd wederkeert tot den Heere en voor Zijn zaak weer oog krijgt, dan begint het met ootmoedig gebed: laat nu uw priesters zich maar eerst weer gaan bekleeden met gerechtigheid. Heil? O zeker', dat begeert het volk. Maar in tijden van verval roepen priesters en volk al te gemakkehjk van heil, vrede, welvaart. En wanneer daarvan bekeering komt, loopt de kerk 'God aan: geef ons nu maar weer ambtsdragers, die voor alles zich binden aan Uw wet, het recht des verbonds, die staan in de rechte verhouding tot U rechtvaardige, heilige. God en het volk zulke houding en verhouding leeren.

Zoo bekeert zich de kerk van haar oppervlakkigheid, vleeschelijkheid, gemakzucht, wedergeboortehypothesen en de daaraan verbonden ethiek en overmoedige levenshouding. Gteef ons voorgangers, . God, die maar één drift kennen: Uw wet. Uw gerechtigheid, de drift van Psalm 119, priesters als Zacharias met zijn vrouw EUsabeth in alle godvreezendheid.

En dan mag de kerk, diezelfde, ook weer het antwoord opdiepen uit Gods klare beloften: die priesters, zegt Hij, zal Ik met heil bekleeden. Heil. Welvaart, blijdschap, vrede, voorspoed, evangelie, blijde büjde büjde boodschap. Zijn büjde boodschap immers : s die van Zijn gerechtigheid, zich openbarend in den volkomen Priester die geen andere drift kende dan eigen binding, in ónze plaats, aan Gods gerechtigheden. Want tot de weergekeerde kerk komt God met Zijn overvloedig heil. Daarmee is dan God heelemaal niet zuinig; Hun

die hebben de drift naar gerechtigheid, geeft Hij het blijde heil en Hij doet het uitdijen tot gansch zeer vroolijk gejuich (16b).

Laat de vandaag vaak moede kerk tot zulke gebedstrouw haastig wederkeeren. En tot zulke gebedsprecisie. Daar komt vaak loomheid: zijn we nog niet van de kwesties af, zouden we nog niet eens in de kerk hooren alleen het blijde heil in plaats van onvermoeid den eisch der reformatie? Laat een kerk, die in deze verzoeking verkeert. Psalm 132 bidden: God, geef ons ambtsdragers, die niets anders doen dan Uw gerechtigheden als een kleed zich. aantrekken. Mooie praatjes hebben we jaren lang gehoord en Uw kerk en Uw dienst gingen er kapot aan. Geef nu bewogenheid vanwege Uw heiligheden en nauwgezetheid om op elke plaats te vragen naar de rechte verhouding tot U, o God. Dan zult Gij voor de rest wel zorgen. Het heil is dan verzekerd. Dan houdt U zelf wel de wegen open. Dan ontsluit U zelf wel. de paden van den luidenlof.

Een — met name ook voor haar ambtsdragers — precies biddende kerk wordt ook precies verhoord. Precies naar haar priesterlijk bidden en haar profetisch denken. En dan pas, en zoo, boven bidden en boven denken. Wie op het laatste speculeert, speelt gevaarlijk spel. Wie het eerste betracht, maakt God het wonder wèl.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 juni 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Precisie in het gebed voor de ambtsdragers

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 juni 1949

De Reformatie | 8 Pagina's